50

Het huis maakte een treurige indruk alsof het, in plaats van onlangs betrokken te zijn, verlaten was. Links en rechts waren sporen van Bonnards onvoltooide renovatiewerkzaamheden – een stapel nieuwe vloerdelen op de veranda, kratten met dakpannen en een provisorisch, met zwart plastic gedicht venster.

Het gevoel van verlatenheid was zo intens dat ik oprecht verbaasd was om Chantal in de keuken aan te treffen, waar ze, met haar hoofd in haar handen, aan de grenenhouten tafel zat. Voor haar, op het tafelkleed, lag een aantal ingewikkeld uitziende voorwerpjes. Ondanks het daglicht dat volop door het venster naar binnen stroomde, had ze een bureaulamp gepakt om nog beter te kunnen zien.

‘Je bent lang weggeweest,’ zei ze.

‘Ik ben een kijkje gaan nemen bij de boot. En ik kwam Felix tegen.’

Nu zag ik pas waar ze mee bezig was. Ze had de onderdelen van haar Hasselblad-camera met geometrische precisie op het dubbelgevouwen witte tafelkleed gelegd – de lenzen, de sluiter en een stuk of vijftig radertjes, schroefjes en veertjes. Metaal en glas weerkaatsten het licht. Chantal was altijd nog even stapel op de Hasselblad, die inmiddels de status van antiek verdiende. Het was haar eerste echte camera geweest, en hij had haar vergezeld in schuilkelders en in brandende gebouwen, en op haar tochten door woestijnen en door gebieden die getroffen waren door overstromingen, hongersnoden en aardbevingen.

‘Ik denk erover om weer aan het werk te gaan,’ zei ze. ‘Parttime, of zo.’

‘Ik dacht dat we dat allemaal achter ons hadden gelaten.’

‘Maar op deze manier kunnen we toch niet eindeloos verder.’ Ze zuchtte. ‘Wat had Felix te vertellen?’

‘Onder andere dat ik niet gewenst ben op Dominics begrafenis.’

Ze keek met een ruk op. ‘Heeft Felix dat gezegd?’

‘Hij zei dat hij geen keus had. En dat begrijp ik ook wel.’

Ze stond op, pakte mijn handen en keek me aan. ‘Dit is mijn schuld, Iain. Ik heb dit huis gekocht. Als ik dat niet had gedaan, zaten we nu ergens in Parijs te eten, of reden we in de Provence door de wijngaarden.’

‘Wil je dat?’

‘Nou, hier valt voor ons weinig vreugde te beleven.’

Ik zei niets.

Ze liet mijn handen los. ‘We zoeken iemand die het huis voor ons opknapt en dan zetten we het te koop. En dan gaan we weg.’

‘Ik weet niet zeker of ik daar al aan toe ben.’

‘Ja, lieverd, maar het draait niet alleen om jou.’

‘Chantal, Dominic heeft de dagboeken aan mijn vader gegeven.’

Ze keek me met grote ogen aan.

‘Toen ik hierheen terugliep, werd het me ineens duidelijk,’ zei ik. ‘Nadat die priester vermoord was, heeft Dominic de dagboeken aan mijn vader in bewaring gegeven. Hij hoopte waarschijnlijk dat hij ze mee naar Engeland zou nemen, maar omdat mijn vader niet wist of hij levend het Kanaal over zou komen, heeft hij de dagboeken op La Division verstopt.’

‘Iain – ’

‘Ik dacht dat ze misschien in de boot waren verstopt, maar al die tijd had ik het antwoord pal voor mijn neus. Ze staan aangegeven op het plattegrondje. Een rechthoek in een rechthoek – een doos in een doos. Die drie lijntjes, dat zijn geen spijlen of een rooster of zo, maar het zijn drie voorwerpen. Drie boeken. Onder de woonkamer van La Division. Dat is de plek waar hij ze verstopt moet hebben.’

Ze sloot haar ogen. ‘O, toe, Iain.’

‘Goed, ik kan er niet honderd procent zeker van zijn, maar ik heb sterk het gevoel dat het zo is gegaan. Eén ding is wel duidelijk: hij en Billington zijn niet vanuit de Vasse de zee op gegaan. Het tij klopt niet, dat heb ik je al gezegd. Ze zijn vanaf La Division vertrokken, en voordat ze zijn weggevaren, heeft hij de dagboeken verstopt.’

‘Iedereen weet hoe ze zijn ontkomen,’ zei ze kortaf. ‘Dr. Pasqual heeft ze vanaf de brug de rivier af zien varen. Dat heeft hij zelf verteld. Tij of geen tij, hij heeft ze nagekeken.’

‘Ik heb zojuist een poosje op die brug gestaan. Vanaf die plek is de werf niet te zien. En zelfs bij daglicht is ook de riviermonding niet te onderscheiden. Vanaf de brug kun je hooguit vijftig meter de rivier af zien.’

‘Wil je zeggen dat die oude man heeft gelogen?’ riep ze ongelovig uit. ‘Dat het hele dorp heeft besloten om hier en masse over te liegen?’

‘Nee, niet het hele dorp. Vier mannen. Meer was niet nodig. Vier mannen die een geheim moesten bewaren, hebben hun eigen versie over de gebeurtenissen van die avond verzonnen, en die verder verteld. En dat is het verhaal dat iedereen gelooft.’

‘Waarom zouden ze zoiets doen, Iain?’

‘Dat weet ik nog niet.’

‘Dat wéét je niet? Je bedenkt deze hele constructie zonder er een motief voor te hebben? Moet je jezelf toch eens horen!’

‘Mijn vader en Billington zijn naar La Division gebracht, en de vier mannen die hen daarheen brachten, moeten een reden hebben gehad om erover te liegen. En het antwoord moet in de dagboeken te vinden zijn. En omdat ze nog steeds daar in La Division liggen, wil Garnier de hele boel slopen en er een nieuwe betonnen fundering storten.’

‘Iain, dat is waanzin. Als er iets in die dagboeken staat waar die mensen bang voor moeten zijn, waarom zou Garnier ze dan niet gewoon opzoeken en verbranden?’

‘Misschien weet hij niet precies waar hij moet zoeken. Misschien is hij daarom wel in paniek geraakt toen hij mij met mijn plattegrondje zag. Serge heeft het niet gedaan, Chantal. Degene die Dominic heeft vermoord was op zoek naar de dagboeken, en dacht dat die oude man ze had. Maar ze hebben al die jaren op La Division gelegen.’

‘Liefste, dat zal niemand willen geloven,’ verzuchtte ze. ‘Serge heeft een slechte reputatie en hij is voor de politie op de vlucht gegaan. Ze hebben geen andere verdachte nodig.’

‘Nee, maar ze zullen wel naar een ander op zoek moeten zodra de dagboeken boven water zijn en we allemaal kunnen lezen wat vader Thomas daarin heeft opgeschreven. Dat zou wel eens een heel ander motief kunnen opleveren.’

Ze drukte haar wijsvinger tegen mijn lippen.

‘Het spijt me, Iain. Voor mij heeft het lang genoeg geduurd.’

‘Nee, luister – ’

‘Ik heb genoeg gehoord. Te veel. Ik wil dat we weggaan. En ik wil niet langer wachten. Ik wil hier vanavond nog weg.’ Ze liep terug naar de tafel. ‘En dat meen ik, Iain.’

‘O, en dat noem je achter mij staan?’

‘Waar haal je het lef vandaan om dat tegen me te zeggen?’ Ze was zachter gaan praten en haar stem klonk dreigend. ‘Ik heb hier nooit willen blijven, dat weet je best. Maar ik heb het huis voor jou gekocht. Om jou de gelegenheid te geven deze hele geschiedenis te verwerken. Ik leek wel gek. Ik dacht dat het verleden je vrij zou maken, maar in plaats daarvan ben je erin verstrikt geraakt.’

We keken elkaar woedend aan.

Ik zei: ‘Je kunt de auto nemen.’

‘Wat?’

‘Je hebt gelijk. Het is precies zoals je zegt. Het spijt me.’ Ik haalde de sleuteltjes uit mijn zak en gaf ze aan haar. ‘Je moet hier weg. En Kate ook. Neem de auto, en ga. Nu.’

‘Iain, je kunt hier niet alleen blijven. Wat heb je hier in vredesnaam nog te zoeken?’

‘Ik heb nog een dag of twee nodig, langer niet. Vooruit. Neem de sleutels.’

‘Jezus, wat denk je dat dit is? High Noon of zo? Wat denk je hier nog te bereiken?’

‘Een paar dagen maar. Om een aantal dingen uit te zoeken.’

‘Houd die rotsleutels van je maar. Ik ga pakken.’ Ze deed twee stappen in de richting van de deur, en draaide zich met een ruk weer naar mij om. ‘Ik kom niet terug, Iain. Heb je dat begrepen? Als je niet met mij meekomt, ben ik weg.’

‘Een paar dagen maar,’ herhaalde ik.

Ze hield mijn blik nog een paar seconden vast, en liep toen met nijdige stappen naar de slaapkamer.

Ik zat achter het bureau van het tuinhuis waarvan ik ooit had gehoopt dat het mijn vaders kamer zou worden. Ik wist niet hoe lang ik daar al zat en naar het vallen van de avond had gekeken – ik schatte een uur of twee. Om de zoveel tijd zag ik Chantal in het huis met een tas of opgevouwen kleren langs een raam lopen. Nog even, en ze zou klaar zijn met pakken. Ik had meerdere keren op het punt gestaan naar binnen te gaan, om te proberen het goed te maken. Maar ik wist dat Chantal meende wat ze zei, en dat deed ik ook.

Ik hoorde voetstappen naar het tuinhuis komen en keek op, maar het was Kate die binnenkwam. Ze zag bleek en haar haren zaten in een strakke staart.

Ik zei: ‘Kom bij me zitten, lieverd.’

‘O, hou op, pap,’ snauwde ze. ‘Oké?’

Ze boog zich over het model van de 2548. Zoals altijd wanneer ik hier binnen was, had ik de mahoniehouten kist opengedaan. Het was een ritueel, het opendoen van de kist – het openen van mijn vaders verhaal. Het openen van het verleden.

‘Mam heeft het niet meer,’ zei ze ten slotte. ‘En ik maak het er niet beter op.’

‘Ik ook niet, ben ik bang.’

‘Ze heeft gezegd dat ik een taxi moet bellen.’

‘Nou, dan zou ik dat maar doen. En, Kate? Ik wil dat je met haar meegaat.’

‘En jij?’

Ik gaf geen antwoord.

Ze legde haar hand op het dak van de stuurhut en boog zich voorover om door de raampjes naar de bebaarde gestalte te kijken die aan het wiel stond. ‘Dit moet opa voorstellen, hè?’ vroeg ze.

‘Het is zoals Dominic hem zag, dus ja, ik neem aan dat hij er toen zo uitzag.’

Ze blies wat stof van de raampjes van de stuurhut en keek nog wat beter naar het houten poppetje dat haar grootvader verbeeldde. Toen kwam ze naar het bureau en bleef naast mijn stoel staan.

‘Waarom zit je hier eigenlijk?’

‘Ik probeer mijzelf ervan te overtuigen dat ik volkomen geschift ben.’

‘En, lukt dat?’

‘Nee.’

‘Laten we met zijn drieën gaan, pap. Sinds we hier zijn, loopt alles verkeerd.’

‘Dat kan ik niet ontkennen. Maar ik heb nog even tijd nodig.’

‘Bedoel je dat je nog een paar dagen hier wilt blijven om dat dierbare mysterie van je op te lossen?’

Ik legde mijn hand op de hare. ‘Het is niet mijn mysterie, Kate, maar het mysterie van je opa. En hij wil niet vertellen hoe het is begonnen, laat staan hoe het afloopt.’

Ze was even stil en dacht na.

‘Als het waar is, van die dagboeken,’ zei ze, ‘dan betekent dat toch automatisch dat Serge niet meer verdacht wordt, hè?’

‘Dat weet ik niet. Maar het betekent in ieder geval dat er iemand anders geweest kan zijn met een duidelijk motief om Dominic te vermoorden. Dus ja, als ik gelijk blijk te hebben, zou dat inderdaad positief voor Serge kunnen zijn.’

Ze boog zich langs me heen over het plattegrondje dat voor me op het bureau lag. Ze zei: ‘Een doos in een doos. Dat zou heel goed voor het hele dorp kunnen gelden.’

Chantal riep Kate en we gingen alle twee naar buiten. Ze stond met vier stuks bagage aan haar voeten op de veranda.

Kate zei: ‘Ik ga die taxi bellen.’

‘Dat heb ik al gedaan,’ zei Chantal tegen haar. Ze meed mijn blik. ‘Ga je spullen halen.’

Kate keek van haar moeder naar mij en terug. ‘Ik wil alleen maar…’ begon ze, maar ze maakte haar zin niet af en ging het huis in.

Chantal slikte en keek me met de grootste moeite aan. Ze zei: ‘We gaan naar Londen. Naar de flat. Dat gaan we doen.’

‘Dat lijkt me het beste.’

‘En dan…’ Ze aarzelde, en haar stem beefde. ‘En dan kijk ik daar wel wat ik verder wil doen.’

De koplampen van de taxi schenen de straat in, en de auto was al bijna bij de oprit.

‘Chantal…’

‘Ik kan er nu niet over praten.’ Ze zuchtte alsof ze pijn had. ‘En blijf ons daar alsjeblieft niet staan nakijken. Dat kan ik niet verdragen.’

Ik ging weer naar binnen, luisterde hoe de taxi over het grind reed en hoe ze hun koffers van de veranda droegen. Ik bleef net zo lang zitten tot ik de portieren had horen dichtslaan en de auto was weggereden. Ik wilde het niet zien. Ik was nooit in staat geweest om Chantal te zien vertrekken.

Toen het geluid was weggestorven, ging ik via de keuken naar binnen. Ik haalde een fles whisky en een glas uit de kast, ging ermee aan de keukentafel zitten en luisterde naar de wind die rond het huis woei en alles liet rammelen en klapperen.