37
Ik zette Chantal en Kate af bij het SNCF-station in St. Malo. Ze waren op het nippertje voor de trein van zeven uur, en ik zag ze met hun zwaaiende tassen en wapperende haren als schoolmeisjes over het perron rennen. Ik wachtte tot ik de gestroomlijnde locomotief in beweging zag komen.
Toen ik weer thuiskwam, zag ik dat het licht in het tuinhuis nog aan was. Ik liep erheen, duwde de deur open en strekte mijn hand uit naar de schakelaar.
Serge kwam haastig overeind. ‘Monsieur Madoc.’
Hij was even verrast als ik. Ik zag dat hij op zijn knieën voor Dominics model had gezeten. De gelakte kist stond open. Zijn canvas rugzak en zijn gereedschapsriem lagen op de vloer.
Hij zei: ‘Ik zag dat u het raam open had laten staan, en toen ben ik naar binnen gegaan om het te sluiten. Maar toen zag ik dit, en ik kon de verleiding niet weerstaan om er even naar te kijken. Ik ben er diep van onder de indruk.’
‘Ik ook.’
‘Heeft die oude Dominic dit gemaakt? Echt onvoorstelbaar. Ik heb gehoord dat hij modellen maakt, maar ik heb nooit geweten dat hij daar zo goed in is.’ Serge schudde zijn hoofd. ‘Hij is me er eentje, hè? Ik denk wel eens dat hij de enige is die normaal is, en dat alle anderen, mijzelf inbegrepen, ze niet allemaal op een rijtje hebben.’
‘Dus dan ken je hem goed?’
‘Ik zie hem wel eens op zijn boot, wanneer ik de rivier op vaar. Maar ik ben nooit bij hem thuis geweest, en ik heb zijn modellen nog nooit gezien.’
‘Vraag hem dan maar eens of je ze mag zien. Daar zul je hem een groot plezier mee doen.’
Hij boog zich opnieuw over het model heen. ‘Heeft hij deze voor u gemaakt?’
‘Voor mijn vader. Dominic is ervan overtuigd dat mijn vader op een dag naar St. Cyriac zal komen om het op te halen.’
‘Maar u twijfelt daaraan?’
‘Volgens mij was hij dolblij om hier indertijd weg te kunnen. Dat zou ik ook zijn geweest. Ik weet nog steeds niet precies hoe hij het voor elkaar heeft gekregen om in dat open bootje, met een gewonde man aan boord en vlak voor de neus van de Duitsers langs, te ontkomen.’
‘Die Duitsers? Dat stelde niks voor.’ Met een eerbiedig gebaar deed Serge de deksel van de kist weer dicht. ‘Het echt grote gevaar van de Vasse is het tij.’
Ik herinnerde me dat hij eerder ook al iets in die trant tegen me had gezegd, en in gedachten zag ik de kanoërs en de kinderen met hun catamarans, die tegen de stroming opboksten.
‘Vertel me daar eens wat meer over, Serge. Over het tij.’
‘Uw vader moet een waanzinnig geluk hebben gehad. Niemand kan tegen het tij in – bij opkomende vloed bedoel ik – vanuit de Vasse de zee op varen. De stroming is dan veel te sterk. En de Vasse al helemaal. Soms krijg je te maken met een bore.’
‘Een wat?’
‘Een bore. Dat is een getijdengolf. De rivier is diep, maar hij is ook smal en vlak voorbij Bourgognes werf, bij de waterkersbedden, maakt hij een paar scherpe bochten. Wanneer de vloed opkomt, duwt hij het rivierwater terug naar achteren, waardoor het zich als het ware ophoopt. Maar op het moment dat het tij keert, krijgt de rivier ineens de overhand, en komt al dat opgehoopte water in één keer vrij en stroomt weer naar zee. Dat noem je een bore.’
Ik had me over dat fenomeen laten vertellen, in de rivier de Severn, en het had indertijd een diepe indruk op me gemaakt. Ik zag het beeld voor me van een muur van water die snel en geruisloos, modder en dode takken met zich meevoerend, naar zee toe raasde.
‘De bore van de Vasse valt op zich nog wel mee,’ zei Serge. ‘Ik schat dat hij op zijn hoogst, en tijdens het hoogtepunt van de vloed, een halve meter hoog is. Maar waar het om gaat is dat hij, op het moment dat het tij keert, ontzettend snel kan zijn.’
‘Dus dat betekent dat mijn vader bij eb gevlucht moet zijn?’
‘Ja, en een bore zou dan helemaal geweldig zijn geweest, want daarmee zou hij in een mum van tijd een heel eind de zee op zijn gekomen. En dat zou ook verklaren waarom de Duitsers hem niet hebben gezien. Hij zou ze in een flits voorbij zijn geschoten. Maar daarvoor zou wel een exacte timing nodig zijn geweest.’
‘En er is waarschijnlijk geen enkele mogelijkheid om uit te zoeken wat het tij die nacht deed, of wel?’
‘Ja, hoor. Dat kan ik voor u nagaan.’
‘Meen je dat? Kun je na al die jaren nagaan wat er op een bepaalde nacht is gebeurd?’
‘De maan en het tij veranderen niet. Eén officieel gegeven is voldoende om zo ver terug te kunnen rekenen als je maar wilt, en met een computer is het helemaal een fluitje van een cent. Ik zoek het wel uit.’
Hij pakte zijn rugzak en zijn gereedschap.
Ik zei: ‘Er is geen haast, Serge.’
Hij bleef staan en scheen niet goed te weten of hij moest blijven of moest gaan. Zijn rugzak was een goedkoop, oud legerding dat waarschijnlijk bij een dump vandaan kwam. De flap hing open, en ik zag een zwaar beduimeld lesboek en twee schetsboeken in een leren band. Het grootste van de twee was opengeslagen, en ik kon een klein gedeelte van een felgekleurde afbeelding onderscheiden. Ik tikte op het omslag.
‘Mag ik zien wat je gemaakt hebt?’
Hij aarzelde, maar weigerde niet. Ik haalde het schetsboek uit de tas en hield het bij het licht. De aquarellen waren prachtig. Het was me onmiddellijk duidelijk waar hij zich voor het abstracte werk op inspireerde – de spiraalstructuur van slakkenhuizen, de bossen zeewier, de hoekige vormen van de krabben. Ik werd onmiddellijk gegrepen door de zinnelijke uitstraling van zijn werk, dat tegelijkertijd uiterst gedetailleerd was.
‘Serge, dit is schitterend. Maak je dit voor je opleiding?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, dit doe ik gewoon voor de lol.’
‘Maar je zei toch dat je studeerde?’
‘Klopt,’ zei hij snel. ‘Ik studeer mariene biologie bij de IFREMER. Zegt u dat iets? Het instituut voor mariene wetenschappen?’
‘Is dat niet in Parijs?’
‘Ze hebben vijf centra. Het dichtstbijzijnde is in Brest. Ik studeer voornamelijk schriftelijk.’
Hij pakte het schetsboek weer van me aan en stopte het op nogal ruwe wijze terug in zijn tas. ‘Mijn speciale project zijn de zandbanken. Ik ga er altijd heen wanneer het tij laag genoeg is – ’s ochtends vroeg, of ’s avonds. En op die manier kan ik overdag hier zijn.’
‘Wil je zeggen dat je erheen vaart als het donker is? In dat kleine bootje van je?’
Hij stak zijn kin in de lucht. ‘Ik weet heus wel wat ik doe.’
‘O, daar twijfel ik niet aan.’ Ik herinnerde me wat ik over de zandbanken had gelezen: dat ze, bij vloed, in drijfzand veranderen waarin mensen, wrakken en zelfs hele schepen moeiteloos kunnen verdwijnen. ‘Je hebt blijkbaar een passie voor dat soort ruige, onberekenbare plaatsen.’
Serge haalde zijn schouders op, maar ik zag dat ik een gevoelige plek had geraakt. Hij friemelde even aan de sluiting van zijn rugzak, hield daar abrupt mee op en keek, niet naar mij, maar naar de muur.
‘Wat me raakt, monsieur Madoc, is de schoonheid daar. Op de zandbanken. Op zee. Om ons heen is zo veel schoonheid, maar we gaan er zo achteloos aan voorbij. We zien de patronen niet. Het is net alsof we er te dicht bovenop staan met onze neus. Alsof het ritme te traag voor ons is, waardoor we de muziek niet kunnen herkennen.’
Ik had dit helemaal niet van Serge verwacht, maar ik begreep meteen waarom Kate hem zo aantrekkelijk vond. Hij was een outsider. Hij was anders. Hij deed alsof hij heel stoer was, maar onder dat stoere gedrag school iemand die erg gevoelig was voor alles om hem heen.
‘Waar woon je, Serge?’
‘Verderop, langs de kust. Mijn ouders wonen even buiten Lannion.’
‘Op een boerderij?’
Hij schoot meteen in de verdediging. ‘Wat dacht u dan? Een stacaravan voor zigeuners? Compleet met kampvuren en duellerende violen?’ Hij hees de riem van zijn tas over zijn schouder en wees op Dominics model. ‘Het spijt me. Ik had het eerst moeten vragen, voor ik in de kist ging kijken.’ Hij liep naar de deur.
‘Serge?’
Hij draaide zich om. ‘Ja?’
‘Zie ik je morgen?’
‘Natuurlijk.’
‘Ik moet ’s ochtends voor een afspraak naar St. Malo. Zou jij hier dan een oogje in het zeil willen houden?
‘Geen probleem.’
‘En misschien kunnen we dan morgenavond samen ergens een hapje eten, als je niets anders te doen hebt.’
Ik zag dat mijn uitnodiging hem verbaasde, maar ook dat hij er blij mee was. Hij knikte verlegen en ging weg.