·24·

Toen Puller buiten was en op het punt stond in zijn auto te stappen, zag hij dat er licht brandde in het kantoor van het motel. Nieuwsgierig als hij altijd was, ging hij op onderzoek uit. Hij duwde de deur open. De oude dame zat in een stoel voor de balie. Haar rechterhand was tegen haar borst gedrukt. Ze keek doodsbang. Haar borst ging op en neer en haar gezicht was rood met een zweem van grijs langs de randen.

Hij sloot de deur en kwam dichterbij. Haar lippen en de huid bij haar neus waren niet blauw. Geen cyanose dus.

Nog niet.

Puller haalde zijn telefoon uit zijn zak en drukte met zijn duim het alarmnummer in zonder naar de toetsen te kijken.

‘Hoe lang bent u er al zo aan toe?’ vroeg hij haar.

‘Ongeveer tien minuten,’ mompelde ze terug.

Hij knielde naast haar neer. ‘Is het al eerder gebeurd?’

‘Zo erg als dit is het een hele tijd niet geweest. De vorige keer kreeg ik mijn bypass.’

‘Een slecht hart dus?’

‘Nogal slecht, denk ik. Ja. Het verbaast me dat ik het zo lang heb uitgehouden.’ Ze kreunde en greep haar borst nog steviger vast.

‘Voelt u daar een zware druk?’

Ze knikte.

‘Schiet er pijn naar uw armen?’

Ze schudde haar hoofd. De tranen liepen uit haar ogen.

Het gewicht van een olifant op de borst was een duidelijk teken van een hartinfarct. Het volgende duidelijke teken: scherpe pijn die door de linkerarm schiet. Die pijn is er niet altijd en het is ook niet altijd de linkerarm, zeker niet bij vrouwen, maar Puller wilde niet wachten tot het zover was.

Hij kreeg de nooddienst aan de lijn. Hij beschreef de situatie in korte zinnen met exacte details en klapte de telefoon dicht.

‘Ze komen eraan.’

‘Ik ben bang,’ zei ze met overslaande stem.

‘Dat weet ik. Maar het komt wel goed met u.’

Hij voelde haar pols. Zwak. Dat was geen verrassing. Als het hart slecht was, beperkte dat de bloedsomloop. Gezien haar leeftijd kon het ook een beroerte zijn. Ze voelde koud en klam aan. De aderen in haar hals bolden op. Ook een slecht teken. Misschien had ze een bloedprop.

‘Alleen knikken of uw hoofd schudden. Voelt u zich misselijk?’

Ze knikte.

‘Moeite met ademhalen?’

Ze knikte opnieuw.

Hij zei: ‘Gebruikt u medicijnen voor uw hart?’

Ze knikte weer. Een rij druppels koud zweet stond als een bijna onzichtbaar parelsnoer op haar voorhoofd. ‘Ik heb ook nitroglycerine. Maar daar kon ik niet bij.’

‘En aspirine?’

‘Zelfde plaats.’

‘Vertelt u me waar.’

‘Slaapkamer nachtkastje.’ Ze wees met een bevende vinger naar links.

Na tien seconden was Puller met de potjes pillen terug.

Hij gaf haar aspirine met water. Als ze een bloedprop had, was aspirine een goed middel om te voorkomen dat bloedplaatjes gingen klonteren. En het werkte snel en had geen invloed op de bloeddruk.

Nitroglycerine had het nadeel dat het alleen maar symptomen behandelde en niet de hartkwaal die daaraan ten grondslag lag. Het middel zou de pijn in haar borst bestrijden, maar als haar bloeddruk al laag was, zou de nitroglycerine die alleen maar verder verlagen; zo werkte dat middel nu eenmaal. Dat kon het hartprobleem veel erger maken en er zelfs toe leiden dat het orgaan ermee ophield. Dat kon hij niet riskeren. Hij moest het eerst weten.

‘Hebt u hier een bloeddrukmeter?’

Ze knikte en wees naar een plank achter de balie.

Het was zo’n digitaal apparaatje dat op batterijen werkte. Hij pakte het, schoof het om haar rechterbovenarm, drukte op de knop en zag dat de manchet zich opblies. Hij keek naar de getallen op het display.

Niet goed. Nu al vrij laag. Nitroglycerine zou haar dood kunnen worden.

Hij keek nog eens naar haar. Geen tekenen van vochtophoping, gezwollen voeten of vaatproblemen. ‘Gebruikt u plaspillen?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Ik ben over tien seconden terug,’ zei hij. ‘Dat beloof ik.’

Hij rende naar zijn Malibu, maakte de kofferbak open, pakte zijn ehbo-koffer en rende in volle vaart terug.

Toen hij terug was, zag ze er slechter uit. Als het hart nu bezweek, zouden de ambulancebroeders haar niet redden maar meteen na hun aankomst dood verklaren.

Hij maakte de koffer open en zocht bij elkaar wat hij nodig had. Hij praatte voortdurend tegen de oude vrouw om haar kalm te houden. Met één oor luisterde hij of hij de ambulance hoorde.

Hij had in de wildernis kerels behandeld die eruitzagen als rode brokken vlees. Sommigen had hij kunnen redden, anderen niet. Hij was vastbesloten haar niet te laten doodgaan.

Puller streek alcohol over haar arm, vond een goede ader, stak de naald erin en maakte hem met witte medische tape aan de binnenkant van haar onderarm vast. Het andere eind van de lijn bevestigde hij aan de infuuszak met zoutoplossing die hij uit zijn koffer had gehaald. De vloeistof zou de bloeddruk omhoog krijgen. Het was dezelfde methode die de artsen hadden gebruikt om president Reagan te redden toen er een aanslag op hem was gepleegd. Het was een literzak en de zwaartekracht leidde de vloeistof door de dunne slang. Hij hield hem boven haar hoofd en draaide het kraantje helemaal open. De zak zou er twintig minuten over doen om leeg te lopen. Ze had in totaal vijf liter bloed. Een liter zoutoplossing zou haar twintig procent extra geven.

Toen de zak halfleeg was, drukte hij weer op de knop van de bloeddrukmeter. Hij las de getallen. Zowel de onder- als bovendruk waren op een veiliger niveau gekomen. Hij wist niet of ze veilig genoeg waren, maar hij had niet veel keus. Ze drukte haar hand nog krampachtiger tegen haar borst. Ze maakte langere, diepere kreungeluiden.

‘Doe uw mond open,’ zei hij. Dat deed ze en hij stopte de nitroglycerinetablet onder haar tong.

De dosis nitroglycerine werkte. Een minuut later kwam ze tot bedaren; haar borst ging niet meer zo heftig op en neer. Ze haalde haar hand ervandaan. Bij hartklachten gaan er krampen door je slagader. De nitroglycerine maakte daar een eind aan. Als de krampen weg waren, konden er een heleboel goede dingen gebeuren, in elk geval totdat de ambulance er was.

‘Haalt u diep adem. Er is een ambulance onderweg. De aspirine, nitroglycerine en vloeistof hebben geholpen. U ziet er beter uit. Het komt wel goed met u. Het is nog niet uw tijd.’

Hij drukte weer op de knop van de manchet. Las de getallen. Allebei omhoog. Allebei beter. Ze kreeg weer wat kleur. Dat was een klein wonder in die mijnstreek.

‘Het ziekenhuis is ver weg,’ zei ze. ‘Ik had dichterbij moeten gaan wonen.’

‘Achteraf is het makkelijk praten.’

Ze glimlachte en pakte zijn hand vast. Hij liet haar er zo hard in knijpen als ze wilde. Haar vingers waren nietig en zwak. Hij voelde bijna niets van de druk, alsof er alleen maar een zuchtje wind over zijn huid streek. Hij zag dat haar gezicht ontspande. Haar tanden waren vergeeld, hier en daar zwart en met gaten ertussen. Bijna alle tanden die ze nog had, zaten scheef. En toch had ze een mooie glimlach. Daar was hij blij om.

‘Je bent een goeie kerel,’ zei ze.

‘Moet er hier iets worden geregeld? Moet ik iemand voor u bellen?’

Ze schudde langzaam haar hoofd. ‘Behalve mij is er niemand meer over.’

Van dichtbij zag Puller dat ze staar had. Het was een wonder dat ze hem kon zien. ‘Oké. Diep en regelmatig ademhalen. Ik hoor de sirene al. Ze weten dat het een hartprobleem is. Ze zijn erop voorbereid.’

‘Ik dank je, jongeman.’

‘Hoe heet je? Annie, zoals op het bord?’

Ze raakte zijn wang even aan en bedankte hem opnieuw met een bevend glimlachje. Bij elke hartslag trokken haar lippen zich samen van pijn.

‘Ik heet Louisa. Ik weet niet wie Annie was. Die naam stond erop toen ik het motel kocht en ik had geen geld om hem te veranderen.’

‘Hou je van bloemen, Louisa?’ Hij keek haar aan. Hij wilde dat ze kalm bleef, normaal ademhaalde en er niet aan dacht dat haar hart voorgoed stil kon blijven staan.

‘Een meisje krijgt altijd graag bloemen,’ antwoordde ze zwakjes.

Hij hoorde de motor, gevolgd door het knerpen van grind, portieren die open- en dichtgingen, rennende voetstappen. De ambulancebroeders waren snel, efficiënt en goed opgeleid. Hij vertelde hun over de aspirine, de nitroglycerine, de vloeistof en haar bloeddruk. Hij somde haar symptomen op omdat ze zelf niet meer de kracht had om te praten. Ze stelden de juiste vragen en spraken kalm. Binnen enkele minuten had ze een zuurstofmasker op en was er een nieuw infuus aangelegd. Haar gezicht kreeg nog meer kleur.

Een van de broeders zei tegen hem: ‘Bent u arts? U hebt precies gedaan wat er gebeuren moest.’

‘Geen arts, alleen een soldaat die een paar trucjes heeft geleerd. Zorg goed voor haar. Ze heet Louisa. We zijn vrienden.’

De kleine man keek op naar de reusachtige ex-Ranger en zei: ‘Hé, man, elke vriend van jou is een vriend van mij.’

Op weg naar de ambulance zwaaide Louisa naar Puller. Hij liep mee. Ze schoof haar masker af.

Ze zei: ‘Ik heb een kat. Kun je...’

Puller knikte. ‘Ik heb ook een kat. Geen probleem.’

‘Hoe heet je ook alweer, jongen?’

‘Puller.’

‘Je bent een goeie kerel,’ zei ze opnieuw.

De portieren klapten achter haar dicht en de ambulance reed met loeiende sirene weg. Intussen ging de nacht over in de dag.

Een goeie kerel.

Hij moest een bloemist zoeken.

Hij zocht de kat, vond hem in de woning van de vrouw, waar je kon komen door een deur achter de balie. De cyperse kat lag onder het bed te slapen. Het ‘huis’ van de oude vrouw bestond uit twee kamers en een badkamer van twee bij twee meter met een douche die zo klein was dat Puller er bijna niet in zou kunnen komen. Overal lagen stapels van spullen die mensen van haar leeftijd vaak verzamelden. Het leek wel alsof ze de tijd wilden afremmen door vast te houden aan alles wat er eerder was geweest.

Ze willen hun weg naar de dood blokkeren. Alsof we dat kunnen.

Vier van zijn mannen waren in die hinderlaag om het leven gekomen. De andere vier had hij gered. Hij had een stel medailles gekregen omdat hij iets had gedaan wat ieder van hen ook voor hem zou hebben gedaan. Hij ging naar huis. De helft van de acht ook. In glanzende kisten met de Amerikaanse vlag erop.

Met een gratis vlucht naar luchtmachtbasis Dover. En daarna twee meter onder de grond op de nationale begraafplaats Arlington. Een witte grafsteen om tussen al die andere witte grafstenen te laten zien waar je lag.

Een koopje, dacht Puller. Voor het leger.

De kat was oud en dik en had blijkbaar niets van de medische problemen van zijn eigenares gemerkt. Puller zorgde ervoor dat het etens- en drinkbakje vol en de kattenbak schoon was. Hij vond de sleutel van het kantoor, deed de deur achter zich op slot en ging ontbijten.

Plotseling had hij honger naar iets. En voorlopig moest hij die honger met voedsel stillen.

 

De Provocatie
titlepage.xhtml
de_provocatie-ebook_split_000.xhtml
de_provocatie-ebook_split_002.xhtml
de_provocatie-ebook_split_003.xhtml
de_provocatie-ebook_split_004.xhtml
de_provocatie-ebook_split_005.xhtml
de_provocatie-ebook_split_006.xhtml
de_provocatie-ebook_split_007.xhtml
de_provocatie-ebook_split_008.xhtml
de_provocatie-ebook_split_009.xhtml
de_provocatie-ebook_split_010.xhtml
de_provocatie-ebook_split_011.xhtml
de_provocatie-ebook_split_012.xhtml
de_provocatie-ebook_split_013.xhtml
de_provocatie-ebook_split_014.xhtml
de_provocatie-ebook_split_015.xhtml
de_provocatie-ebook_split_016.xhtml
de_provocatie-ebook_split_017.xhtml
de_provocatie-ebook_split_018.xhtml
de_provocatie-ebook_split_019.xhtml
de_provocatie-ebook_split_020.xhtml
de_provocatie-ebook_split_021.xhtml
de_provocatie-ebook_split_022.xhtml
de_provocatie-ebook_split_023.xhtml
de_provocatie-ebook_split_024.xhtml
de_provocatie-ebook_split_025.xhtml
de_provocatie-ebook_split_026.xhtml
de_provocatie-ebook_split_027.xhtml
de_provocatie-ebook_split_028.xhtml
de_provocatie-ebook_split_029.xhtml
de_provocatie-ebook_split_030.xhtml
de_provocatie-ebook_split_031.xhtml
de_provocatie-ebook_split_032.xhtml
de_provocatie-ebook_split_033.xhtml
de_provocatie-ebook_split_034.xhtml
de_provocatie-ebook_split_035.xhtml
de_provocatie-ebook_split_036.xhtml
de_provocatie-ebook_split_037.xhtml
de_provocatie-ebook_split_038.xhtml
de_provocatie-ebook_split_039.xhtml
de_provocatie-ebook_split_040.xhtml
de_provocatie-ebook_split_041.xhtml
de_provocatie-ebook_split_042.xhtml
de_provocatie-ebook_split_043.xhtml
de_provocatie-ebook_split_044.xhtml
de_provocatie-ebook_split_045.xhtml
de_provocatie-ebook_split_046.xhtml
de_provocatie-ebook_split_047.xhtml
de_provocatie-ebook_split_048.xhtml
de_provocatie-ebook_split_049.xhtml
de_provocatie-ebook_split_050.xhtml
de_provocatie-ebook_split_051.xhtml
de_provocatie-ebook_split_052.xhtml
de_provocatie-ebook_split_053.xhtml
de_provocatie-ebook_split_054.xhtml
de_provocatie-ebook_split_055.xhtml
de_provocatie-ebook_split_056.xhtml
de_provocatie-ebook_split_057.xhtml
de_provocatie-ebook_split_058.xhtml
de_provocatie-ebook_split_059.xhtml
de_provocatie-ebook_split_060.xhtml
de_provocatie-ebook_split_061.xhtml
de_provocatie-ebook_split_062.xhtml
de_provocatie-ebook_split_063.xhtml
de_provocatie-ebook_split_064.xhtml
de_provocatie-ebook_split_065.xhtml
de_provocatie-ebook_split_066.xhtml
de_provocatie-ebook_split_067.xhtml
de_provocatie-ebook_split_068.xhtml
de_provocatie-ebook_split_069.xhtml
de_provocatie-ebook_split_070.xhtml
de_provocatie-ebook_split_071.xhtml
de_provocatie-ebook_split_072.xhtml
de_provocatie-ebook_split_073.xhtml
de_provocatie-ebook_split_074.xhtml
de_provocatie-ebook_split_075.xhtml
de_provocatie-ebook_split_076.xhtml
de_provocatie-ebook_split_077.xhtml
de_provocatie-ebook_split_078.xhtml
de_provocatie-ebook_split_079.xhtml
de_provocatie-ebook_split_080.xhtml
de_provocatie-ebook_split_081.xhtml
de_provocatie-ebook_split_082.xhtml
de_provocatie-ebook_split_083.xhtml
de_provocatie-ebook_split_084.xhtml
de_provocatie-ebook_split_085.xhtml
de_provocatie-ebook_split_086.xhtml
de_provocatie-ebook_split_087.xhtml
de_provocatie-ebook_split_088.xhtml
de_provocatie-ebook_split_089.xhtml
de_provocatie-ebook_split_090.xhtml
de_provocatie-ebook_split_091.xhtml
de_provocatie-ebook_split_092.xhtml
de_provocatie-ebook_split_093.xhtml
de_provocatie-ebook_split_094.xhtml
de_provocatie-ebook_split_095.xhtml
de_provocatie-ebook_split_096.xhtml
de_provocatie-ebook_split_097.xhtml
de_provocatie-ebook_split_098.xhtml
de_provocatie-ebook_split_099.xhtml
de_provocatie-ebook_split_100.xhtml
de_provocatie-ebook_split_101.xhtml
de_provocatie-ebook_split_102.xhtml