25 december
Margriet belde op om te zeggen, dat we in de
middag Cor konden verwachten. 'Lief kerstkindje,' zei ze, 'heeft
net dertig hoofdpijnpoeders geslikt.'
Ik noteerde snel wat ze allemaal doorgaf.
Oude bekende van de GGD. Komt uit asociaal gezin met acht kinderen
van vele vaders. Cor is 19 jaar, heeft laatste jaar gevaren. Van
zijn 16de jaar af heeft hij een vriendinnetje, waar nu
moeilijkheden mee zijn. De ouders van het meisje gaan de omgang
tegen. Laatste vriend van Cors moeder heeft Cor het huis uit
geslagen, zodat hij nergens meer welkom is. De afgelopen twee dagen
heeft hij heen en weer gelopen tussen het huis van het meisje en
dat van zijn moeder. Nergens binnengelaten en ten einde raad die
poeders geslikt. Op straat onwel geworden en door de GGD naar het
ziekenhuis gebracht. Maag leeggepompt en vanmorgen weggelopen.
Zeker twee uur heeft hij tegen de pui van een radiozaak gestaan.
Daar gevonden door een werker van Release, die met Margriet contact
opnam. Verzoek van Margriet: Cor bij ons laten kalmeren. Ze zal
zelf nog naar hem kijken tegen de avond. Rekening houden met
agressiviteit. Ik riep Tymen en gaf hem mijn aantekeningen door.
Omdat Gemma met hem mee naar binnen kwam, legde ik haar in het kort
de situatie uit. Zonder emoties, alleen de feiten. Wij gingen er
steeds meer toe over de cliënten op de hoogte te stellen
van de omstandigheden van nieuwe cliënten.
'En komt die jongen hier?' vroeg Gemma.
'Ja,' zei ik, 'en misschien dat jij zijn
kamer klaar kan maken. Hier beneden in de kast kun je lakens
en dekens vinden ... en zet de ramen even open en . . . nou ja
. . . kijk de boel nog even na, de wastafel en zo, het is
kamer 7 . . . en o ja, zet de verwarming vooral aan.'
Gemma nam de sleutel van me over en trok een
scheef gezicht.
'Komt in orde mevroi, ik vind alles best,'
zei ze, 'ik wil alles doen, als ik maar niet hoef te naaien . .
.'
Het hele huis werkte mee om Charrie 's
morgens het bed uit te krijgen. Gemma had zijn matras in haar kamer
geaccepteerd. 'Als die er maar een eind mee uit mijn buurt blijft .
. .,' had ze gezegd. De kamertjes waren drie bij vier meter, dus
zo'n verschrikkelijk eind kon dat niet zijn. Om één uur 's nachts
werd Charrie met een slaappil naar zijn matras onder het raam
verwezen. Als Gemma echter sliep, trok hij zijn boeltje naar haar
toe, zodat wij iedere morgen hetzelfde tumult uit haar kamer
hoorden stijgen.
'Jij stiekeme stinkgozer, ik heb je toch
gezegd, dat je met je klererotzooi uit mijn buurt moest blijven . .
. Jezus-Chris-tus-te-paard, je hebt de hele nacht met open bek
geslapen, hier . . . moet je zien, je hele bed weer volgezeken, je
hele kussen volgekwijld . . .'
Daarna maakte ze korte metten: ze zwiepte hem
met matras en al de gang op, keilde zijn kleren en schoenen
('gedverdemme, die sokken hebben ook de hele nacht onder mijn neus
gestaan') achter hem aan, sloeg haar deur dicht en zette scheldend
het raam open. Als een van ons dan naar boven ging, trof hij
Charrie in een onmogelijke houding aan: slapend tussen een
warwinkel van lakens, dekens en kleren en met een wolk van
urinedampen om zich heen. Trappen hielp niet, schudden hielp niet.
Charrie sliep door alles heen. Maar met de manege in ons
achterhoofd, zetten we toch maar door. De vindingrijkheid van de
cliënten beperkte zich meestal tot het gooien van water, terwijl
Ali met de plantenspuit ook aardig overweg kon. Tenslotte werd
Charrie aan zijn benen naar de koude douche getrokken, alwaar hij
tot ieders verbazing nog vijf minuten nodig had om zijn eerste
woord 've-her-domme' uit te spreken. Dit ritueel vond meestal tegen
elf uur plaats. Wij hadden ons echter voorgenomen zo zoetjes aan de
klok wat terug te draaien. Het moest mogelijk zijn om op maandag 3
januari, 's morgens om negen uur, Charrie op de manege af te
leveren . . . klaarwakker... en met rubberlaarzen aan . . .
Om één uur kwam Bas binnen met een grote
kartonnen doos. Onder de ogen van alle cliënten sneed hij het
plakband door, verwijderde wat piepschuim en toverde een
gloednieuwe geluidsinstallatie te voorschijn. Na een moment van
stille verbijstering kwam iedereen schreeuwend in actie. Stoelen
werden verplaatst om een 'lekker plekkie' te vinden bij het
stopcontact, Pieter Juweel riep voortdurend: 'Laat mij maar, laat
mij maar, ik heb er verstand van . . .,' waarop Gemma antwoordde:
'Jij heb allenig verstand van het jatte van pikkup- pe . . .' Ali
gilde van plezier, klapte in haar handen, zwikte op haar hoge zolen
door de kamer heen om tenslotte weer eens in haar lange rok
verstrikt te raken en volgens Charrie 'pe-pe-lat op d'r be-he-bèk'
te vallen. Lenny verzamelde met een wilde blik al het piepschuim in
haar schoot, zoals een schijnzwan- gere hond lapjes naar haar mand
brengt. Klaasje volgde met open mond het was me pas de laatste
dagen opgevallen, hoe vaak hij met open mond ergens naar kon kijken
de verrichtingen van Bas en Joop, die rustig en secuur de
apparatuur gevechtsklaar maakten.
De eerste ruis werd met gejuich ontvangen.
Via gemêleerde klanken kwam Joop op het enig juiste station, dat
popmuziek voortbracht. Hij zette het volume voluit en zacht deinend
en schokkend vormde zich op de grond voor het toestel een halve
kring van op elkaar lijkende schepsels. Ze waren één. Eén met het
ritme. Eén met de laatst waarneembare tonen. Ze waren niet langer
meer Joop-met-de-arm en Klaasje-de-shageter. Ze waren uniform en
onbereikbaar geworden voor een ieder met een ander
geluidspatroon.
Het binnentreden van Cor door Ina opengedaan
en naar de huiskamer gebracht werd daardoor herleid tot een simpel
'aansluiten en meedoen'. Niemand vroeg wie hij was en waar hij
vandaan kwam. Hij groette niet en werd niet begroet. Hij ging
zitten in de halve kring, nam vanzelf het ritme over en kreeg een
kussen en een shaggie toegegooid. Hij kreeg geen kans om
Cor-met-de-dertig-hoofdpijnpoeders te worden.
Ina schoot me aan. 'Ik ben er achter gekomen,
dat er bij Humanitas iemand zit, Mimi heet ze, waar Pieter
Juweel al een paar jaar bij in huis komt. 't Is een wat oudere
vrouw, die een beetje over hem moedert. Als hij nergens meer
naar toe kan, dan gaat hij daar naar toe.'
'Waarom is hij dan bij ons gekomen?' vroeg
ik.
'Dat begrijp ik ook niet, er is vast iets
gebeurd.'
'Probeer dat dan uit hem te krijgen.'
'Hèb ik gedaan . . . maar hij wil het niet
zeggen.'
'Dan ben je niet slim genoeg.'
'Wat hèb je toch tegen mij?'
'Dat weet ik nog niet, maar het intrigeert me
wel. Kun je die Mimi niet bellen?'
'Buiten hem om?'
Ik zuchtte. Dat kon niet. Ons principe was,
dat we alles deden in overleg met de cliënten. 'Zet hem de pin op
de neus,' zei ik. 'Zeg dat je een rotgevoel hebt, het gevoel dat je
door hem bedonderd wordt.'
'Dat is nog waar ook . . . weetje,' zei Ina,
'weet je, de afgelopen dagen hè ... ik heb van alles voor hem
gedaan . . . achter een kamer aangelopen en bij het Leger des Heils
meubels voor hem losgepeuterd . . . nou ja . . . van alles . . .
meneer laat zich goed verzorgen hoor ... en dan krijgt hij ook nog
dat inrichtingsgeld ... ik sta er eigenlijk niet meer achter ... is
het wel goed wat we doen?'
Ik begreep haar. 'Dat vraag ik me zo vaak
af,' zei ik. 'Bij de één weetje zeker dat het goed is en bij de
ander twijfel je. Hier . .. neem nou Pieter. We vertrouwen hem
allemaal voor geen cent, jij ook niet en daarom ben je erg
onredelijk. Hij wil niet zeggen, wat er met die Mimi is, jij denkt
meteen en ik ook hij zal haar wel bestolen hebben. Maar het kan
iets anders zijn. misschien heeft ze hem wel erg gekwetst,
misschien was zij de enige om wie hij nog wat gaf en heeft juist
zij hem laten vallen . . . weet jij veel . . . daar moet je achter
zien te komen. Ik geloof, dat 't belangrijk is . . . En verder. . .
waar ik zo langzaamaan ook achter kom: we doen te veel... we moeten
met zo min mogelijk inspanning van onszelf de grootst mogelijke
inspanning bij de cliënten zien te bereiken. Als Pieter zo graag
een kamer wil, okee, laat hij daar zelf voor zorgen. Help hem met
adressen, maar ga er niet zelf achterheen. Praat met hem, iedere
dag, op hetzelfde uur desnoods. Houd hem aan zijn
afspraak ... hij zou voor een kamer zorgen, dat heeft hij gezegd
toen hij kwam. Hoe zit het daar mee, vraagje, wat heb je ervoor
gedaan vandaag? Niets? Dan vlieg je er uit, jongen, ik geef je nog
twee dagen . . .'
De deur van de stafkamer sloeg open en Gemma
stond ineens midden tussen ons. Met haar handen op haar zware
heupen geplant keek ze me aan. 'Yvonne,' zei ze, 'nou moet jij es
goed luisteren, hè ... Ik heb geen zin om vanavond bij mijn moeder
te gaan eten, ik heb er over nagedacht, maar ik zie er vreselijk
tegen op . . . Bel jij haar dus maar op en zeg maar, dat ze eerst
nog maar een paar keer hier moet komen ... je hebt d'r nummer toch
. . . nou bel maar, ik zie er vreselijk tegen op . . .'
Gemma keek me bevelend aan en Ina barstte in
lachen uit. Ze draaide zich om en verliet de kamer. Op de drempel
riep ze me zacht toe: 'Denk er aan . . . met zo min mogelijk
inspanning . . .'