·31·

Puller schatte dat het huis ongeveer vijftienhonderd vierkante meter groot was, met een centraal blok en twee zijvleugels. Het leek wel alsof ze midden in West Virginia een Parijse kathedraal hadden neergezet. Het huis van Trent stond op de top van een heuvel die blijkbaar geen steenkooladers bevatte, want het terrein was nog intact. De weg erheen was bestraat met zware tegels. Er was een hek bij de ingang van het terrein, dat omsloten werd door een smeedijzeren omheining van twee meter hoog. Er stond een gewapende bewaker bij het hek. Die zag eruit als een gepensioneerde politieman, vond Puller. Dik en traag, maar waarschijnlijk kon hij nog vrij goed schieten.

Terwijl Cole langzamer ging rijden, zei Puller: ‘Hekken en bewakers. Heeft hij bescherming nodig?’

‘Zoals ik al zei: kolenbedrijven zijn nooit populair, zeker niet op de plaatsen waar de steenkool naar boven wordt gehaald. Ze zijn vast veel populairder op plaatsen waar geen mijnen zijn en waar ze geen bergtoppen opblazen.’

De bewaker was blijkbaar van hun komst op de hoogte gesteld, want hij maakte het hek open en liet hen meteen doorrijden.

‘Het is maar goed dat we hem niet komen vermoorden,’ zei Puller. ‘Die bewaker zou het ons heel gemakkelijk hebben gemaakt.’

‘Hij krijgt zijn bevelen van Trent. Zoals de meeste mensen hier.’

‘Wat wil je daarmee zeggen?’

Ze zei: ‘Ik zei, de meeste mensen, niet allemaal. En ik zeker niet.’

Van dichtbij leek het huis twee keer zo groot als vanuit de verte. De voordeur werd geopend door een dienstmeisje in compleet tenue. Puller verwachtte bijna dat ze een kniebuiging zou maken. Ze was Aziatisch en jong, met fijne trekken en donker haar dat in een keurige vlecht was samengebonden. Ze leidde hen door een hal van gigantische afmetingen. Die hal had houten lambriseringen en grote portretten die professioneel waren opgehangen. Heel even dacht Puller dat hij in een museum was. De vloer was van marmertegels in een labyrint van kleuren. Coles politieschoenen klakten over het oppervlak. Pullers legerschoenen absorbeerden al het geluid van zijn voetstappen; daar waren ze voor ontworpen.

Hij zei tegen Cole: ‘Ik dacht dat je zei dat hij rijk was. Ik had een veel mooier huis verwacht.’

Cole stelde zijn humor blijkbaar niet op prijs. Ze zei niets terug en bleef recht voor zich uit kijken. Ze liepen langs een trap. Puller keek vlug genoeg omhoog om een tienermeisje vanaf de bovenkant van de trap naar hen te zien kijken. Ze had een dik gezicht en rode wangen. Haar haar was een wirwar van blonde strengen met highlights. Een fractie van een seconde later was ze uit zijn zicht verdwenen.

‘Hebben de Trents kinderen?’

‘Twee. Een tienermeisje en een jongen van elf.’

‘Ik neem aan dat pa en ma nog niet aan hun aow toe zijn.’

‘Trent is zevenenveertig. Zijn vrouw is achtendertig.’

‘Ik ben blij dat ze jong genoeg zijn om van hun geld te genieten.’

‘O, reken maar dat ze ervan genieten.’

Het dienstmeisje maakte een deur open en leidde hen naar binnen. Ze sloot de deur achter hen. Puller hoorde hoe haar timide voetstappen zich trippelend verwijderden.

De wanden waren bekleed met een donkergroene stof, en de vloer was kersenrood met satijnglans. Er lagen twee vierkante oosterse kleden. De stoelen en banken waren met leer bekleed. De getinte ruiten hielden het meeste buitenlicht tegen. De bronzen kroonluchter bevatte twaalf lampjes en zag eruit alsof hij een ton woog. Midden in de kamer stond een grote tafel met een bloemenweelde in een kristallen vaas. Ook hier hingen schilderijen aan de muren. Ze zagen er oud, origineel en duur uit.

Alles was smaakvol ingericht. Degene die dat had gedaan, had er veel zorg aan besteed, dacht Puller.

‘Ben je hier al eerder geweest?’

‘Een paar keer,’ antwoordde Cole zacht. ‘Bij gelegenheid. De Trents geven veel feesten.’

‘Dus ze nodigen de werkende klasse ook uit voor hun soirees?’

Voordat Cole daar iets op kon zeggen, ging de deur open. Ze keken allebei in die richting.

Roger Trent was ruim een meter tachtig en hard op weg een obees te worden. Hij had een dikke nek en een onderkin, en zijn dure pak kon de breedte van zijn taille niet verhullen. Het was koel in de kamer en toch zweette hij.

Misschien van de lange wandeling door de gang, dacht Puller.

‘Hallo, Roger,’ zei Cole, en ze stak hem haar hand toe.

Puller wierp haar een blik toe die ze negeerde.

Roger?

‘Ik krijg genoeg van die onzin, weet je dat?’ snauwde Roger.

‘Nou, doodsbedreigingen zijn nogal ernstig,’ zei Cole.

De steenkoolbaron keek neerbuigend naar Puller op. ‘Wie bent u nou weer?’

‘Dit is agent John Puller van de cid in Virginia,’ antwoordde Cole snel.

Puller stak zijn hand uit. ‘Aangenaam kennis te maken, Róger.’ Hij keek net op tijd naar Cole om haar een grimas te zien trekken.

De mannen gaven elkaar een hand en Puller had bijna het gevoel dat hij zojuist een vis had vastgehouden.

‘Doodsbedreigingen?’ zei Puller. ‘Hoe?’

‘Telefonisch.’

‘Heb je ze op de band staan?’ vroeg Cole.

Trent keek haar nu ook neerbuigend aan. ‘Het antwoordapparaat werkt alleen als je de telefoon níét opneemt.’ Hij ging in een stoel zitten, maar gaf hun niet te kennen dat ze dat ook konden doen.

‘We kunnen proberen die telefoontjes na te trekken,’ zei Cole.

‘Dat heb ik mijn mensen al laten doen.’

‘En?’

‘Wegwerptelefoonkaarten.’

‘Oké. Hoeveel bedreigingen waren het, wanneer kwamen ze en naar welke nummers belden ze?’

‘Drie. De laatste drie avonden om een uur of tien. Allemaal op mijn mobiele telefoon.’

‘Hebt u nummerherkenning?’ vroeg Puller.

‘Natuurlijk.’

‘En u neemt ook op als u het nummer niet herkent?’

‘Ik heb veel zakelijke belangen buiten deze regio en zelfs in andere landen. Het is niet ongewoon dat ik zulke telefoontjes krijg, en ook op vreemde uren.’

‘Hoeveel mensen hebben uw persoonlijke mobiele nummer?’

Trent haalde zijn schouders op. ‘Dat zou ik echt niet kunnen zeggen. Ik geef het niet aan iedereen, maar ik heb ook nooit geprobeerd het geheim te houden.’

‘Wat hielden de bedreigingen in?’

‘Dat ik aan de beurt was. Dat ze ervoor zouden zorgen dat er gerechtigheid geschiedde.’

‘Waren dat de exacte woorden? Elke keer?’

‘Nou, ik weet niet of het letterlijk zo was. Maar dat was de strekking,’ voegde hij er geërgerd aan toe.

‘Maar er werd gezegd dat ze ervoor zouden zorgen dat er gerechtigheid geschiedde? Het is dus meer dan één persoon?’ vroeg Puller.

‘Dat woord gebruikten ze.’

‘Mannen- of vrouwenstem?’

‘Een mannenstem, zou ik zeggen.’

‘Al eerder bedreigd?’ vroeg Puller.

Trent keek Cole even aan. ‘Een paar keer.’

‘Zoals dit? Ik bedoel: was het dezelfde stem?’

‘Die andere bedreigingen waren niet telefonisch.’

‘Hoe ging dat dan?’

Cole mengde zich erin: ‘We hebben die zaken onderzocht. En ze zijn afgehandeld.’

Puller keek haar even aan en richtte zijn blik toen weer op Trent. ‘Goed. Waarom denkt u dat ze u bedreigen?’

Trent stond op en keek Cole aan. ‘Wat doet hij hier eigenlijk? Ik dacht dat alles via jou ging.’

‘We werken samen aan een moordzaak.’

‘Dat weet ik. Ik heb met Bill Strauss gesproken. Maar wat heeft dat nou met mijn situatie te maken?’

‘Nou, een van je personeelsleden, Molly Bitner, is ook vermoord.’

‘Nogmaals: ik zie geen verband. En als ze dood is, is zij vast niet degene die mij bedreigde.’

‘Hebt u haar weleens ontmoet?’ vroeg Puller.

‘Voor zover ik weet niet. Ik weet niet eens zeker in welk kantoor ze werkte. Ik heb geen contact met dat niveau van het personeel.’

Puller voelde een sterke aandrang om de man door de muur te drukken, maar hij bedwong zich. ‘Hebt u hier ook een kantoor?’

‘Ik heb er verschillende.’

Cole zei: ‘Roger, ze waren zondagavond met springstoffen aan het werk dicht bij de plaats waar de moorden zijn gepleegd. Waarom op zondag en waarom ’s avonds? Daar zul je toch een speciale vergunning voor gehad moeten hebben?’

Hij keek haar ongelovig aan. ‘Hoe moet ik dat nou weten? Ik maak de plannen voor de explosies niet. Ik betaal andere mensen om dat te regelen.’

‘Ja. Oké. En wie zijn dat?’

‘Dat zal Strauss wel weten.’

‘Dan moeten we maar eens met Strauss gaan praten,’ zei Puller.

Trent keek Cole geërgerd aan. ‘Ik wil dat jij dit alleen afhandelt, oké? En nu meteen!’

‘Ik zal het afhandelen, Roger,’ zei ze op scherpe toon. ‘Maar voor het geval het je niet is opgevallen: ik heb met een heel stel moorden te maken.’

Hij ging daar niet op in. ‘Ik heb er genoeg van dat mensen het op mij voorzien hebben omdat ik ongelooflijk succesvol ben. Het is pure jaloezie en ik ben het zat. Jezus christus, ik ben de enige reden dat Drake nog bestaat. Ik ben de enige die hier banen creëert. Die sukkels zouden mijn reet moeten likken.’

‘Ja,’ zei Puller, ‘u moet wel een zwaar leven hebben.’

Trents gezicht betrok. ‘U hebt er blijkbaar geen idee van wat ervoor nodig is om een fortuin op te bouwen. De overgrote meerderheid van de mensen heeft dat niet in zich. Er is een klein aantal rijken en de rest heeft geen geld. En die mensen zonder geld vinden dat alles aan hen moet worden gegeven zonder dat ze ervoor werken.’

Puller zei: ‘Jazeker. Er zijn op dit moment een heleboel luie mensen zonder geld in het Midden-Oosten die een goed leventje leiden van uw belastinggeld.’

Trent kreeg een kleur. ‘Dat bedoelde ik natuurlijk niet. Ik sta helemaal achter onze troepen.’

‘Uiteraard.’

‘Nou, als jullie me willen excuseren: ik moet een vliegtuig halen.’

‘Vliegt u vanuit Charleston?’ vroeg Puller. ‘Dat is hier nogal een eind vandaan.’

‘Ik heb mijn eigen jet.’

‘Uiteraard.’

Trent liep weg. Hij smeet de deur achter zich dicht.

Puller keek Cole aan. ‘Is hij altijd zo vrolijk?’

‘Hij is wat hij is. En je hebt hem op stang gejaagd.’

‘Heb je onderzoek gedaan naar die eerdere doodsbedreigingen? Heb je ontdekt wie erachter zat?’

‘Dat onderzoek is gesloten. En hij heeft gelijk. Jij hebt hier eigenlijk niets mee te maken.’

‘Je vroeg me mee te komen.’

‘Dat had ik niet moeten doen.’

‘Ben je bang voor die kerel?’

‘Hou op, Puller,’ snauwde ze.

De deur ging open.

Het was niet het dienstmeisje. Het was niet Roger Trent. Het was niet het tienermeisje dat Puller eerder had gezien. De vrouw was achter in de dertig. Ze was tenger en donkerharig en had mooie, fijne gelaatstrekken die te volmaakt leken om echt te kunnen zijn. Haar jurk was van een eenvoudig model, maar de stof was zichtbaar duur. Ze had een zelfverzekerde houding en een opmerkzame blik.

Puller had al eens eerder zo’n stel ogen gezien. Kortgeleden.

Hij keek naar Cole en toen weer naar de vrouw, en toen weer naar Cole.

‘Hoe gaat het, Jean?’ vroeg Cole.

Jean Trent zei: ‘Het gaat fantastisch. En met jou, zusje?’

 

De Provocatie
titlepage.xhtml
de_provocatie-ebook_split_000.xhtml
de_provocatie-ebook_split_002.xhtml
de_provocatie-ebook_split_003.xhtml
de_provocatie-ebook_split_004.xhtml
de_provocatie-ebook_split_005.xhtml
de_provocatie-ebook_split_006.xhtml
de_provocatie-ebook_split_007.xhtml
de_provocatie-ebook_split_008.xhtml
de_provocatie-ebook_split_009.xhtml
de_provocatie-ebook_split_010.xhtml
de_provocatie-ebook_split_011.xhtml
de_provocatie-ebook_split_012.xhtml
de_provocatie-ebook_split_013.xhtml
de_provocatie-ebook_split_014.xhtml
de_provocatie-ebook_split_015.xhtml
de_provocatie-ebook_split_016.xhtml
de_provocatie-ebook_split_017.xhtml
de_provocatie-ebook_split_018.xhtml
de_provocatie-ebook_split_019.xhtml
de_provocatie-ebook_split_020.xhtml
de_provocatie-ebook_split_021.xhtml
de_provocatie-ebook_split_022.xhtml
de_provocatie-ebook_split_023.xhtml
de_provocatie-ebook_split_024.xhtml
de_provocatie-ebook_split_025.xhtml
de_provocatie-ebook_split_026.xhtml
de_provocatie-ebook_split_027.xhtml
de_provocatie-ebook_split_028.xhtml
de_provocatie-ebook_split_029.xhtml
de_provocatie-ebook_split_030.xhtml
de_provocatie-ebook_split_031.xhtml
de_provocatie-ebook_split_032.xhtml
de_provocatie-ebook_split_033.xhtml
de_provocatie-ebook_split_034.xhtml
de_provocatie-ebook_split_035.xhtml
de_provocatie-ebook_split_036.xhtml
de_provocatie-ebook_split_037.xhtml
de_provocatie-ebook_split_038.xhtml
de_provocatie-ebook_split_039.xhtml
de_provocatie-ebook_split_040.xhtml
de_provocatie-ebook_split_041.xhtml
de_provocatie-ebook_split_042.xhtml
de_provocatie-ebook_split_043.xhtml
de_provocatie-ebook_split_044.xhtml
de_provocatie-ebook_split_045.xhtml
de_provocatie-ebook_split_046.xhtml
de_provocatie-ebook_split_047.xhtml
de_provocatie-ebook_split_048.xhtml
de_provocatie-ebook_split_049.xhtml
de_provocatie-ebook_split_050.xhtml
de_provocatie-ebook_split_051.xhtml
de_provocatie-ebook_split_052.xhtml
de_provocatie-ebook_split_053.xhtml
de_provocatie-ebook_split_054.xhtml
de_provocatie-ebook_split_055.xhtml
de_provocatie-ebook_split_056.xhtml
de_provocatie-ebook_split_057.xhtml
de_provocatie-ebook_split_058.xhtml
de_provocatie-ebook_split_059.xhtml
de_provocatie-ebook_split_060.xhtml
de_provocatie-ebook_split_061.xhtml
de_provocatie-ebook_split_062.xhtml
de_provocatie-ebook_split_063.xhtml
de_provocatie-ebook_split_064.xhtml
de_provocatie-ebook_split_065.xhtml
de_provocatie-ebook_split_066.xhtml
de_provocatie-ebook_split_067.xhtml
de_provocatie-ebook_split_068.xhtml
de_provocatie-ebook_split_069.xhtml
de_provocatie-ebook_split_070.xhtml
de_provocatie-ebook_split_071.xhtml
de_provocatie-ebook_split_072.xhtml
de_provocatie-ebook_split_073.xhtml
de_provocatie-ebook_split_074.xhtml
de_provocatie-ebook_split_075.xhtml
de_provocatie-ebook_split_076.xhtml
de_provocatie-ebook_split_077.xhtml
de_provocatie-ebook_split_078.xhtml
de_provocatie-ebook_split_079.xhtml
de_provocatie-ebook_split_080.xhtml
de_provocatie-ebook_split_081.xhtml
de_provocatie-ebook_split_082.xhtml
de_provocatie-ebook_split_083.xhtml
de_provocatie-ebook_split_084.xhtml
de_provocatie-ebook_split_085.xhtml
de_provocatie-ebook_split_086.xhtml
de_provocatie-ebook_split_087.xhtml
de_provocatie-ebook_split_088.xhtml
de_provocatie-ebook_split_089.xhtml
de_provocatie-ebook_split_090.xhtml
de_provocatie-ebook_split_091.xhtml
de_provocatie-ebook_split_092.xhtml
de_provocatie-ebook_split_093.xhtml
de_provocatie-ebook_split_094.xhtml
de_provocatie-ebook_split_095.xhtml
de_provocatie-ebook_split_096.xhtml
de_provocatie-ebook_split_097.xhtml
de_provocatie-ebook_split_098.xhtml
de_provocatie-ebook_split_099.xhtml
de_provocatie-ebook_split_100.xhtml
de_provocatie-ebook_split_101.xhtml
de_provocatie-ebook_split_102.xhtml