·2·

John Puller keek uit het raam naar de staat Kansas, die zo’n duizend meter beneden hem lag. Hij boog zich dichter naar het raam van het vliegtuig toe en keek recht omlaag. De aanvliegroute naar vliegveld kci van Kansas City voerde hen over Missouri en in westelijke richting naar Kansas. De piloot vloog een eind om en zette toen weer koers naar de staat Missouri om daar te landen. Het toestel vloog nu boven federaal terrein. In dit geval was dat federale terrein een gevangenis, of beter gezegd verscheidene gevangenissen, zowel federaal als militair. Daarbeneden zaten duizenden gedetineerden in hun cel te peinzen over het verlies van hun vrijheid, velen van hen voor altijd.

Puller kneep zijn ogen halfdicht en hield zijn hand erboven tegen de felle schittering van de zon. Ze reden over de oude usdb, de United States Disciplinary Barracks, ook wel het Kasteel genaamd. Meer dan honderd jaar lang hadden daar de ergste delinquenten uit de strijdkrachten gezeten. Terwijl het oude Kasteel eruitzag als een middeleeuws fort van natuursteen en baksteen, leken de nieuwe usdb net een scholengemeenschap. Dat wil zeggen: tot je de twee vierenhalf meter hoge omheiningen zag die de drie driehoekige gebouwen van twee verdiepingen omringden.

De federale gevangenis Leavenworth lag zes kilometer naar het zuiden.

In de usdb zaten alleen mannen. Vrouwelijke militaire gedetineerden werden ondergebracht in de marinegevangenis in San Diego. De gedetineerden in de usdb waren door de krijgsraad veroordeeld wegens schending van de Uniform Code of Military Justice. In de usdb zaten alleen gedetineerden die minstens vijf jaar hadden gekregen of veroordeeld waren voor misdrijven tegen de nationale veiligheid.

De nationale veiligheid.

Daarvoor was John Puller gekomen.

Het landingsgestel kwam omlaag en het toestel daalde af naar het vliegveld van Kansas City. Het was een soepele landing.

Een halfuur later stapte Puller in zijn huurauto en reed bij het vliegveld vandaan. Hij ging pal naar het westen, in de richting van Kansas. Het was erg warm; er stond geen zuchtje wind. De heuvels waren groen en glooiend. Puller zette de airconditioning van de auto niet aan. Hij gaf de voorkeur aan echte lucht, of die nu warm was of niet. Hij was exact een meter negentig. Dat wist hij omdat zijn werkgever, de Amerikaanse landmacht, zijn personeel erg goed kon meten. Hij woog ook honderddrie kilo. Volgens de normen van de landmacht was hij op zijn vijfendertigste eigenlijk ongeveer vijf kilo te zwaar. Maar niemand die naar hem keek zou dat denken. Als er al een grammetje vet op de man zat, zou je een microscoop nodig hebben om het te vinden.

Hij was langer dan de meeste infanteristen en bijna alle andere Army Rangers met wie hij had gediend. Dat had voordelen en nadelen. Zijn spieren waren lang en soepel als kabels, en met zijn lange armen en benen had hij veel hefboomkracht en kon hij langdurig veel gewicht torsen. Daar stond tegenover dat hij een veel groter doelwit vormde dan de gemiddelde infanterist.

Hij had in zijn schooltijd vrij goed football gespeeld en zag eruit alsof hij nog steeds opgesteld kon worden. Het had hem altijd aan de buitengewone snelheid en behendigheid ontbroken die nodig waren om tot het hoogste footballniveau door te dringen, maar dat was ook nooit zijn ambitie geweest. John Puller had altijd maar één carrière gewild: het uniform van het Amerikaanse leger dragen.

Vandaag was hij niet in uniform. Dat droeg hij nooit als hij naar de usdb ging. De kilometers gleden aan zijn raam voorbij. Hij kwam langs een bord voor het Lewis and Clark Trail en even later kwam de blauwe brug in zicht. Hij stak hem over en was nu in de staat Kansas. Om precies te zijn: in Fort Leavenworth.

Hij passeerde de hoofdcontrolepost, waar de militairen zijn papieren bekeken en het kenteken van zijn auto noteerden. De bewaker salueerde voor adjudant Puller en zei met afgemeten stem: ‘Dank u. U kunt doorrijden.’ Puller reed door. Met een nummer van Eminem op de radio reed hij over Grant Avenue en keek naar wat er was overgebleven van het oude Kasteel. Hij zag resten van het baldakijn van draad boven de vroegere gevangenis. Dat was daar aangebracht om ontsnapping per helikopter te voorkomen. Het leger hield overal rekening mee.

Na nog drie kilometer kwam hij bij de usdb. Ergens op de achtergrond toeterde een trein. Een Cessna die van het militaire vliegveld Sherman opsteeg, vocht met zijn brede snuit en forse vleugels tegen de zijwind. Puller parkeerde en liet zijn portefeuille en de meeste van zijn andere persoonlijke bezittingen in de auto achter, ook zijn standaardwapen, de sig P228, die door het leger de M11 werd genoemd. Dat pistool had hij met munitie in een harde koffer ingeleverd voordat hij in het vliegtuig stapte. Hij mocht zijn wapen altijd bij zich dragen, maar het leek hem geen goed idee om gewapend een gevangenis binnen te lopen, of hij dat nu mocht of niet. En hij voelde er ook niets voor om het pistool in een kluisje achter te laten als hij eenmaal binnen was. Om voor de hand liggende redenen mocht niemand een wapen meenemen naar plaatsen waar gedetineerden kwamen.

Het scanpoortje werd bemand door een verveelde, jonge MP. Hoewel Puller wist dat het niet mogelijk was, zag de soldaat eruit alsof hij regelrecht uit het rekrutenkamp op deze post was gezet. Puller liet zijn rijbewijs en militaire papieren zien.

De potige MP met bolle wangen keek naar de badge en de identiteitskaart en zag dat John Puller agent was van de cid, de Criminal Investigative Division. Midden op de badge stond een ineengedoken adelaar met zijn kop naar rechts. De vogel had grote klauwen die de bovenkant van het schild omklemd hielden. Het enige oog dat te zien was, keek dreigend, en de grote snavel kon elk moment toeslaan. De MP salueerde en keek toen op naar de lange, breedgeschouderde man.

‘Bent u hier officieel, adjudant?’ vroeg hij.

‘Nee.’

‘John Puller junior? Bent u familie van...’

‘Mijn vader.’

De jonge MP keek hem vol ontzag aan. ‘Ja, adjudant. Doet u hem de groeten van mij, adjudant.’

In het Amerikaanse leger liepen veel legendarische strijders rond, en John Puller senior stond bijna helemaal boven aan de lijst.

Puller passeerde de metaaldetector. Die piepte. De MP bewoog een draagbare detector over hem heen. Zoals altijd. Het apparaat piepte bij zijn linkeronderarm.

‘Titaniumstaaf,’ zei Puller.

Het apparaat ging opnieuw af bij zijn linkerenkel.

De MP keek onderzoekend op.

Puller zei: ‘Schroeven en plaat. Ik kan mijn broekspijp optillen.’

‘Als u dat zou willen doen, adjudant.’

Toen Puller zijn broekspijp weer liet zakken, zei de bewaker verontschuldigend: ‘Ik doe alleen mijn werk, adjudant.’

‘Ik zou je op je donder geven als je dat niet deed, MP.’

De soldaat keek hem met grote ogen aan. ‘Hebt u dat in een gevecht opgelopen, meneer?’

‘Ik heb het niet zelf gedaan, als je dat bedoelt.’

Puller pakte zijn autosleutels uit de schaal waarin hij ze had gelegd en schoof zijn rijbewijs en andere papieren weer in het borstzakje van zijn overhemd. Hij tekende het bezoekersregister.

De zware deur ging met een zoemer open en hij liep de bezoekerskamer in. Er waren drie andere gedetineerden die bezoek hadden. Kleine kinderen speelden op de vloer, terwijl mannen zachtjes met hun vrouw of vriendin praatten. Kinderen mochten niet op de schoot van hun vader zitten. Aan het begin en eind van het bezoek was één omhelzing, kus of handdruk toegestaan. Handen mochten niet beneden de taille komen. Tijdens het bezoek mochten een bezoeker en de gedetineerde wel elkaars hand vasthouden, en alle gesprekken moesten met normale stem worden gevoerd. Je mocht alleen praten met de gedetineerde voor wie je was gekomen. Je mocht een pen of potlood meebrengen, maar geen verf of tekenkrijt. Die regel, dacht Puller, was ingevoerd nadat iemand er een grote bende van had gemaakt, waarschijnlijk een kind. Maar het was een domme regel, vond hij, want een pen of potlood kon gemakkelijk in een wapen veranderen, terwijl dat met tekenkrijt veel moeilijker was.

Puller bleef even staan kijken. Een vrouw, zo te zien de moeder van een gedetineerde, las de man voor uit de Bijbel. Je mocht boeken meebrengen, maar je mocht ze niet aan de gedetineerde geven. En je mocht ze ook geen krant of tijdschrift geven. Je mocht geen voedsel meebrengen, maar je mocht wel iets voor je gedetineerde kopen uit de automaten die daar stonden. Ze mochten zelf geen artikelen kopen. Misschien zou dat te veel op een normaal leven hebben geleken, dacht Puller, en dat was niet de bedoeling van een gevangenis. Er kwam meteen een eind aan het bezoek als de bezoeker de kamer verliet. Er was één uitzondering op die regel, maar Puller zou daar nooit gebruik van kunnen maken: borstvoeding. Daar was boven een kamer voor.

De deur aan de andere kant van de kamer ging open en er kwam een man in een oranje overall binnen. Puller keek naar hem.

De man was lang, maar toch net iets kleiner dan Puller, en hij was slanker gebouwd. Zijn gezicht leek op dat van Puller, al had hij donkerder en langer haar. Er zaten vleugen wit in die Puller niet had. Beide mannen hadden een vierkante kin, een smalle neus die een beetje naar rechts stond en grote, regelmatige tanden. In de rechterwang zat een kuiltje en hun ogen leken bij kunstlicht groen en bij daglicht blauw.

Puller had ook nog een litteken dat vanaf de linkerkant van zijn hals naar zijn rug liep, en nog meer littekens op zijn linkerbeen, rechterarm en bovenlijf, zowel aan de voor- als aan de achterkant. Al die littekens waren het gevolg van ongewenste voorwerpen die met gewelddadige snelheid in zijn lichaam waren geschoten. De andere man had niets van dat alles. En zijn huid was wit en glad. In de gevangenis kon je niet zonnen.

Pullers huid was ruw geworden door felle hitte en wind en minstens zo slopende kou. De meeste mensen zouden zeggen dat hij er ruig uitzag. Niet knap. Niet leuk om te zien. Op betere dagen kon je misschien zeggen dat hij er aantrekkelijk of in elk geval interessant uitzag. Hij zou nooit op de gedachte komen zich over zulke dingen druk te maken. Hij was soldaat, geen fotomodel.

Ze omhelsden elkaar niet. Ze gaven elkaar even een hand.

De andere man glimlachte. ‘Goed je te zien, broer.’

De gebroeders Puller gingen zitten.

 

De Provocatie
titlepage.xhtml
de_provocatie-ebook_split_000.xhtml
de_provocatie-ebook_split_002.xhtml
de_provocatie-ebook_split_003.xhtml
de_provocatie-ebook_split_004.xhtml
de_provocatie-ebook_split_005.xhtml
de_provocatie-ebook_split_006.xhtml
de_provocatie-ebook_split_007.xhtml
de_provocatie-ebook_split_008.xhtml
de_provocatie-ebook_split_009.xhtml
de_provocatie-ebook_split_010.xhtml
de_provocatie-ebook_split_011.xhtml
de_provocatie-ebook_split_012.xhtml
de_provocatie-ebook_split_013.xhtml
de_provocatie-ebook_split_014.xhtml
de_provocatie-ebook_split_015.xhtml
de_provocatie-ebook_split_016.xhtml
de_provocatie-ebook_split_017.xhtml
de_provocatie-ebook_split_018.xhtml
de_provocatie-ebook_split_019.xhtml
de_provocatie-ebook_split_020.xhtml
de_provocatie-ebook_split_021.xhtml
de_provocatie-ebook_split_022.xhtml
de_provocatie-ebook_split_023.xhtml
de_provocatie-ebook_split_024.xhtml
de_provocatie-ebook_split_025.xhtml
de_provocatie-ebook_split_026.xhtml
de_provocatie-ebook_split_027.xhtml
de_provocatie-ebook_split_028.xhtml
de_provocatie-ebook_split_029.xhtml
de_provocatie-ebook_split_030.xhtml
de_provocatie-ebook_split_031.xhtml
de_provocatie-ebook_split_032.xhtml
de_provocatie-ebook_split_033.xhtml
de_provocatie-ebook_split_034.xhtml
de_provocatie-ebook_split_035.xhtml
de_provocatie-ebook_split_036.xhtml
de_provocatie-ebook_split_037.xhtml
de_provocatie-ebook_split_038.xhtml
de_provocatie-ebook_split_039.xhtml
de_provocatie-ebook_split_040.xhtml
de_provocatie-ebook_split_041.xhtml
de_provocatie-ebook_split_042.xhtml
de_provocatie-ebook_split_043.xhtml
de_provocatie-ebook_split_044.xhtml
de_provocatie-ebook_split_045.xhtml
de_provocatie-ebook_split_046.xhtml
de_provocatie-ebook_split_047.xhtml
de_provocatie-ebook_split_048.xhtml
de_provocatie-ebook_split_049.xhtml
de_provocatie-ebook_split_050.xhtml
de_provocatie-ebook_split_051.xhtml
de_provocatie-ebook_split_052.xhtml
de_provocatie-ebook_split_053.xhtml
de_provocatie-ebook_split_054.xhtml
de_provocatie-ebook_split_055.xhtml
de_provocatie-ebook_split_056.xhtml
de_provocatie-ebook_split_057.xhtml
de_provocatie-ebook_split_058.xhtml
de_provocatie-ebook_split_059.xhtml
de_provocatie-ebook_split_060.xhtml
de_provocatie-ebook_split_061.xhtml
de_provocatie-ebook_split_062.xhtml
de_provocatie-ebook_split_063.xhtml
de_provocatie-ebook_split_064.xhtml
de_provocatie-ebook_split_065.xhtml
de_provocatie-ebook_split_066.xhtml
de_provocatie-ebook_split_067.xhtml
de_provocatie-ebook_split_068.xhtml
de_provocatie-ebook_split_069.xhtml
de_provocatie-ebook_split_070.xhtml
de_provocatie-ebook_split_071.xhtml
de_provocatie-ebook_split_072.xhtml
de_provocatie-ebook_split_073.xhtml
de_provocatie-ebook_split_074.xhtml
de_provocatie-ebook_split_075.xhtml
de_provocatie-ebook_split_076.xhtml
de_provocatie-ebook_split_077.xhtml
de_provocatie-ebook_split_078.xhtml
de_provocatie-ebook_split_079.xhtml
de_provocatie-ebook_split_080.xhtml
de_provocatie-ebook_split_081.xhtml
de_provocatie-ebook_split_082.xhtml
de_provocatie-ebook_split_083.xhtml
de_provocatie-ebook_split_084.xhtml
de_provocatie-ebook_split_085.xhtml
de_provocatie-ebook_split_086.xhtml
de_provocatie-ebook_split_087.xhtml
de_provocatie-ebook_split_088.xhtml
de_provocatie-ebook_split_089.xhtml
de_provocatie-ebook_split_090.xhtml
de_provocatie-ebook_split_091.xhtml
de_provocatie-ebook_split_092.xhtml
de_provocatie-ebook_split_093.xhtml
de_provocatie-ebook_split_094.xhtml
de_provocatie-ebook_split_095.xhtml
de_provocatie-ebook_split_096.xhtml
de_provocatie-ebook_split_097.xhtml
de_provocatie-ebook_split_098.xhtml
de_provocatie-ebook_split_099.xhtml
de_provocatie-ebook_split_100.xhtml
de_provocatie-ebook_split_101.xhtml
de_provocatie-ebook_split_102.xhtml