43

Ik zat op het ijzeren bankje bij de graven van mijn vaders bemanning en keek naar het uitgaan van de mis. De kerkgangers waren voornamelijk oudere mensen met stralende, vrome gezichten. Een groot deel van hen knikte me in het voorbijgaan toe. Ik knikte terug, en toen ik dacht dat ze allemaal weg waren, stond ik op en liep naar de deur van de kerk. Een van de parochianen, een ouder dametje in een paars mantelpakje, moest wat getreuzeld hebben, want ik botste in het portaal bijna tegen haar op. Ze glimlachte en hield de kerkdeur voor me open. Ik bedankte haar en stapte in de koele stilte.

Het rook naar gedoofde kaarsen en naar de enorme wit met paars en blauwe boeketten die aan weerszijden van het altaar stonden. En tussen die boeketten in zat Felix voor het altaar geknield. Hij kwam overeind, sloeg een kruisje en kwam naar me toe.

‘Ik heb begrepen dat Bonnard je met een half dak heeft laten zitten. Ik denk erover de schoft te excommuniceren.’

‘Chantal denkt dat het mijn schuld is omdat ik te veel vragen stel.’

‘Vragen staat vrij, maar het is meestal geen goed idee om het verleden op te rakelen als niemand daar wat aan heeft.’ Hij zweeg. ‘Sommige van deze kerels zijn gewoon een stel bekrompen oude stakkers, Iain. Ze willen niets van buitenstaanders weten. Als ik jou was, zou ik er niet te veel achter zoeken – uiteindelijk gaat het maar om één incident.’

‘Niet één. Vóór ik naar Engeland terugging, had ik die botsing met Garnier, en gisteren kreeg ik een preek van Marie-Louise, dat ik Dominic met rust moest laten.’

‘Marie-Louise?’ Hij keek me verbaasd aan. ‘Waarom?’

‘Ze is bang dat ik de oude man van streek maak. Maar misschien zat er meer achter.’

‘Zoals?’

‘Ik weet niet. Maar telkens wanneer ik een beetje onder de oppervlakte van mijn vaders verhaal ga wroeten, is er wel iemand die me op mijn vingers tikt.’

Hij keek me aan. ‘Het probleem is natuurlijk dat het niet uitsluitend je vaders verhaal is.’ Hij rechtte zijn schouders. ‘Laat het maar aan mij over. Ik zal hier en daar eens wat mensen aanspreken.’

‘Felix, het is niet alleen maar dat ze iemand van buiten proberen tegen te werken.’

‘Wat nog meer dan?’

‘Ik heb de tijden van eb en vloed opgezocht voor de nacht waarop vader Thomas is vermoord. Ik kan me niet voorstellen dat mijn vader die nacht heeft kunnen ontkomen in zo’n klein bootje. Niet vanaf de Vasse, in ieder geval.’

‘Kom, kom, Iain.’ Hij boog zich naar me toe en gaf me een klap op mijn schouder. ‘Denk je echt dat we ons voor kunnen stellen waartoe twee wanhopige jonge kerels ruim zestig jaar geleden in staat waren? Misschien hebben ze die boot wel voorbij de monding gedragen. Of misschien is het wél mogelijk om tegen het tij in te varen, als je maar goed genoeg kunt zeilen. En…’

‘En?’

‘En misschien had je wat delicater te werk moeten gaan. Vergeet niet, mijn vriend, dat de mensen hier hun verleden keurig op orde hebben. Ze hebben jouw vader en de mijne tot hun helden uitgeroepen. Ze zitten er echt niet op te wachten, Iain, dat jij een deel van die geschiedenis komt herschrijven. Kom, wind je er nu maar niet zo over op en laat het aan mij over. Ik zal zorgen dat iedereen goed begrijpt dat je hier niet bent om moeilijkheden te veroorzaken.’ Hij keek me recht aan. ‘Dat is toch zo, hè?’

Ik kon niet zeggen of hij een antwoord van me verwachtte, maar ik zei niets terug.

‘Waarom laat je de hele zaak niet rusten? Kom naar het feest vanmiddag. We drinken wat en ik help je bij het contact met de plaatselijke bevolking. Ontspan je. Ze zullen je er des te meer om mogen.’ Hij keek me grinnikend aan. ‘En wie weet, misschien heb je het zelf ook wel naar je zin.’