26 december
Van Rem hoorde ik, dat Cor in de huiskamer
had geslapen. Kamertje 7 door Gemma voor hem in orde gemaakt
weigerde hij pertinent binnen te gaan. Na een uurtje meedeinen in
de massa had hij zich stilletjes teruggetrokken in de enige 'krepo'
die we bezaten, een nogal wankel nest van versleten velours en
gesprongen veren. Zijn bezittingen, een enorme sleutelbos alsof hij
een kasteelheer was zijn shag, zijn centenbuideltje, een kam, een
gore zakdoek en een gebreide das, had hij op de brede armleuningen
neergelegd, naast een leeg conservenblikje dat dienst deed als
asbak. Zo af en toe deed hij een tukje en als hij wakker werd
draaide hij een shaggie, rookte, draaide een shaggie, rookte,
draaide een shaggie .. .
Alles wat hij nodig had, lag binnen
handbereik, alleen de wc niet en dat gaf tenslotte benauwenis. Cor
begreep, dat hij niet zo lichtzinnig mocht zijn om van zijn zetel
op te staan zolang er nog kapers op de kust waren. Hij wachtte tot
iedereen aan tafel zat, weigerde zelf mee te eten en sloop, toen de
aandacht door al Chiels heerlijkheden van hem was afgeleid, snel
naar de wc en terug.
Rem, die het oog op hem had, zag hoe hij zich
opgelucht en vol overgave tussen de hoge leuningen inbedde. Hij
overzag zijn bezittingen, wond de gebreide das als een mof om zijn
handen, sloot zijn ogen en verloor zichzelf in een tevreden, zoete
dommel.
Margriet, die nog even naar hem was komen
kijken, had geadviseerd om hem maar te laten zitten. 'Af en toe een
beker melk, of wat thee,' zei ze. 'Probeer ook maar of hij iets wil
eten . . . Maar lok geen gesprek met hem uit. Als hij zover is, dan
komt hij vanzelf wel . . . gun hem vooral dat beetje veiligheid en
let er op, dat hij door de anderen met rust wordt gelaten
...'
Rem had zijn bewaking persoonlijk op zich
genomen. Toen de anderen sliepen, dekte hij Cor met een deken toe.
Zelf is hij op het eerste door Klaasje gemaakte zitblok de nacht
doorgekomen. In het boek schreef hij: 'Na een leventje zwerven
heeft Cor eindelijk een woonstoel gevonden . . .'
'Als je dan goddomme geen pleeggezin voor me
kan vinden, la-me dan in jezusnaam maar naar die therapie toe gaan.
Hier word ik gek van . . . niks doen de hele dag ... en m'n moeder
dat is ook niks ... ik kan toch zomaar niet ineens een moeder
hebben . . . Laten ze me dan leren, hoe ik met d'r om kan gaan . .
. Dat in die groepen, dat wil ik wel, maar ik mot het wèl eerst
zien ... Jij zei toch dat dat kon, nou . . . bel dan maar op . . .
vraag maar of we morgen kunnen komen ... Ik wil het zien daar, want
ik ben niet van plan om zonder meer mijn ziel aan de duivel te
verkopen . . .'
'Telefoon!' gilde Gemma en ze nam zelf op.
'Ja, u spreekt met Gemma, medewerkster van het Opvanghuis . . . zeg
u het maar . . . Oh . . . ogenblikkie, daar komt iemand . . .'Ze
gaf de hoorn aan mij over. 'Hierzo, iemand die je haast niet
verstaat.'
Ik luisterde naar de zachte vrouwenstem. 'Ik
weet het niet meer ... zo kan het niet langer ... we waken om de
beurt bij haar . . . we kunnen haar niet meer alleen laten, mijn
man en ik ... ze heeft al twee zelfmoordpogingen gedaan een tijdje
geleden ... we weten het niet meer . . .' 'Wie is uw huisdokter?'
vroeg ik.
'Die is er niet, 't is Kerstmis.'
'Maar waarom belt u ons? U heeft
medische hulp nodig.'
'Wat moet ik dan doen? De dokterstelefoon kan
ook niet helpen ... ik kreeg dit nummer van iemand uit de
straat.'
'Zo door de telefoon is het te moeilijk, ik
kom even bij u, dan kan ik zeggen naar wie u het beste toe kunt
gaan.'
Het meisje heette Mia. Ze was 22 jaar en zat
in de hoogste klas van de Pedagogische Academie. In augustus had ze
een darminfectie. Direct daarna kreeg ze een longontsteking,
waardoor ze erg verzwakt was en depressief. Haar studie hing als
een steen om haar hals. In november en begin december wisten de
ouders twee zelfmoordpogingen te voorkomen door een hoeveelheid
slaappillen te onderscheppen. Sindsdien lieten ze hun dochter niet
meer alleen. Beurtelings waakten ze bij haar en toen ik hen
bezocht, waren ze volledig gebroken. Met de huisdokter hadden ze
slecht contact. Ze hadden hem van het gebeuren niet op de hoogte
willen (durven?) stellen. Vlak voor Kerstmis was Mia weer verder
'weggezakt', zoals de moeder zei en zoals ik zelf kon constateren.
Ze zat versuft in een stoel en groette mij niet terug. Ik belde
Margriet op en legde alles uit. 'Direct naar het Krisiscentrum,'
zei ze. 'Ik zal er wel voor zorgen. Ga jij maar terug naar het huis
. . . die ouders kunnen voor dit kind niets doen en jij nog minder
. . .'
Voor het kind niet, voor de ouders wel. .. Om
één uur had Margriet Mia's opname in het Krisiscentrum geregeld.
Nog geen half uur daarna riep Gemma mij weer aan de telefoon met:
'Daar is die druiloor weer.'
'Nou weet ik het helemaal niet meer ... ik
heb zo'n vreselijk gevoel . . . Hoe kunnen ze daar nou op haar
letten? Mijn man en ik, we hebben er naast gezeten, dag en nacht. .
. dat kunnen ze daar toch niet... en als er wat gebeurt. . . dat
kind is ziek ... ze moeten er dag en nacht op letten.'
Ik stelde haar gerust en legde haar uit hoe
het Krisiscentrum werkte. Er was genoeg begeleiding, genoeg
controle en binnen tien dagen zou het lichamelijk en geestelijk
onderzoek zijn voltooid. 'Wat had u dan gewild?' vroeg ik.
'Misschien dat u nog twee dagen naast haar bed had kunnen zitten,
maar dan was u ingestort. . . dit móest... en bovendien, ze is in
goede handen . . .'
'Mag ik u nog opbellen ... als ik het
moeilijk heb?'
'U mag ook komen. Als ik er niet ben, dan
weten de anderen er vanaf.'
Ali kwam helemaal opgetut beneden. 'Ik ga
poseren,' zei ze.
'Poseren?' vroeg ik. 'Op Kerstdag?'
'Ja, er gaat iemand een film van me maken,
maar hij gaat eerst kijken of ik geniek ben . . . moet ik dus
vanmiddag poseren .. .'
'Je had toch een afspraak met je vriendje
gemaakt?'
'Ja .. . heb ik afgezegd ... hij komt
vanavond ... en dan ga ik vanmiddag poseren ...'
'Nou, voorzichtig dan maar,' zei Klaasje
droog.
'Hij bedoelt voorzichtig-in-bed,' zei Gemma.
Met een zelfbewust gebaar draaide Ali de deur uit.
Zonder mitella kwam Joop bij mij binnen.
'Kijk,' zei hij, 'en ik heb niet eens therapie gehad vandaag.' Met
een stralend gezicht bewoog hij bijna al zijn vingers. 'Kracht komt
vanzelf ... en mijn pink ook op den duur . . . Later joh, dan ga ik
pingpongen en tennissen, dan doe ik er van alles mee ... en die
kamer van Bas, weet je wel, daar kan ik al in per 1 januari. . . Ga
ik leuk inrichten, joh ... ga ik van alles voor timmeren, want dat
kan ik dan ook weer met mijn hand. En als Rem dat dan weet morgen
of ik in die opleiding kan, nou . . . dan gaat het weer hartstikke
goed met mij . . .' Hij was even stil en keek voor zich uit. 'Maar
ik vind eigenlijk wel, dat ik naar mijn moeder moet gaan . . .
tweede kerstdag ... Ik kan toch niet wegblijven. Wat denk je . . .
als ik toch maar es ging, ze zal toch niks vragen ... zo zonder
mitella, wat ziet ze er ook aan . . . Zal ik maar
gaan?'
'Als je dat wilt.'
Hij zweeg nu iets langer. 'Ja,' zei hij, 'ik
geloof zelfs, dat ik èrg graag wil.'
'Pieter Juweel heeft tweeduizend gulden
schuld aan een dealer,' zei Ina. 'Het was eerst drieduizend gulden
maar duizend gulden heeft hij van Mimi gejat.'
'Heb je 't toch uit hem gekregen? M'n petje
af.'
'Ja, en hij is ontzettend opgelucht. Het
beste is, dat Ruud hem van mij overneemt, die weet nou eenmaal meer
van drugs, dan zal ik nog wel die zaak met Mimi regelen. Pieter wil
er graag van af, maar zo lang die schuld er is, wordt hij door
die dealer gedwongen stuf te kopen. Een vicieuze cirkel. .. zijn
schuld wordt groter ... en hij moet blijven kopen . . . Hij kan er
alleen van af, als wij hem helpen met dat geld.'
'Dat moet je dan maar in de stafvergadering
gooien.'
'Dat doe ik ook, ik wil alleen maar weten of
jij het steunt.'
'Tweeduizend gulden,' zei ik, 'een heleboel.
. .'
'Drieduizend gulden . . . Ook nog dat geld
van Mimi.'
'Waar moeten wij dat van betalen?'
'We vragen het.. . aan Siemens, of aan C en
A, weet ik veel. . . Als we het niet doen, gooi dan die tent maar
dicht, je helpt of je helpt niet. Met goeie voorbeelden hoef je bij
hem niet aan te komen . . . ingrijpen moet je ... en als het nodig
is, met geld . . . Nou . . . steun je me?'
Ik dacht er over na. 'Ja,' zei ik, 'ik zal je
steunen.'