·1·

Het scheelde niet veel of de wolk kolenstof die Howard Reed diep in zijn longen had gekregen werd hem zozeer te machtig dat hij zijn postauto langs de kant van de weg moest zetten om over te geven op het verbrande schrale gras. Maar hij hoestte en spuwde en bedwong zijn maag. Reed drukte het gaspedaal verder in en reed met grote snelheid langs de aan- en afvoerwegen, waar kiepwagens overheen denderden en zwart gruis als brandende confetti de lucht in werd geslingerd. Diezelfde lucht was vergeven van de zwaveldioxide doordat een berg steenkoolafval in brand was geraakt, zoals vaak gebeurde. Die zwevende deeltjes reageerden met de zuurstof in de lucht en vormden zo zwaveltrioxide, dat zich op zijn beurt vasthechtte aan watermoleculen. De krachtige stof die daardoor ontstond zou later als giftige zure regen op aarde terugvallen. Niets van dit alles was een beproefd recept voor een gezond milieu.

Reed hield zijn hand stevig op het speciale mechanisme, en zijn achttien jaar oude Ford Explorer met gammele uitlaat en trillende versnellingsbak bleef op het gebarsten asfalt. Zijn postauto was van hem zelf, en was zodanig aangepast dat hij op de passagiersplaats kon zitten om vlak naast de brievenbussen op zijn route te kunnen stoppen. Dat werd voor een deel mogelijk gemaakt door een apparaat dat eruitzag als de ventilatorriem van een auto. Zo kon hij vanaf de rechterkant van de auto sturen, remmen en gas geven.

Nadat hij postbode op het platteland was geworden en vanaf de ‘verkeerde kant’ van de auto had leren rijden, had Reed naar Engeland willen gaan om zijn aangeleerde handigheid in de praktijk te brengen in een land waar iedereen links reed. Hij had gehoord dat die gewoonte nog uit de tijd van de toernooien dateerde. De meeste mensen waren rechtshandig, en tijdens zo’n steekspel wilde een man zijn zwaard of lans zo dicht mogelijk bij zijn tegenstander houden. Zijn vrouw had tegen hem gezegd dat hij niet goed snik was en in een vreemd land waarschijnlijk zou verongelukken.

Hij reed langs de berg, of beter gezegd, de plaats waar de berg ooit had gestaan, voordat de Trent Coal & Exploration Company die met springstoffen te lijf was gegaan om bij de diepliggende rijke steenkoollagen te kunnen komen. Het was daar nu grotendeels een maanlandschap, woest en ledig en vol kraters. Dat proces werd dagbouw genoemd. Reed zag er geen bouw in, louter afbraak.

Maar dit was nou eenmaal West Virginia, en de steenkoolwinning leverde de meeste goedbetaalde banen op. Daarom vond Reed het niet zo erg als er een damwand brak van een bassin met in water opgeloste vliegas en de drab zijn huis binnenstroomde. En ook niet als het drinkwater zwart werd en naar rotte eieren smaakte. Of dat er meestal van alles in de lucht zat wat niet goed verenigbaar was met menselijk leven. Hij klaagde niet over de enige nier die hij nog had, of over de schade die zijn lever en longen hadden opgelopen doordat ze aan al die giftige elementen waren blootgesteld. Wanneer hij klaagde, zou hij als antisteenkool en dus antibanen worden beschouwd. Dat kon Reed er echt niet bij hebben.

Hij sloeg een weg in voor zijn laatste bestelling van die dag. Het was een pakje waarvoor moest worden getekend. Hij had gevloekt toen hij zijn lading post ophaalde en het zag. Als er een handtekening moest worden gezet, moest hij persoonlijk contact met iemand hebben, terwijl hij nu alleen maar zo gauw mogelijk naar de Dollar Bar wilde, waar een glas bier op maandag maar een kwartje kostte. Hij zou op zijn eigen versleten kruk aan het eind van de mahoniehouten tapkast zitten en proberen te vergeten dat hij ook nog naar huis moest, waar zijn vrouw de alcohol in zijn adem zou ruiken en hem dat de eerstvolgende vier uur betaald zou zetten.

Hij reed het grindpad van het huis op. Dit was ooit een vrij goede buurt geweest. Nou ja, als je terugging naar de jaren vijftig. Die tijd was voorbij. Er was geen sterveling te bekennen. Bij de huizen was niemand te zien, alsof het twee uur ’s nachts was in plaats van twee uur ’s middags. Op zo’n warme zomerdag als vandaag zouden de kinderen onder tuinsproeiers door moeten rennen of verstoppertje moeten spelen. Maar dat deden kinderen tegenwoordig niet meer, wist Reed. Ze zaten in kamers met airconditioning en speelden daar zulke gewelddadige, bloederige videogames dat Reed zijn kleinkinderen had verboden ze mee te brengen naar zijn huis.

Bij de huizen zag je nu alleen nog rommel en vuil geworden plastic speelgoed liggen. Oeroude, roestige pick-uptrucks stonden op betonnen oprijlanen. De goedkope gevelbeplating van de huizen was losgeraakt, alle houtoppervlakken waren dringend aan een verfbeurt toe en daken begonnen in te zakken alsof God er vanboven op drukte. Het was triest en deprimerend, en Reeds verlangen naar bier werd er alleen maar door vergroot, want zijn eigen buurt zag er precies zo uit als deze. Hij wist dat een paar bevoorrechte mensen rijk werden door de steenkool, maar niemand van die mensen woonde daar in de buurt.

Hij haalde het pakje uit de bak in de auto en sjokte naar het huis. Dat was vervallen en had beplating van vinyl. De deur was hol en van spinthout, wit en beschadigd. Er zat een deur van gewoon vensterglas voor. Een rolstoelhelling van multiplex leidde doorgebogen naar de stoep. De struiken voor het huis waren uit hun krachten geschoten en zieltogend. Hun takken drukten tegen de zachte gevelbeplating, die ook al was doorgebogen. Er stonden twee auto’s op het grind voor zijn zwarte Ford: een Chrysler-busje en een nieuwe Lexus.

Hij keek even vol bewondering naar de Japanse auto. Zo’n wagen kostte waarschijnlijk meer dan hij in een jaar verdiende. Vol eerbied raakte hij de blauwe metallic lak aan. Hij zag een zonnebril aan het spiegeltje hangen. Er lag een aktetas op de achterbank met daarnaast een groen jasje. Beide auto’s hadden een nummerbord uit Virginia.

Hij liep door en nam niet de rolstoelhelling maar het trapje, dat uit drie blokken beton bestond. Hij belde aan en hoorde het geluid ergens in het huis.

Hij wachtte. Tien seconden. Twintig. Zijn ergernis nam toe.

Hij belde opnieuw aan.

‘Hallo? De post! Ik heb een pakje waarvoor getekend moet worden.’ Zijn stem, die hij gedurende zijn werkdag nauwelijks had gebruikt, klonk hemzelf vreemd in de oren, alsof iemand anders tegen hem praatte. Hij keek naar het platte pakje van ongeveer vijfentwintig bij twintig centimeter. Het bonnetje voor de handtekening zat eraan vast.

Kom op, het is smoorheet en de Dollar Bar roept mijn naam.

Hij keek naar het etiket op het pakje en riep: ‘Meneer Halverson?’

Reed kende de man niet, maar hij herkende de naam wel van eerdere post die hij daar had bezorgd. Sommige postbodes op het platteland raakten bevriend met hun klanten. Zo’n postbode was Reed nooit geweest. Hij dronk liever bier dan dat hij een praatje maakte.

Hij belde opnieuw aan en klopte op het glas. Twee venijnige tikken met zijn knokkels. Hij veegde een zweetdruppel weg die over zijn roodverbrande nek liep. Zo’n nek kreeg je als je de hele dag in de felle zon naast een open autoraam zat. Zijn oksels stonken van het zweet en maakten vlekken in zijn overhemd. Als hij zijn raam open had, deed hij de airco niet aan. Dat zou verspilling van benzine zijn, en die was al duur genoeg.

Hij verhief zijn stem. ‘Hallo, ik ben de postbode. Ik heb een handtekening nodig. Als ik het pakje weer meeneem, ziet u het waarschijnlijk nooit terug.’ Hij zag golven van hitte schitteren in de lucht. Hij was een beetje duizelig. Hij werd veel te oud voor dit alles.

Hij richtte zijn blik op de twee auto’s. Er moest iemand thuis zijn. Hij stapte bij de deur vandaan en hield zijn hoofd naar achteren. Er keek niemand naar hem door de ramen van de twee dakkapellen. Een daarvan stond open, waardoor het net schele ogen leken. Hij klopte opnieuw aan.

Eindelijk hoorde hij iemand naar de deur komen. Hij zag dat de houten deur een paar centimeter openging. De geluiden kwamen dichterbij en hielden toen op. Als Reed niet hardhorend was geweest, zou het hem zijn opgevallen hoe vreemd die geluiden klonken.

‘Postbode. Ik heb een handtekening nodig,’ riep hij.

Hij likte over zijn droge lippen. Hij zag het glas bier al in zijn hand. Proefde het.

Doe die deur nou eens open.

Hij zei: ‘Wilt u uw pakje?’

Het kan me geen moer schelen. Ik gooi het gewoon in een ravijn. Dat zou de eerste keer niet zijn.

Eindelijk ging de deur een beetje verder open. Hij trok de glazen deur naar zich toe en stak zijn hand uit met het pakje erin. ‘Hebt u een pen?’ vroeg hij.

Toen de deur nog wat verder openging, knipperde Reed met zijn ogen. Er was niemand. De deur was uit zichzelf opengegaan. Toen keek hij omlaag en zag een dwergcollie naar hem opkijken. De lange snuit en het harige achterdeel van de hond bewogen heen en weer. Blijkbaar had hij met zijn snuit de deur opengeduwd.

Reed was geen typische postbode. Hij hield van honden en had er zelf ook twee.

‘Hé daar, jongen.’ Hij knielde neer. ‘Hé daar.’ Hij krabde over de oren van de hond. ‘Is er iemand thuis? Wil je tekenen voor dit pakje?’

Toen Reed de nattigheid in de vacht van het dier voelde, dacht hij eerst dat het hondenpis was en trok hij meteen zijn hand terug. Toen keek hij naar zijn handpalm en zag de rode, kleverige substantie die van de vacht van de collie was gekomen.

Bloed.

‘Ben je gewond, jongen?’

Hij onderzocht de hond. Hij vond nog meer bloed, maar zag geen wond.

‘Wat krijgen we nou?’ mompelde Reed.

Hij stond op en legde zijn hand op de deurknop. ‘Hallo? Is daar iemand? Hallo?’

Hij keek achter zich en wist niet wat hij moest doen. Hij richtte zijn blik weer op de hond en verbeeldde zich dat die melancholiek naar hem terugkeek. En Reed vond nog iets anders vreemd. De hond had niet één keer geblaft. Zijn eigen twee beesten zouden veel herrie hebben gemaakt als er iemand naar zijn deur kwam.

‘Shit,’ mompelde Reed. ‘Hallo?’ zei hij met luide stem. ‘Is er iets aan de hand?’ Hij schuifelde het huis in. Het was warm. Hij trok zijn neus op toen er een onaangename geur tot hem doordrong. Als hij niet zo’n last van allergieën had gehad, zou de geur nog veel onaangenamer zijn geweest.

‘Hallo. Er zit bloed op uw hond. Is er iets aan de hand?’

Hij deed nog een paar stappen door het halletje en keek om de hoek naar de kleine huiskamer.

Even later klapte de houten voordeur zo hard tegen de muur dat de knop een putje in het gipsplaat maakte. De glazen deur werd hard opengetrapt en vloog tegen de metalen leuning aan de linkerkant van de veranda, zodat het glas in stukken sprong. Howard Reed sprong van de bovenste tree in het zand. Zijn hakken groeven zich in en er ging een huivering door hem heen. Toen liet hij zich op zijn knieën zakken en kotste alles uit wat hij in zijn maag had. Hij stond op en strompelde naar zijn auto, hoestend, kokhalzend en schreeuwend van angst als iemand die opeens krankzinnig was geworden.

En dat was ook zo.

Howard Reed zou die dag niet in de Dollar Bar komen.

 

De Provocatie
titlepage.xhtml
de_provocatie-ebook_split_000.xhtml
de_provocatie-ebook_split_002.xhtml
de_provocatie-ebook_split_003.xhtml
de_provocatie-ebook_split_004.xhtml
de_provocatie-ebook_split_005.xhtml
de_provocatie-ebook_split_006.xhtml
de_provocatie-ebook_split_007.xhtml
de_provocatie-ebook_split_008.xhtml
de_provocatie-ebook_split_009.xhtml
de_provocatie-ebook_split_010.xhtml
de_provocatie-ebook_split_011.xhtml
de_provocatie-ebook_split_012.xhtml
de_provocatie-ebook_split_013.xhtml
de_provocatie-ebook_split_014.xhtml
de_provocatie-ebook_split_015.xhtml
de_provocatie-ebook_split_016.xhtml
de_provocatie-ebook_split_017.xhtml
de_provocatie-ebook_split_018.xhtml
de_provocatie-ebook_split_019.xhtml
de_provocatie-ebook_split_020.xhtml
de_provocatie-ebook_split_021.xhtml
de_provocatie-ebook_split_022.xhtml
de_provocatie-ebook_split_023.xhtml
de_provocatie-ebook_split_024.xhtml
de_provocatie-ebook_split_025.xhtml
de_provocatie-ebook_split_026.xhtml
de_provocatie-ebook_split_027.xhtml
de_provocatie-ebook_split_028.xhtml
de_provocatie-ebook_split_029.xhtml
de_provocatie-ebook_split_030.xhtml
de_provocatie-ebook_split_031.xhtml
de_provocatie-ebook_split_032.xhtml
de_provocatie-ebook_split_033.xhtml
de_provocatie-ebook_split_034.xhtml
de_provocatie-ebook_split_035.xhtml
de_provocatie-ebook_split_036.xhtml
de_provocatie-ebook_split_037.xhtml
de_provocatie-ebook_split_038.xhtml
de_provocatie-ebook_split_039.xhtml
de_provocatie-ebook_split_040.xhtml
de_provocatie-ebook_split_041.xhtml
de_provocatie-ebook_split_042.xhtml
de_provocatie-ebook_split_043.xhtml
de_provocatie-ebook_split_044.xhtml
de_provocatie-ebook_split_045.xhtml
de_provocatie-ebook_split_046.xhtml
de_provocatie-ebook_split_047.xhtml
de_provocatie-ebook_split_048.xhtml
de_provocatie-ebook_split_049.xhtml
de_provocatie-ebook_split_050.xhtml
de_provocatie-ebook_split_051.xhtml
de_provocatie-ebook_split_052.xhtml
de_provocatie-ebook_split_053.xhtml
de_provocatie-ebook_split_054.xhtml
de_provocatie-ebook_split_055.xhtml
de_provocatie-ebook_split_056.xhtml
de_provocatie-ebook_split_057.xhtml
de_provocatie-ebook_split_058.xhtml
de_provocatie-ebook_split_059.xhtml
de_provocatie-ebook_split_060.xhtml
de_provocatie-ebook_split_061.xhtml
de_provocatie-ebook_split_062.xhtml
de_provocatie-ebook_split_063.xhtml
de_provocatie-ebook_split_064.xhtml
de_provocatie-ebook_split_065.xhtml
de_provocatie-ebook_split_066.xhtml
de_provocatie-ebook_split_067.xhtml
de_provocatie-ebook_split_068.xhtml
de_provocatie-ebook_split_069.xhtml
de_provocatie-ebook_split_070.xhtml
de_provocatie-ebook_split_071.xhtml
de_provocatie-ebook_split_072.xhtml
de_provocatie-ebook_split_073.xhtml
de_provocatie-ebook_split_074.xhtml
de_provocatie-ebook_split_075.xhtml
de_provocatie-ebook_split_076.xhtml
de_provocatie-ebook_split_077.xhtml
de_provocatie-ebook_split_078.xhtml
de_provocatie-ebook_split_079.xhtml
de_provocatie-ebook_split_080.xhtml
de_provocatie-ebook_split_081.xhtml
de_provocatie-ebook_split_082.xhtml
de_provocatie-ebook_split_083.xhtml
de_provocatie-ebook_split_084.xhtml
de_provocatie-ebook_split_085.xhtml
de_provocatie-ebook_split_086.xhtml
de_provocatie-ebook_split_087.xhtml
de_provocatie-ebook_split_088.xhtml
de_provocatie-ebook_split_089.xhtml
de_provocatie-ebook_split_090.xhtml
de_provocatie-ebook_split_091.xhtml
de_provocatie-ebook_split_092.xhtml
de_provocatie-ebook_split_093.xhtml
de_provocatie-ebook_split_094.xhtml
de_provocatie-ebook_split_095.xhtml
de_provocatie-ebook_split_096.xhtml
de_provocatie-ebook_split_097.xhtml
de_provocatie-ebook_split_098.xhtml
de_provocatie-ebook_split_099.xhtml
de_provocatie-ebook_split_100.xhtml
de_provocatie-ebook_split_101.xhtml
de_provocatie-ebook_split_102.xhtml