27 december
Toen ik aan kwam fietsen, zag ik Klaasje voor
het geopende raam van de huiskamer staan. Hij keek schuin omhoog
naar de koude lucht, onverstoorbaar, zoals de stenen dr. Plesman
voor het KLM-gebouw. Zijn mond stond wijd open en zijn adem werd
door de koude zichtbaar gemaakt. Er was iets ontroerends aan zijn
staan daar in dat stille, nog slapende huis. Het was net of hij de
morgen naar zich toelokte de kale takken van de bomen in de tuin,
de vochtige duingrond en aan de overkant het veldje met de zware
dennen. Hij had me gezien, maar kwam niet uit zijn houding los.
Benieuwd geworden ging ik naast hem staan, met mijn hoofd dicht bij
het zijne, kijkend waar hij keek en wachtend als hij. Zo zullen er
ook wel mensen naast het standbeeld van dr. Plesman hebben gestaan,
vergeefs kijkend en wachtend. Mijn wachten was niet vergeefs.
'Yvonne . . .,' zei Klaasje en alweer
onderging ik die vreemde mengeling van potsierlijkheid en
doodsangst, 'heb jij soms die duizend vlinders gezien, die zonet
uit mijn mond zijn gevlogen? Jij kwam toch van die kant, hè . . .
nou . . . dan moet je ze zijn tegengekomen . . .' Uit zijn wijd
open mond liet hij met korte stoten kleine wolkjes komen. Vlinders,
die zelfstandig hun weg zochten in de eeuwigheid . . .
De ochtendvergadering kon slechts één uur
duren, omdat wij om elf uur bij de politie verwacht werden. De zaak
Juweel kwam meteen op tafel en tot mijn verbazing en vreugde kreeg
Ina's voorstel de volle steun. Pieter werd aan Ruud overgedragen,
het bijeenbrengen van het geld werd een klusje voor Bas en
mij.
'We zullen zien,' zei Bas, 'of we hem los
kunnen kopen. Als het niet lukt, dan weten we dat voor een volgende
keer en dan is die proef die drieduizend gulden waard
geweest.'
Rem, die niet meeging naar de politie, zou
voor Gemma een bezoek in Bloemendaal aanvragen.
Koen merkte droogjes op, dat er in de
afgelopen dagen zeker vijf ruiten waren gesneuveld op de eerste
etage. 'Het giert door het hele huis heen. Hoe zit dat eigenlijk,
wie was hier ook weer onderhoudsman?'
'Ja-ha ...,' zei Klaas, 'dat was ik
...'
'Waarom heb je dan geen nieuwe ruiten
ingezet?'
'Ja-ha . . . dat wil ik wel doen, maar dan
zijn die ruiten morgen weer kapot, hè . . . daar wordt Klaas zo
moedeloos van, hè . . . We kunnen toch beter de zaak omdraaien? We
gaan die kindertjes eerst eens vertellen, dat ze niet aldoor
asbakkies door de ruiten moeten gooien ... hè ... en misschien
kunnen we ook wat aan die aanvalletjes van agressie doen . . . dat
zou Koen leuk kunnen doen, want Koen is weer begeleider ... en Ina
bijvoorbeeld, die kan er ook wat aan doen, die is ook begeleider en
bovendien nog Mr. Dr. zus en zo, die heeft het intellect per kilo
in d'r koppie zitten . . .hè . . . kijk hè ... en Klaas is maar
gewoon een onderhoudsman.'
'Je moet niet lullen,' zei Koen, 'je moet
gewoon die ruiten maken.'
'Ja-ha . . .,' zei Klaas, 'maar je laat me
niet uitspreken. Ik zei: Klaas is maar gewoon de onderhoudsman,
maar niet bij de Shell, want dan zou Klaas die ruitjes wel even
maken, want daar gooien ze geen asbakkies door de ruitjes hè . . .
nee, Klaas is onderhoudsman in het opvanghuis en dat heeft Klaas
expres gedaan, omdat Klaas die kindertjes een beetje aan kan
voelen, hè ... zo zit dat ... en in een Opvanghuis gaat het nu
eenmaal een beetje anders. Want . . . stel Klaas krijgt de opdracht
om een nieuw slot in een deur te zetten. Laten we zeggen de deur
van Jantje . . . van Jantje die zit af te kicken . . . Nou, Klaas
haalt het slot uit de deur en wat ziet die, Jantje heeft een
beetje genoeg van het leven en die is bezig met een scheermesje
zijn pols door te snijden. Kijk, dan moet Klaas even dat slot laten
liggen, hè, en dan moet die even tegen Jantje zeggen: üh-üh, niet
doen, wantje kan niet weten of je leven later niet wat leuker
wordt... en als die dat dan allemaal gezegd heeft, dan gaat Klaas
weer verder dat slot in zetten . . . maar ja, daar kan intussen wel
een daggie overheen gaan . . . En bij de Shell heb je daar niet
zo'n last van, hè, als Klaas daar een nieuw slot in een deur moet
zetten, is Klaas gewoon in tien minuutjes klaar . . .'
'Je moet niet lullen, gewoon die ruiten maken
. . .,' zei Koen weer
'Nou goed,' zei Klaas, 'vanmiddag pak ik al
mijn spullen uit de kelder en dan ga ik naar boven om die ruiten te
maken . . . tenminste ... als ik in de gang niemand tegenkom die
uit het raam wil springen of een ander net de hersens in wil slaan,
hè . . . want dan heb je kans, dat het weer èffetjes een daggie
blijft liggen . . .'
In de auto van Tymen vertrokken we naar de
politie, Bas, Klaas, Chiel, Tymen en ik. We werden binnengelaten in
een kamer met een grote vergadertafel. Er werd ons verzocht om
naast elkaar plaats te nemen.
'De hoofdcommissaris is iets verlaat, zoudt u
even willen wachten?'
'Ja hoor,' zei Klaas, 'we vermaken ons wel,
we hebben altijd een spelletje alternatief monopolie bij ons, met
'Ga naar de Abortuskliniek, u krijgt geen ƒ 200' en 'u krijgt nog
een uitkering van de WW.'
We namen snel met elkaar de voornaamste
punten door:
1) Geen politie aan de deur, geen extra
surveillances, geen telefoontjes naar ons huis.
2) Automatisch al onze kinderen van de telex,
wanneer wij daar om vragen.
3) Aan ouders en instanties niet bekend
maken, dat een kind bij ons zit.
De deur ging open en de hoofdcommissaris kwam
binnen, gevolgd door zijn secretaris en het hoofd van de
kinderpolitie. De begroeting was gereserveerd. We namen plaats
tegenover elkaar. Een juffrouw bracht koffie.
De hoofdcommissaris gaf een uiteenzetting van
de plaats van de politie in een grote stad en bevestigde tevens de
noodzaak van een opvanghuis als het onze. De politie was
bereid ons alle mogelijke medewerking te verlenen.
'Dat is dan fijn,' zei Klaas, 'dan zijn we al
een heel eind, alleen nog maar wat kleine puntjes, zoals . . .' en
hij kwam meteen tot de kern van de zaak, 'zoals . . . wij kunnen in
alle rust en zonder informaties van uw kant met onze jongens
blijven werken . . .'
De drie gezichten aan de overkant stonden
strak. 'Wat bedoelt u met 'in alle rust'?'
'Dat we niet worden lastiggevallen door
politie al of niet in burger, zodat ons werk niet doorkruist
wordt.'
Er ontspon zich ogenblikkelijk een felle
discussie, die tenslotte door de hoofdcommissaris werd afgesloten
met: 'Hoewel wij grote sympathie voor uw werk hebben, staan wij
toch duidelijk lijnrecht tegenover elkaar. Wat niet te verwonderen
is, als u bedenkt, dat de politie er is om de burger te beschermen
en de wet te helpen uitvoeren en u er blijkbaar bent om de burger
tegen de politie te beschermen. Uw huis is nodig maar vormt een
bron van onrust in de stad, wij kunnen niet anders doen in het
belang van alle burgers dan uw bewegingen met grote aandacht
volgen.'
Ruud had gelijk. Het had geen zin. We werden
vriendelijk te woord gestaan, maar er werd niet naar ons
geluisterd. Klaas probeerde het nog éénmaal. Hij gaf een verslag
van de gebeurtenissen op 19 december, toen Klaasje wegliep en alle
anderen trillend in de keuken bijeenkwamen, omdat er 'een kit' voor
de deur stond.
Hij werd geduldig aangehoord. Er werd
begripvol geglimlacht.
De telex kwam ter sprake. Er werd geduldig
geglimlacht. Aan ons werd verzocht of we voortaan door wilden
geven, wie we in huis hadden. Wij weigerden, omdat we omgekeerd de
zekerheid niet kregen, dat de kinderen niet werden teruggeëist en
omdat we onze relatie met hen niet op het spel wilden zetten.
De hoofdcommissaris had gelijk: we stonden
lijnrecht tegenover elkaar. We gingen naar huis,
ontmoedigd.
'Wat had je dan verwacht?' zei Chiel. 'Ze
kunnen niet anders, ze zijn een apparaat zonder emoties . .
.'
'Wij kunnen ook niet anders,' zei Tymen, die
van ons allemaal toch wel het meeste 'rechts' was.
Klaas keek er twinkelend van op. 'Ach Heer,
hoor toch die socioloog,' zei hij. 'Hoor hem en vergeef hem deze
miskleun, want het is zo goed bedoeld . . . zo'n goed bedoeld
verraad .. . en tot de onschuldigen richt ik mij met: hoedt u voor
commissarissen en sociologen . . .'