35

Serge arriveerde toen we net klaar waren met het ontbijt, en twee minuten later kwamen Bonnard en zijn mannen in de truck de oprit op. Ik voelde me schuldig dat ik uitgerekend nu, nu iedereen klaar was om aan het werk te gaan, vertrok, maar ik had geen keus. Ik ging naar de slaapkamer om mijn jasje te pakken. Chantal leunde tegen de open deur en nam me onderzoekend op.

Ik zei: ‘Ik beloof je dat ik vanmiddag mee zal helpen. Echt.’

‘Mooi.’ Ze plukte aan een losse draad van haar T-shirt, maar bleef me ondertussen strak aankijken.

‘Maar er zijn een paar dingen die ik eerst gedaan wil hebben.’ Ik controleerde mijn portefeuille en stopte hem in mijn zak.

‘Iain, ik snap heus wel hoe belangrijk dit is.’

‘Dat weet ik.’ Ik boog me naar haar toe en kuste haar.

Christine Tremblay keek op van haar monitor.

‘Welkom terug.’ Ze stond op en gaf me glimlachend een hand. ‘Ik had nooit gedacht dat de dagboeken van die brave vader Thomas zo interessant waren.’

‘O, u moest eens weten! Spannende lectuur!’

Ze lachte en ging me voor – haar hakken tikten op het parket. ‘En als ik het goed heb, bent u nu zelfs één van ons geworden? Een heuse inwoner van St. Cyriac? Dat noem ik nog eens toewijding!’

‘Ach, u weet hoe het gaat. We waren zo gecharmeerd van dit dorp, dat we besloten er een stukje van te kopen.’

‘Wel, nu u dan één van ons bent, hoef ik u misschien niet langer met monsieur aan te spreken.’

‘U mag me gerust Iain noemen.’

‘En ik heet Christine, voor het geval je dat niet wist. Je moet eens bij me komen eten, Iain. Ik heb een huisje in Lannion.’ Ze keek me onschuldig aan. ‘En je vrouw natuurlijk ook, als ze tijd heeft.’

Ik ging aan de tafel zitten en keek haar met enige interesse na terwijl ze naar de archiefkamer liep. Even later was ze terug met de dagboeken en ik sloeg het deel van 1941 open.

5 juni

Na afloop van de mis bevond ik me in de sacristie. Ik dacht dat ik alleen was in de kerk, maar opeens hoorde ik zachtjes huilen. Ik liep de kerk weer in en vond madame Rosen, die duidelijk erg uit haar doen was. Tot op dat moment had deze vrouw zich eigenlijk altijd een beetje spottend tegenover mij uitgelaten, op het randje van beledigend, maar ondanks onze onderlinge afstandelijkheid beschouwde ik het als mijn plicht om naar haar toe te gaan en haar mogelijk te troosten. Tot mijn verbazing liet ze zich voor mij op de vloer vallen en sloeg ze, op bijzonder onwaardige wijze, haar armen om mijn knieën.

Ze vertelde me dat haar gezin in groot gevaar verkeert. Kennelijk is er een paar dagen geleden door de regering in Vichy een tweede Statut des Juifs aangenomen, waarin wordt bepaald dat joden een groot aantal beroepen niet langer mogen uitoefenen, waaronder dat van openbare ambten. Haar man moet zijn werk als notaris neerleggen, en dat terwijl zijn familie dat beroep al generaties lang uitoefent.

Madame Rosen zegt dat ze de meest verschrikkelijke verhalen uit het oosten heeft gehoord, verhalen over zuiveringen en vernietiging. Ik probeerde haar zo ver te krijgen dat ze ging staan, want ik was bang dat er iemand binnen zou komen. Ik zei dat ze zich waarschijnlijk vergiste, want Frankrijk is de eerste natie ter wereld die de joden officieel accepteerde. De regering van Vichy mocht dan de positie van de joden binnen de maatschappij in een duidelijk kader willen plaatsen, ze zou nooit zo ver gaan om hen te vervolgen. Ik verzekerde haar dat Frankrijk trots mocht zijn op de manier waarop het met vreemde volken omging.

Maar toen ik dat had gezegd, begon ze ineens als een gek tegen me te krijsen. ‘Vreemde volken?’ schreeuwde ze. ‘Wilt u daarmee soms zeggen dat we niet even Frans zouden zijn als welke andere familie dan ook hier in het dorp?’

Ik wees haar erop dat we ons in het Huis van God bevonden, en dat dit geen plaats was voor dit soort ongeremde emotie. Daarop kalmeerde ze wat, en lukte het haar de kerk met enige waardigheid te verlaten.

Inmiddels heb ik het tweede Statut des Juifs gezien – het Statut dat op 2 juni is aanvaard – en ik moet zeggen dat de restricties inderdaad nogal ver gaan. Volgens mij gaat het bij deze Statuts voornamelijk om een politieke stellingname en zullen de bepalingen nooit ten uitvoer gebracht worden. Ik probeerde dat Madame Rosen nog op het hart te drukken, maar ik kon haar niet overtuigen.

Ik stopte de dagboeken in hun doos en liep terug naar de receptie.

Christine Tremblay straalde, en keek weer met die kokette fonkeling in haar ogen naar me op. ‘En? Heb je deze keer wel gevonden wat je zocht?’

‘Christine, wat is er nu écht met de Rosens gebeurd?’

Iets van haar licht doofde uit. Ik geloof dat we alle twee beseften dat dit niet langer het moment was voor oppervlakkig geflirt.

‘Iedereen weet wat er met hen is gebeurd,’ zei ze. ‘Ze zijn in 1942 opgepakt.’

‘Door wie? En waar zijn ze naartoe gebracht?’

‘Auschwitz. De meeste Franse joden zijn daar geëindigd.’

‘Zijn daar officiële stukken van?’

Ze ging rechtop zitten en ik hoorde aan haar stem dat ze nu op haar hoede was. ‘Daar kan ik je niet aan helpen. Dat soort dingen bewaren we hier niet.’

Ik bond wat in. ‘Luister, het was niet mijn bedoeling om – ’

‘Kan ik je iets vertellen, Iain? Als vrienden onder elkaar?’

‘Graag.’

‘Voor enkele van de oudere inwoners ligt die zaak van de Rosens heel gevoelig. Volgens mij komt dat omdat ze zich ervoor schamen dat zoiets hier, in St. Cyriac, heeft kunnen gebeuren…’

‘Aha.’

‘En uiteindelijk is het ook al erg lang geleden.’

‘Ja.’

Maar ik bleef staan waar ik stond. Ze keek me ongelukkig aan, en toen pakte ze opeens haar tas en deed hem open. Ze haalde er een wit visitekaartje uit en gaf het aan mij.

‘Rabbijn Silberman in St. Malo,’ zei ze. ‘Hij heeft een archief aangelegd van alle joodse families uit de streek. Niets officieels, maar het is zijn hobby. Zeg hem maar dat je van mij komt.’

‘Dank je,’ zei ik. ‘Heel hartelijk dank.’

Toen ik bij de deur kwam en achteromkeek, zat ze nog steeds naar me te kijken.

Ik had behoefte aan wat tijd om na te denken en liep, het visitekaartje afwezig tegen mijn nagel tikkend, naar het kerkhof. Vlak voordat ik bij het ijzeren bankje voor de graven van mijn vaders bemanningsleden was gekomen, zag ik dr. Pasqual. Hij keek glimlachend naar me op en gebaarde me dat ik naast hem moest komen zitten. Dat deed ik.

‘Zo jong nog,’ zei hij, met een knikje op de graven. ‘Negentien jaar nog maar. Tweeëntwintig. Zeventien. Maar zo werkt het nu eenmaal, Iain. De rijken sturen de armen de oorlog in. De slimmeriken sturen de dommen. Maar wat nog wel het meest beschamend is, is dat de ouderen de jongeren sturen.’ Hij legde zijn smalle handen op zijn schoot. ‘Ben je weg geweest?’

‘Ja, een paar dagen. Ik was bij mijn vader.’

Hij draaide zich naar me toe en keek me in recht in de ogen. ‘Maar ik vrees dat je tocht je niet heeft opgeleverd wat je ermee hoopte te bereiken.’

‘Nee, niet helemaal.’

‘Er komt een moment, Iain, waarop je het verleden beter kunt laten rusten,’ zei de oude man zacht. ‘Wij hebben deze tijd meegemaakt, je vader en ik, en die jongens die hier liggen, en Mathieu Garnier, en Paul-Louis Bonnard en Gauillaume Le Toque. En miljoenen anderen met ons. We hoopten dat degenen die na ons kwamen zoiets nooit meer hoefden mee te maken. Sterker nog, als ik me goed herinner, dan gíng het daar juist om.’

Ik dacht dat hij er nog meer over wilde zeggen, maar in plaats daarvan stond hij op, legde zijn magere oude hand even op de mijne en liep, als een oeroude, elegante geestverschijning die tussen de grafstenen door zweefde, het pad af.

Toen ik het plein weer op liep, was het gedeeltelijk in beslag genomen door kinderen op skateboards, die de meest onmogelijke stunts uithaalden en over de lage hekjes sprongen. Tegenover het Hôtel de Ville was een groepje mannen jeu de boules aan het spelen. En ik zag weer de mooie meisjes in T-shirts die de toeristen foldertjes over het aanstaande dorpsfeest aanboden.

Ik bleef even bij de rozenboog staan om naar het monument van de Rosens te kijken.

Bij Henri vond ik een plaatsje op het terras, haalde het kaartje van rabbijn Silbermann uit mijn zak en belde hem op mijn mobieltje. Hij nam vrijwel meteen op.

‘Ik vrees, monsieur Madoc, dat ik u daar niet veel verder mee kan helpen.’ Hij klonk vriendelijk en beleefd, maar niet meer dan dat – een ietwat onpersoonlijke stem als van een dokter of een advocaat. ‘Maar als Christine denkt dat ik u meer zal kunnen vertellen, komt u dan maar langs. Ik zal proberen om van tevoren iets over die familie te vinden. Schikt morgenochtend u? Rond tien uur?’ Hij legde me uit waar hij woonde en hing op.

Het was winderig op het terras. The Gay Dog deinde op het rusteloze water voor de kade – een roze uitspatting tegen het sobere decor van de werkboten. Het luik stond open, en ik hoorde het geluid van elektrisch gereedschap. Günther verscheen in de opening van de kajuit – een mooie man met ontbloot bovenlijf, en een schuurmachine in de hand.

Henri kwam met energieke pas het terras op. Zijn schort fladderde in de wind. Hij gaf me een hand ter begroeting en zette, met een zwierig gebaar, een zilveren kroes voor me neer.

‘Iets lekkers voor onze nieuwe dorpsgenoot!’ riep hij uit. ‘Van het huis.’

Ik bedankte hem en hij probeerde een praatje met me aan te knopen, maar voelde blijkbaar aan dat ik graag even alleen wilde zijn, deed alsof hij iemand binnen hoorde roepen, en haastte zich terug het café in. Het drankje was verrukkelijk – champagne met iets peperigs wat ik niet thuis kon brengen. Ik nam nog een slok, pakte het menu in zijn skaileren omslag en haalde er het velletje uit waarop de specialiteiten van de dag stonden vermeld – moules frites, bouillabaisse, tartes aux pommes. Ik draaide het om, haalde een pen uit mijn zak en begon te tekenen.

Mijn plattegrond van La Division leek niet bijzonder veel op de vlekkerige, onzekere schets die mijn vader had verbrand. De mijne had duidelijke, strakke lijnen. Mijn onderbewuste moet er actief bij betrokken zijn geweest, want er stonden meer details op dan ik me van het origineel herinnerde. De omtrek van de boerderij was behoorlijk nauwkeurig, met daarin een rechthoek in een rechthoek, terwijl de binnenste rechthoek door drie lijnen werd doorsneden. Ik had er ook de getallen bij gezet. Hoewel ik nog steeds niet wist wat het allemaal betekende, had ik nu in ieder geval weer een plattegrond. Mijn vader was er niet in geslaagd zijn spoor volledig uit te wissen.