18 maart
Even voor de vergadering kreeg ik Gemma aan de telefoon. 'Hé schat, moet je horen, je ken aan Charrie zeggen, dat ik er aan kom vandaag, want dat ik mijn puntjes bij elkaar verdiend heb van al die dagen en als ik vandaag geen spasten voor mijn voeten krijg, dan kan je mij aan zien kakken met de bus van zessen en dan ken het nog zo'n jovel weekend worden . . . eindelijk thuis en ik hoef pas maandag pas weer terug te komen . . . Hé zeg, en ik neem mijn perzische kleedje mee, want als Charrie maandag naar de Viersprong gaat, dan mag die dat van mijn een tijdje hebben, dan mag die dat van mijn een tijdje in zijn kamer leggen, zodat die dan tenminste ook een pietsie van z'n eigen heb.'
We waren ontmoedigd. We waren moe. Koen ziek. Chiel ziek. Tymen twee nachtdiensten achter de rug en overdag nauwelijks geslapen. Lissy bekaf door Hannes en Hanneke. Ina door Thomas. Tim en ik door Louis. De enigen die een beetje helder uit hun ogen keken, waren Klaas, Rem, Bas, Mieke en Elly, vijf stafleden op wie we nog konden rekenen ... de stand van zaken na vijftien weken .. . Verder of niet. . . To be or not to be . . . Er werd besloten, dat we niet verder mochten gaan. Zó niet. We wilden niet langer een prestigezaak zijn van bestuur en dokter X. Niet langer de speelbal van GGD en politie. We wilden opnieuw beginnen met doelstellingen. Opnieuw beginnen als Opvang en niet als Behandeling of Krisisinterventie. We wilden eerst sluiten misschien een week en dan weer opengaan.
'En de cliënten die we nu in huis hebben, wat doen we daar dan mee?'
'Die moeten we onderbrengen.' 
'Bij wie? Hoe? Waar?'
'Gaan we bekijken,' zei Tymen. 'Het beste is, dat we ze er bij roepen nu . . .'
Hannes, Derek, Charrie en Thomas waren in huis. Ze kwamen er bij. Ze luisterden en knikten. Ze begrepen, dat het niet anders kon.
Voor Maaike was het eenvoudig, die kon wel een weekje bij Laura terecht. Rem moest dat in orde maken.
Thomas. 'Jij kan met mij mee naar huis,' zei Ina, 'totdat je naar de boerderij gaat. . . als je wilt tenminste.'
Klaasje en Lenny. 'Terug naar hun kamers in het witte huis. Ik ben er toch,' zei Mieke, 'het zal wel lukken.'
Charrie. 'Nou, jij blijft toch fijn dit weekend bij mij,' zei Bas, 'en dan maandag samen naar de Viersprong.'
Hannes. 'We hebben toch nog een kamer in het witte huis,' zei Mieke. "t Is alleen wat klein, straks met Hanneke er bij.'
'Ja, maar we gaan toch weer open,' zei Hannes, 'en dan komen we hier weer terug.'
Niemand gaf antwoord. Gingen we weer open? Was dat zo zeker eigenlijk?
'We moeten open,' zei Derek, 'want waar moet ik dan naar toe . . .? Weet je wat, ik ga met Hannes mee, zolang Hanneke er niet is.'
'Ben jij nou helemaal bedonderd,' zei Hannes. 'Zeker de hele dag met jou in een kamer zitten . . .'
'Ja maar, wat dan . . .? Jullie hebben het toch beloofd . . .? Ik mocht toch bij de baby zijn?'
'Ach man, het is nou toch allemaal anders. Hoe kan jij nou bij ons in een kamer zitten? Ga zelf maar wat zoeken.'
Radeloos keek Derek de kring rond. De tranen stonden in zijn ogen. 'En waar moet ik dan naar toe . . . hè-è . . .? Totdat de cursus begint, hè-è? Ik had het hier juist zo naar m'n zin.' 
'Ik heb ook geen plaats,' zei ik, 'ik heb geen enkele kamer over.'
Derek hield meteen op met huilen en keek me stralend aan. 'O ja,' zei hij, 'bij jou zou ik kunnen ...'
'Néé,' zei ik, 'dat zeg ik toch, ik heb geen plaats, ik heb geen kamer over.'
'Maar je hebt een schuur . . . een stenen schuur. . . met een raam er in, dat heb je me verteld.' 
Verdomd, die schuur ...
'Dan ga ik daar toch zeker in ... Ik maak het wel gezellig, en ik help je wel hoor, thuis . .. koken, boodschappen doen. Oh, ik ben zo handig . . .'
'En wat zegt Mrs. Gallio?' vroeg Klaas.
'Okee . . . laat die maar komen ...'
De hele middag waren wij in de weer om orde op zaken te stellen. De ravage werd opgeruimd. Nieuwe ruiten werden ingezet, glasscherven bijeen geveegd. In de tuin zochten we naar bestek. Het bureau in de stafkamer werd hersteld. En in de hal had Derek alvast zijn spulletjes klaargezet: het rieten koffertje, de ronde kartonnen waspoederdoos, de twee plastic tasjes en de rode leren schoudertas. Voortaan zouden ze in mijn schuur staan . . .
'Hallo . . .,' hoorde ik achter me zeggen en ik dacht waarachtig, dat het de stem van Louis was. Ik draaide me om en het was Louis. Hij sloeg zijn armen om me heen. 'Niet schrikken, hoor meid, want ik doe je niets ... Ik neem het jou niet kwalijk, dat je me die druppels hebt gegeven, maar Bas en Tymen, hè, dat zijn de bazen hier . . . Heb ik trouwens altijd al de pest aan gehad . . . Als ik Bas en Tymen in mijn vingers krijg, nou, die zijn nog niet jarig . . .'
Hij liet me los en ik kon weer ademhalen. Die jongen kende zijn eigen kracht niet meer. 
'Hoe ben je binnengekomen?' vroeg ik.
'Wat een vraag! Alle ramen zijn kapot . . .' 
'Boven zijn ze al gemaakt. . .' 
'Ja, maar beneden nog niet. . . ha-ha . . .' 
'Wil je Tim spreken, Louis?'
'Ja . . . Tim en jou, dat is wel goed.' 
'Wacht maar even, dan ga ik hem halen.' 
Mieke was de eerste die ik tegenkwam. Ik zei haar snel, dat ze Bas en Tymen beneden weg moest houden, want in de stafkamer zit Louis . . .' Mieke nam haar maatregelen, vroeg niet naar het hoe en waarom. Binnen de minuut kwam ik met Tim bij Louis terug.
Hij was op de grond gaan zitten en een beetje lachend keek hij naar ons op. 
'Kom es lekker bij me, jongens, zal ik je een verhaal vertellen . . .'
En Louis vertelde. Over het Krisiscentrum, over zijn woede-aanval daar, omdat hij zich besodemieterd voelde, over de Ramaerkliniek, waar ze hem 'buiten westen naar binnen hadden gedragen'. 
'Maar vanmorgen,' zei Louis, 'kon ik er zo wegwandelen . .. Mooie boel.. . eerst spuiten ze je plat omdat je een gevaarlijke misdadiger bent en dan ineens blijkt, dat je op een 'open afdeling' ligt... Ik zag die mensen daar zo naar buiten lopen . . . Eerst had ik dat nog niet zo in de gaten, maar ineens zie ik een vent, die ik eerst binnen had zien schuiven, die zie ik ineens in de tuin kuieren ... Ik denk: wacht effe, in de gaten houden ... en ja hoor, daar gaat nummero twee . . . deur open, de tuin in ... Ik denk: maar dat doe ik ook . . . dus ik ook deur open, de tuin in . . . Nou . . . eindje lopen en ik stond op straat. Maar ze hadden me alles afgenomen, dus centen heb ik niet, dus met de bus kon ik ook niet, dus ben ik komen lopen . . . Hoe laat is het? Al tien voor vijf? Nou . . . heb ik toch zeker twee uur gelopen . . .'