2 januari
'Me mamot,' zei Klaasje, 'is met z'n pootje
in een scherf van een kerstbal getrapt. Eerst zag ik het helemaal
niet, wat hij had aan z'n poot, maar hij liep helemaal niet meer en
toen zijn we gaan kijken, Klaas en ik, en toen zagen we zo'n
klotescherf in z'n voetje zitten. Die rot Lenny, die krijg ik wel,
want die heeft met die ballen liggen smijten en we zijn naar een
dierkliniek geweest, Klaas en ik, want z'n voetje was wel tweemaal
opgezwollen en die pik daar zei, dat ik me niet zo druk moest
maken, want voor vijf gulden had ik een nieuwe mamot en toen zei
ik: heb je wel es een goed pak op je sodemieter met de honderiem
gehad, nou, kijk maar uit, want Klaasje zit te wachten tot er een
geschikt iemand voor z'n voeten komt en dat zou best wel es jij
kunnen zijn. En die pik daar haalt zijn schouders op en geeft een
zalfje mee en Klaas, die moest daar 17 gulden voor betalen. Maar
het zalfje vreet die van z'n pootje af en nou zegt Lissy, dat ik
het pootje om het uur in een bakkie lauwe soda moet gaan weken. En
dat doe ik dan. Maar die pik daar is nog niet met me klaar en die
halvegare Lenny ook niet, want als die het niet haalt, me mamot,
nou dan koop ik een ijzeren honderiem en dan tuig ik ze allemaal af
en dan is de beurt een keer aan mij, want dan sla ik er op los met
die ijzeren honderiem . . . want dan sla ik er op los met die
ijzeren honderiem, want dan is de beurt dan eindelijk es een keer
aan mij en dan sla ik er op los met die ijzeren honderiem, want dan
is de beurt aan mij.'
'Jezus, Klaas,' zei ik, 'heb je Klaasje
gehoord? Wat moeten we met hem?'