4 januari
Om tien uur moest Gemma zich melden in
Bloemendaal. Op advies van Margriet had ik haar niet voorbereid op
de confrontatie met de groep. Ik stelde haar zoveel mogelijk
gerust, hield haar voor, dat 'die anderen' ook jonge mensen waren
met moeilijkheden en verdriet en dat ook zij via een confrontatie
in de groep waren opgenomen.
'Je moet het zien als een soort
kennismaking,' zei ik. 'Natuurlijk zullen ze je van alles vragen,
maar omgekeerd mag jij dat ook doen.' Ik merkte, hoe bang ze was
voor een afwijzing. In ons huis had ze zich een plaats verworven,
als bemiddelaarster, als troosteres, als regelaarster. Maar het
contact, waarnaar ze wezenlijk snakte, het contact op gelijk
niveau, waarbij ze net zoveel kon geven als ontvangen, kon ze nog
niet tot stand brengen. Als er niemand te troosten viel, als er
niets te schelden viel of te veroordelen, sloeg ze door naar de
andere kant, wilde ze kind zijn, zelf getroost worden en gestraft
of geprezen. Intuïtief voelde ze aan, dat 'de groep' die beide
uitersten in haar niet zou accepteren. 'Ze zullen me niet pikken,'
zei ze vaak tegen mij en als ik haar om uitleg vroeg, benaderde ze
haar angstgevoel met: 'Ze willen iemand anders van me maken,
stukkie dit er af, stukkie dat er bij en zij maken uit hoeveel er
af of bij gaat. . .'
'Maar je wilt toch bij die groep horen?'
vroeg ik.
'Jawel... en ik wil ook veel van ze leren,
maar ik wil niet dat zij aan me knutselen, ik wil het nou es
zélf doen . . .'
'Je hoeft ook niet alles te pikken wat ze
zeggen, je kunt je verdedigen en als je vindt, dat het niet waar
is, gooi je het naast je neer . ..'
'Jawel. ..,' zei ze, maar aan alles kon ik
merken, dat ze een te grote invloed vreesde en tegelijkertijd
rondliep met de angst, dat er misschien niemand aan haar zou willen
'knutselen'. Bloemendaal had voorgesteld, dat het groepsgesprek zou
worden bijgewoond door twee van onze stafleden. Op de eerste plaats
om de bedreiging voor Gemma te verminderen, op de tweede plaats om
ons in de gelegenheid te stellen van hun werkwijze op de hoogte te
komen. Tim en ik werden aangewezen door de staf.
De ontmoeting met de groep verliep soepel.
Vier jongens en zes meisjes waren al aanwezig, zaten met
koffiebekers en sigaretjes bijeen. De kamer was licht van kleur,
met veel planten en kussens. De voortreffelijke 'praat'-opstelling
van banken en stoelen viel mij meteen op. De twee leiders (een
meisje van 26 en een jongen van 30) koppelden Gemma ongemerkt van
ons los en lieten haar zitten op een tweezitsbankje, naast een stil
meisje en recht tegenover een naar later bleek attaquerende jongen.
Tim en ik bij elkaar gehouden kregen een plaats naast een hoge
plantenpartij, zó dat we door Gemma werden gezien, maar bewust
buiten het zicht van 'de anderen' zaten.
De koffiekan ging voor de tweede maal rond.
Er kwam een meisje binnen, dat haastig in de kring
schoof.
'Je bent te laat,' werd er meteen gezegd, 'ga
zelf een beker pakken.'
'Ik kan er niks aan doen,' zei ze, 'ik moest
mijn neus nog druppelen.'
'Je bent altijd te laat, je hebt altijd wat,'
zei de felle jongen tegenover Gemma, 'dan begin jij vandaag maar
het gesprek.'
Ogenblikkelijk kwam het meisje in verzet. 'Ik
ben gisteren al begonnen, altijd ik, laat nou een ander
maar.'
Het was even stil, toen zei de leidster: 'De
groep wil graag, dat jij begint. . .'
Het meisje keek de groep langs. 'Nou, goed
dan,' zei ze, 'dan wil ik wel es weten waarvoor dat nodig is, dat
zij er bij komt, we hebben er toch genoeg ... en een nieuwe steeds
er bij . . . je schiet niet op, je moet steeds van voren af aan
beginnen.'
Een directe, openlijke aanval op Gemma. Ze
wist er geen raad mee, beet op haar lippen, keek naar mij.
'En waar moet ze slapen dan?' ging het meisje
door. 'We zijn al met z'n zevenen ... in één kamer ... en dan wéér
een bed er bij . . . ik zie het niet zitten hoor . . . Als het nog
een jongen was ... bij de jongens is er ruimte ... Ik zie het niet
zitten hoor . . .'
'Dat vind ik ook,' zei een ander meisje, 'ik
bedoel, het is vervelend want ze zit er bij, maar ik vind haar echt
te veel, ik vind het vervelend hoor, maar ik moet het toch wel
zeggen.'
'Dan kom ik toch niét,' zei Gemma, 'ik heb
trouwens toch geen zin om op een zaal te liggen, dat heb ik lang
genoeg gedaan. Ik dacht dat je hier een eigen kamer kreeg . .
.'
Er werd smalend en vijandig om haar gelachen.
'We zijn een groep . . . we liggen allemaal bij elkaar, we kunnen
elkaar 's nachts ook wel es nodig hebben.'
Gemma was even stil. Toen zei ze resoluut:
'Dan zou ik toch een hoekplaats willen hebben en een schot er bij,
tussen mijn bed en het bed er naast.'
'En als we dat nou allemaal zo willen?'
'Dat willen jullie niet, anders was je hier
heus niet gekomen.'
De felle jongen viel haar bij: 'Als zij een
schot wil hebben, krijgt zij een schot en over een hoekplaats valt
toch te kletsen.' Gemma keek in zijn richting, maar hij ketste af:
'Dat haar van jou . . . Waarom heb je dat geverfd? Volgens mij heb
je er een rotkop door gekregen.'
Gemma verschoot van kleur. 'Ik heb het
geverfd, omdat ik dat wou, omdat ik dat mooi vond ... en als ik
hier kom . . . als, hoor je dat, want dat zal ik zélf beslissen . .
. dan wil ik een hoekplaats en een schot bij m'n bed en dan kom ik
met die rotkop die ik heb.'
'En heb je dan enig idee, wat je hier gaat
doen?' zei hij.
Gemma schudde haar hoofd. 'Nee, geen idee,
maar jij hebt zo'n grote bek, misschien dat jij me dat kan
vertellen . . .'
De jongen grijnsde even. 'De dagindeling is
als volgt: opstaan, wassen, ontbijten, afwassen, kamers opruimen
enzovoorts. Om tien uur tweemaal in de week een groepsgesprek zoals
dit en de andere keren sport of therapie, een pauze om tien voor
elf en dan weer door tot tegen twaalf uur. Een half uur vrij, eten,
een half uur vrij, en 's middags therapie . . . dat kan van alles
zijn, de één werkt in de tuin, of handenarbeid, of
werken in de kantine of de keuken, je krijgt per weekje
eigen taak . . . Om vier uur wordt er dan gekeken, hoe je hem
hebt gedaan, dan krijg je punten, tien als het goed is, nul
als je niks hebt gedaan . . . En iedere week moet je minstens
vijftig punten hebben, anders krijg je geen verlof. Je mag
naar huis als je hier een tijdje zit, niet iedere week dus,
hangt van je punten af. . .'
'En als je dan geen huis hebt?'
'Dan blijf je hier . . . je bent de enige
niet.'
'Maar van die punten, dat zint me niks, daar
heb ik geen zin in om aan mee te doen . . .'
'Je doet mee of je doet niet mee . . . je
hebt alle tijd om er over te denken. Maar als je komt, dan niet met
je kont tegen de krib . . . Als wij zeggen okee, gaan we je ook
niet lopen jennen.'
Gemma dacht na, ze vond het kennelijk
redelijk.
De jongen ging verder: 'Maar ik vind
eigenlijk, dat we nou genoeg over jou hebben gepraat. Een
beslissing nemen we toch waar jij niet bij bent. Wat jij hebt
meegemaakt, hoeven wij niet te weten, dat vertel je wel, als je
hier eenmaal bent. Zo goed als wij dat ook vertellen. En wat mij
betreft, die hoek- plaats en dat schot, okee ... en dat haar . . .
daar heb je alleen jezelf mee. Ik vind eigenlijk, dat we gewoon
verder moeten gaan met onszelf, daar waar we laatst gebleven zijn .
. . met onszelf dus . . . want daar hoor jij nog steeds niet bij .
. .'
Gemma sloeg tegelijkertijd open en dicht.
Door de laatste opmerking werd ze uitgedreven, doch tevens
geprikkeld om van de partij te zijn.
'En wat vindt de groep?' zei de leidster en
ze keek in het rond. 'Ik vind ook, dat we nou met onszelf verder
moeten gaan.'
'Ik vind het eigenlijk onzin van dat
schot.'
'Ik vind van niet. Als jij een schot had
willen hebben, had je d'r ook om kunnen vragen.'
'Ik vind dat eigenlijk best een aardig kind
... en dat rooie haar . . . zal mij een rotzorg wezen.'
'Ik vind, dat we d'r straks over moeten
praten, als ze weg is . . .Laten wij maar doorgaan ... en laat haar
maar gaan.'
'Waarom . . .? Misschien wil ze wel
blijven.'
'Als ze d'r mond maar houdt.'
'Waarom? Misschien wil ze nog wat
zeggen.'
De leidster nam het over. 'Wat denk je?' zei
ze tegen Gemma. 'De groep wil verder met eigen problemen.
Blijf je er bij, of ga je naar huis?'
'Ik blijf er bij,' riep Gemma
hartstochtelijk.