45
Het was heel vroeg en ik zat in de tuin. Aan de overkant van de weg langs zee zette het eerste zonlicht alles in vuur en vlam. Ik kon het dorp horen ontwaken – een auto die startte, het geratel van een metalen rolluik, het luiden van de kerkklok. Felix zou het intussen wel gehoord hebben. En dr. Pasqual. En Le Toque, en Garnier, en madame Didier. Het hele verrekte dorp zou het intussen wel weten. Niets zou ooit nog worden zoals voorheen.
‘Pap?’
Kate stond een paar meter van me af, naast de populier. Ze had twee dampende mokken in haar handen. Haar gezicht was gevlekt en opgezet en haar ogen waren rood.
Ze zei: ‘Je ziet eruit alsof je niet hebt geslapen.’
‘Dat kan ik van jou ook zeggen, meisje.’
Ik zag haar onderlip trillen, liep snel naar haar toe, nam de mokken van haar over, zette ze op een terrastegel en sloeg mijn armen om haar heen.
‘Ik voel me zo gemeen,’ zei ze, tegen mijn shirt gedrukt. ‘Die arme oude man is dood, maar ik huil niet eens om hem.’ Ze deed een stapje naar achteren, pakte een prop tissues en veegde hem ruw over haar gezicht.
Vanaf de kant van het dorp kwam een donkerblauwe Peugeot aangereden. Hij passeerde de onregelmatige heg langs de tuin, kwam een eindje verder tot stilstand, reed achteruit en stopte vlak voor waar wij stonden. Het rechterportier ging open. Er stapte een man uit en hij keek over de heg.
‘Monsieur Madoc?’
‘Ja.’
Hij glimlachte oogverblindend naar me. Hij was in de dertig, donker en knap op een manier die me aan de films uit de jaren vijftig deed denken, en hij droeg een donkergrijze kasjmieren jas en een zorgvuldig geperste broek. Hij hupte over de afvoergeul, lette goed op dat er geen modder op zijn glanzend gepoetste schoenen kwam, en stapte door een opening in de heg.
‘Inspecteur Sharif,’ stelde hij zich voor, terwijl hij een zwartleren handschoen van zijn hand trok. ‘Het gaat natuurlijk over de dood van Dominic Charpontier.’
Ik schudde zijn hand. ‘Charpontier? Ik wist niet dat hij zo heette.’
Kate draaide zich om. ‘Ik laat u alleen.’
‘Nee, nee, mademoiselle,’ zei Sharif snel. ‘Blijft u nog even, alstublieft.’
Kate keek me vragend aan.
Ik zei: ‘Nou, inspecteur, ik denk niet dat mijn dochter u op enige manier behulpzaam zal kunnen zijn.’
‘Nee, nee, alstublieft, ik zou het waarderen als u bleef.’
Hij wurmde zijn hand weer in de handschoen en glimlachte ietwat ironisch naar Kate, alsof hij wilde zeggen, ja, ja, je hoeft mij niet te vertellen dat dit allemaal onzin is, maar je weet hoe dat gaat. Ze zei niets terug, maar ze bleef.
Ik zei: ‘Zullen we niet liever naar binnen gaan en daar praten?’
‘Dat is niet nodig,’ zei Sharif. ‘Het is een heerlijke ochtend. Ik hou van de buitenlucht.’
Inspecteur Sharif leek mij absoluut geen buitenmens. Ik zag dat hij onder zijn jas een lavendelblauw overhemd en een donkerblauwe das met een zilveren speld droeg. Het was eeuwen geleden dat ik voor het laatst iemand met een dasspeld had gezien. En het was bijna even lang geleden dat ik iemand een das had zien dragen.
‘Gisteravond heeft brigadier Freycinet mij al een verklaring afgenomen,’ zei ik.
‘Inderdaad, monsieur. En ik ben deels hier om u te bedanken voor uw hulp in deze zaak. Als u er niet was geweest, was het onze eerbiedwaardige brigadier waarschijnlijk niet opgevallen dat het geld was verdwenen.’ Hij brak een twijgje af en bestudeerde het aandachtig. ‘En als er geen geld in het spel was geweest, hadden we waarschijnlijk aangenomen dat die arme Dominic zich had zitten bezatten, en vervolgens een aanval van razernij had gehad. Maar negenendertigduizend euro is voldoende motief voor roof. Want dat is het bedrag dat vermist schijnt te worden.’
Kate zei: ‘Er zit een pad op uw schoen.’
De inspecteur keek met een ruk omlaag. De pad was op zijn brogue gebotst, en nu zat hij met zijn twee voorpoten doodkalmpjes op het glimmende leer.
Sharif glimlachte. ‘Hij heeft vast geen kwaad in de zin.’
‘Ik vreesde eerder voor het lot van de pad,’ zei Kate.
Sharif trok zijn voet terug. Het dier, dat deze bruuske beweging niet verwacht had, rolde op zijn rug en trappelde met zijn poten in de lucht. Ik bukte me en zette hem goed neer, en hij zocht diep verontwaardigd een veilig heenkomen onder de struiken. Sharif keek het dier na totdat hij veilig uit het zicht was.
‘Krijg je geen wratten van die beesten, of zo?’
‘Inspecteur, wat denkt u dat er met Dominic is gebeurd?’
‘We wachten nog op de uitslag van het onderzoek en de rest van de getuigenverklaringen, en een volledig rapport van de lijkschouwer. Maar ik kan u wel alvast vertellen dat hij een bloeduitstorting op zijn achterhoofd had.’
‘Heeft iemand hem geslagen? Dominic?’
‘Dat kunnen we pas met zekerheid zeggen wanneer we het rapport van de lijkschouwer hebben.’
‘Maar toen ik hem vond, lag hij in bed.’
‘We vermoeden dat iemand hem eerst heeft geslagen, en hem daarna in bed heeft gelegd. Of hij is er zelf naartoe gestrompeld.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘In deze fase van het onderzoek is nog van alles mogelijk.’
‘Hoe lang was hij al dood?’
‘Op het moment dat u hem vond zal hij iets van vierentwintig uur dood zijn geweest.’
‘Zo lang al?’
‘Madame Duquesne dacht dat hij bij de Bourgognes was om te helpen bij het optuigen van de praalwagen. Iedereen nam automatisch aan dat hij op de werf bezig was. En de Bourgognes dachten dat hij alvast naar het dorp was gegaan om dáár met de voorbereidingen te helpen.’ Hij spreidde zijn handen. ‘Iedereen dacht dat hij ergens anders was.’
‘Dus dan is het zaterdag gebeurd.’
‘Waarschijnlijk zaterdagavond. Met de uitslag van het onderzoek weten we het pas zeker. Maar wat we nu al kunnen zeggen, is dat het ernaar uitziet dat hij in vrij korte tijd een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid alcohol tot zich heeft genomen.’
‘Ik heb hem nog nooit iets zien drinken.’
‘Volgens Freycinet dronk hij wanneer hij uit zijn doen was. Dat was een uitzondering, maar als dat gebeurde, dan kon hij niet stoppen. En drinken is gevaarlijk met die ziekte.’
‘Wat voor ziekte?’
‘Hij was zwaar epileptisch. Wist u dat niet?’
‘Nee.’
‘Het schijnt dat alcohol en die medicijnen elkaar niet verdragen.’
‘Waarom zegt u niet gewoon wat u hier komt doen?’ vroeg Kate met een gespannen stem.
‘Mademoiselle?’
‘U bent heus niet gekomen om zomaar een praatje te maken en te doen alsof u zo dol op de bloemetjes en de bijtjes bent. Waarom zegt u het niet?’ Haar stem kreeg een schrille klank. ‘U bent hier voor Serge, hè? Iedereen weet dat hij al eerder moeilijkheden heeft gehad, dus natuurlijk verdenkt iedereen hem als eerste.’
Ik zei: ‘Kate, niemand heeft het over Serge.’
‘Het spijt me te moeten zeggen dat uw dochter gelijk heeft – tenminste, tot op zekere hoogte.’ Zijn stem had inderdaad een lichtelijk spijtige klank. ‘Serge Baladier is in het verleden in aanraking geweest met de politie. Het gaat om ernstige kwesties. En het kan natuurlijk volledig toevallig zijn, maar hij is bovendien de enige van degenen die zaterdag bij Dominic op bezoek zijn geweest, die we niet hebben kunnen vinden.’
‘Dat bedoel ik nou!’ riep Kate uit. ‘Is dat niet gemakkelijk?’
‘Is Serge bij Dominic geweest?’ vroeg ik.
‘Volgens madame Duquesne is hij zaterdagavond kort voor middernacht even bij hem geweest. Ze zegt dat ze de indruk had dat hij dronken was. Ze was in haar eigen flat en lag in bed te lezen, maar ze hoorde iets en zag Serge Baladier de trap op gaan. Kennelijk brandde er nog licht bij Dominic, maar dat was op zich niet bijzonder. Ze bleef nog even staan kijken, maar toen de jongen kort daarna weer verdween, zocht ze er verder niets achter. Weet u wat de reden van zijn bezoek kan zijn geweest?’
‘Ik heb vorige week samen met Serge gegeten, en ik heb hem aangeraden om eens bij Dominic langs te gaan om zijn modellen te bekijken.’
‘En is het waarschijnlijk dat hij dat rond middernacht zou doen? En dronken?’
‘Ik heb werkelijk geen flauw idee wat hij daar heeft gedaan.’
‘Ik ook niet. En het zou fijn zijn als we dat aan monsieur Baladier zelf konden vragen, maar helaas is onze Serge onvindbaar.’ Sharif keek van Kates gezicht naar het mijne en terug. ‘Neemt u mij niet kwalijk dat ik deze zo voorspelbare vraag moet stellen, maar wanneer hebt u hem voor het laatst gezien? En dat vraag ik aan u allebei.’
Kate draaide zich om en liep huilend terug het huis in. Sharif en ik keken elkaar zwijgend aan totdat de deur met een harde klap achter haar was dichtgevallen.
‘Zaterdagmiddag,’ zei ik. ‘Ze hadden ruzie.’
‘Waarover?’
‘Hij wilde eropuit in zijn boot en zij wou dat hij hier bleef, bij haar. Het leek me geen al te serieuze ruzie.’
‘Waren ze…’ Hij zocht naar de juiste woorden. ‘Voelen ze zich tot elkaar aangetrokken?’
‘Ze is verliefd op hem,’ zei ik. ‘En hij op haar.’
Ik realiseerde me dat ik dit, door het hardop uit te spreken, ineens was gaan accepteren. Misschien had Sharif dat gemerkt, want even schemerde er door dat gladde uiterlijke laagje van hem een zekere hardheid en achterdocht.
‘Neemt u mij niet kwalijk,’ zei hij. ‘Hier ben ik niet blij mee.’
‘Inspecteur, iedereen kan bij Dominic naar binnen zijn gegaan en hem dood hebben aangetroffen. Iedereen kan dat geld hebben meegenomen. Een van die andere oude mensen die daar wonen. Er zijn er genoeg die van hun leven nog nooit negenendertigduizend euro bij elkaar hebben gezien.’
‘U doet wel erg uw best om die jongen te verdedigen, hè?’
‘Serge en Kate hadden ruzie en hij is boos weggegaan. Dat is alles. Wat kan ik er verder over zeggen? Dat ik hem mag? En dat ik me van hem niet kan voorstellen dat hij zoiets zou doen?’
‘Wist u dat hij een strafblad heeft?’
‘Daar heeft hij wel iets over gezegd… problemen in het verleden.’
‘En u hebt niet gevraagd wat?’
‘Nee.’ Ik verstijfde. ‘Kinderen kunnen fouten maken, nietwaar? Zelfs zigeunerkinderen.’
Ineens was hij een stuk minder glad en welgemanierd. ‘Ik ben Algerijn, monsieur. Het kan me niet schelen of hij een Hottentot is met een bot door zijn neus. Maar als hij míjn dochter naaide, zou ik me er wel degelijk zorgen om maken dat hij drie keer gearresteerd is geweest.’ Toen hij zag dat hij mijn aandacht te pakken had, stak hij zijn gehandschoende hand op en telde af op zijn vingers. ‘Autodiefstal op zijn veertiende. Drugshandel op zijn vijftiende. Opzettelijk toebrengen van letsel op zijn zeventiende.’
‘Heeft hij iemand opzettelijk letsel toegebracht?’
‘Yannick Garnier heeft maar één nier. Dankzij hem.’
‘Maar hij is een intelligente jongen. Hij studeert.’
‘Heeft hij u dat wijsgemaakt?’
‘Hij studeert bij dat instituut voor mariene biologie. Hij heeft me zijn werk laten zien.’
‘Ja, dat verhaal vertelt hij graag. Dat instituut dat u bedoelt, monsieur, is het IFREMER, en ze hebben daar geen studenten. Het is een onderzoeksinstituut, geen universiteit. Je kunt er geen opleiding volgen. Ik kan u bovendien verzekeren dat niemand daar ooit van Serge Baladier heeft gehoord.’
‘Misschien heb ik het dan verkeerd begrepen – ’
‘Nee, u hebt het niet verkeerd begrepen. De jongen heeft u voorgelogen. En ik weet zo goed als zeker dat hij uw dochter ook maar wat heeft wijsgemaakt.’ Hij bond wat in. ‘Moet u horen, monsieur, ik waardeer uw liberale opvattingen. Het is waar, het kan best zijn dat Serge hier helemaal niets mee te maken heeft, maar dat weten we pas zodra we met hem hebben gesproken. En daar lijkt hij weinig voor te voelen. We hebben een getuige, een agent van politie, die hem met die BMW-motor van hem zondagochtend om vijf uur bij een benzinepomp buiten Rennes heeft gezien. En dat was nog voordat er een opsporingsbevel naar hem was uitgegaan. Maar die agent is een liefhebber van dat soort oude machines, en de motor viel hem op. U zult toch moeten toegeven dat Rennes een flink eind uit de buurt is voor een blokje om na een ruzie tussen verliefden.’
Ik keek hem aan en wist niet wat ik moest zeggen. Op zijn logica viel niets aan te merken, maar toch kon ik zijn conclusie niet accepteren. Het drong nauwelijks tot me door dat inspecteur Sharif me een goede morgen wenste en terugliep naar zijn auto.
Ik riep hem na: ‘En waarom zijn Dominics modellen vernield?’
Hij draaide zich om. ‘Wat zegt u?’
‘Waarom zou iemand die prachtige modellen willen vernielen?’
‘Dat is het werk van de dief,’ antwoordde hij ongeduldig. ‘Voor het geval die oude man daar nog meer geld in had verstopt.’
‘Zijn geld wás helemaal niet verstopt. Het lag gewoon in een la. Toen ik bij hem was, stond die la open en kon iedereen het geld zien liggen. Dominic interesseerde zich er niet voor. Iemand had het maar hoeven vragen en hij zou het zo hebben gegeven.’
Sharif stapte weer door de heg. ‘Heeft u een beter idee?’
Ik aarzelde. ‘Op dit moment nog niet.’
Kate was in het tuinhuis. Ze zat met haar rug naar me toe op het eenpersoonsbed dat we daar hadden neergezet. De bonte sprei was Kates eigen bijdrage geweest. Volgens mij had ze, net als ik, de gedachte dat het tuinhuis mijn vaders kamer zou worden, nooit helemaal opgegeven, noch de hoop dat hij hier op een dag zijn intrek zou nemen. Ze zat voor het raam en keek uit over de fonkelende zee.
‘Wees maar niet bang,’ zei ze, zonder zich om te draaien. ‘Ik ben uitgehuild.’
‘Hoeveel wist je, Kate? Dat moet je me vertellen.’
‘Van Serge? Alles. Bijna vanaf het allereerste moment.’
‘En ook dat hij in aanraking is geweest met de politie?’
‘Ja, dat ook.’ Ze keek me uitdagend aan. ‘Je moet toch een vermoeden hebben gehad. Probeer dat nu maar niet te ontkennen.’
Ik ging zitten. ‘Ja, misschien. Hij heeft ergens op gezinspeeld, maar ik dacht dat het om iets onbeduidends als winkeldiefstal ging. Maar handel in drugs? En mensen opzettelijk verwonden?’
‘Yannick en zijn broer vielen hem aan. Heb je zíjn littekens wel eens gezien? Er is een soort vete tussen de beide families, al járen.’
‘Kate, je moet toch toegeven dat dit ernstig is.’
‘Hij heeft die arme Dominic niets aangedaan. Dat weet ik zeker, en jij ook.’
‘O ja? Hoe moet ik dat weten?’
‘Omdat hij zoiets nooit gedaan kán hebben!’ zei ze fel. ‘Serge zou zoiets nooit doen! Dat bestaat niet! Hij is de meest lieve, tedere – ’
‘Over de hele wereld, Kate, zijn er moeders en zussen en geliefden van mensen die de meest verschrikkelijke dingen hebben gedaan, en de helft van hen zegt, o, maar hij is de meest lieve, tedere – ’
‘Hou je mond!’ riep ze uit. ‘Ik had nooit van je verwacht dat je net zo zou denken als iedereen! Niet jij!’
We zwegen allebei.
Even later vervolgde ze zachter: ‘Ik ben niet gek, pap. Ik zeg die dingen heus niet omdat hij en ik een poosje samen zijn geweest. Ik zeg het omdat hij het niet heeft gedaan, dat is alles. En het is niet eerlijk wat ze over hem beweren.’
Ik zei: ‘Als hij maar niet gevlucht was. En waarom heeft hij gelogen? Dat hij student zou zijn – en dan uitgerekend bij IFREMER?’
‘Hij heeft niet gelogen, pap. In ieder geval niet op de manier die jij bedoelt.’
‘Is er dan een andere manier om te liegen?’
‘Het project van de zandbanken is echt. Ik heb het zelf gezien. En jij ook. Aantekeningen, foto’s, kaarten en tekeningen. Hij heeft zichzelf zo ongeveer moeten leren lezen en schrijven om dat te doen, maar hij wilde het van de zomer aan IFREMER presenteren. Hij heeft er zelfs een afspraak voor.’
‘Maar ze hebben geen studenten bij dat instituut, Kate. Dat heb ik van Sharif gehoord.’
‘Dat weet ik. Maar Serge droomde ervan dat ze hem een baan zouden geven op een van hun onderzoeksboten. Wat dan ook. Hij wilde onderaan beginnen en zich opwerken. Misschien dat ze hem later een beurs zouden geven om te studeren. Dat was het enige wat hij wilde. Een stapje op de ladder. Het enige wat hij wilde…’
Ze draaide zich weer naar het raam. Ik stond op en liep naar de deur, en legde in het voorbijgaan mijn hand even op haar schouder. Ik wist net zo goed als zij dat ze nog helemaal niet was uitgehuild.
De keuken rook naar koffie en bacon. Chantal hoorde me binnenkomen en draaide zich met een aarzelend glimlachje om van het fornuis.
‘Hallo,’ zei ze.
‘Hallo.’ Ik ging aan tafel zitten.
Ze wees op het fornuis. ‘Volgens mij moeten we wat eten. Mijn reactie was geloof ik nogal overdreven. Ik snap niet goed hoe dat heeft kunnen gebeuren.’ Ze wierp een verdrietige blik op het eten. ‘Het is klaar. Wil je er iets van?’
‘Ach, waarom ook niet?’
Ze zette een bord met bacon en eieren voor me neer, en zette van alles op tafel – het rekje met de geroosterde boterhammen, de jam, de koffiepot. We ontbeten nooit op deze manier en ze zou me normaal gesproken ook nooit zo bedienen, maar ik zag dat ze vanochtend wat om handen wilde hebben. Uiteindelijk ging ze met haar eigen kop koffie tegenover me zitten.
‘Ik heb je met die smeris horen praten,’ zei ze. ‘Het was goed van je om het voor Serge op te nemen. Het moet heel veel betekend hebben voor Kate.’
Ik keek haar aan. ‘Denk jij dat Serge dit heeft gedaan, Chantal?’
‘Ik weet niet. Ik weet helemaal niets meer.’ Ze tuurde in haar koffie. ‘Alleen dat ik op dit moment wilde dat we hier nooit waren gekomen.’
Ik wist niet wat ik daarop moest zeggen.
Meteen daarna ging Chantal verder: ‘Sylvie Bertrand heeft gebeld. Ongeveer een uur geleden.’
Ik keek haar vragend aan omdat het verband me ontging.
‘Ze heeft Kates vioollessen afgezegd.’ Chantal keek op. ‘O, ze was verschrikkelijk correct hoor. Onverwachte werkdruk. Een dag heeft maar zo veel uren. Kate verdient iemand die er volledig voor haar kan zijn. Enzovoort.’
‘En?’
‘We hebben hem opgenomen, Iain. Als Serge iets heeft uitgespookt, dan ontkomen wij daar ook niet aan. Wanneer er in dit soort gemeenschappen iets fout loopt, dan moet iemand daar de schuld van krijgen, en doorgaans is dat de buitenstaander of de nieuwkomer.’
Ze liep om de tafel heen, trok een stoel naast de mijne en sloeg een arm om mijn schouders. Het was een beschermend gebaar, en een teken dat ze, wat er ook mocht gebeuren, achter me zou staan.
Ik zei: ‘Dit is mijn schuld, hè?’
‘Doe niet zo mal. Dacht je echt dat ik dergelijke onzin zou accepteren?’
Uit haar felle toon begreep ik dat ze dit ook al van anderen had gehoord, en dat Sylvie Bertrand niet alleen had gebeld om de muzieklessen af te zeggen. Ik kuste haar hand die op mijn schouder lag, stond op en ging stilletjes de keuken uit.