2 december
Om tien uur vanmorgen kwam Janneke bij ons.
Met dichtgeslagen ogen, een bloedneus en een dikke lip. Ze wilde in
geen geval blijven, alleen maar op adem komen. Ik bracht haar naar
een kamer, waar ze haar tas neerzette en met haar jas aan in bed
kroop. Praten wilde ze niet, wèl eten. Met haar hoofd onder de
dekens en naar de muur gekeerd at ze drie boterhammen op. Daarna
draaide ze zich even naar mij, vroeg: 'Het is hier toch echt
veilig, hè?' en keerde zich na mijn bevestiging terug naar de muur.
Ik zei haar, dat ze de deur op slot kon doen als ze dat wilde, maar
ze reageerde niet. Toen ik de kamer uitging, hoorde ik dat ze
opstond en naar de deur liep. Ze draaide hem op slot.
In de middag kwam ze naar beneden. Ze had
haar jas nog aan, de zwelling in haar gezicht was iets minder
geworden. 'Heb je een kam?' vroeg ze me. We zijn op alles berekend,
maar een kam was nergens te vinden in huis. 'Ach, laat maar zitten
ook,' zei ze, 'ik zie er toch uit als een gek . . . Wie bèn je
eigenlijk, als ik vragen mag?'
'Ik ben Yvonne,' zei ik, 'maar we hebben al
kennisgemaakt.'
Ze keek me taxerend aan. 'Was jij dat dan,
vanmorgen, toen ik binnenkwam?'
'Ja,' zei ik.
'Verdomd geschikt dat je niet meteen begon te
vragen . . . Zeg, hebben ze mijn hond hier soms
gebracht?'
'Nee, zouden ze dat dan doen?'
'Het is goddomme mijn hond, en ze zouden hem
brengen.'
'Misschien doen ze dat nog wel.'
Ze lachte scherp en smalend. 'Denk je dat?
Nee, ik zal hem moeten halen.'
'Als je zegt, waar hij zit, kunnen wij hem
wel halen.'
'Zijn jullie dan van het Leger des
Heils?'
'Nee. Hebben ze je niet gezegd, wie wij
zijn?'
'Ja, stelletje idioten. Als je maar niet
denkt, dat ik hier blijf.'
'De deur staat open, je kan zo gaan.'
'Ik mag toch wel even op adem komen?'
'Van mij wel.'
'Is er geen eten in huis?'
'Genoeg. Ben je al in de keuken
geweest?'
'Je denkt toch niet, dat ik loop te
snuffelen?'
'Ga maar mee, dan zal ik je het huis laten
zien.'
'Voor mij hoeft het niet, ik ben toch zo
vertrokken.'
'Kom maar, het is best een leuk huis.'
'Als je maar niet denkt, dat ik blijf. Ik ben
toch zo vertrokken . . .'
Tegen vieren werd er gebeld en toen ik open
deed, schoot er een hond langs mijn benen. Hij liep regelrecht door
naar de keuken, sprong op een stoel en vandaar af op het aanrecht.
Hij likte een paar borden af en er viel een mes op de tegels.
Janneke nog steeds met haar jas aan glipte bijna geluidloos achter
mij langs en greep het dier bij zijn band.
'Smerige rothond,' schreeuwde ze, 'je hebt
dat beest laten verhongeren!'
Pas toen zag ik, tegen wie ze het had. Een
jongen van een jaar of twintig stond een pas van mij
af.
'Je kan een pak op je donder krijgen,' zei
hij, 'je hebt zeker nog niet genoeg gehad.'
Janneke greep een bord en hield het dreigend
in de lucht. De hond zette zijn voorpoten op het koffiezetapparaat
en probeerde zo het bord te bereiken.
'Ik dacht, dat het hier veilig was,' zei ze
tegen mij, 'maar iedereen kan hier zo binnen komen.' Plotseling
maakte ze een schijnbeweging en de jongen sprong behendig opzij.
Over Jannekes gezicht schoof een triomf. Zonder haar ogen van de
jongen af te houden zette ze het bord voor zich op de grond. De
hond rukte zich los, sprong van het aanrecht en schoof het bord
likkend de keuken door.
De jongen heette Ben. Dat hoorde ik, toen Rem
de keuken in kwam en zich aan hem voorstelde alsof er niets aan de
hand , was. Om vier uur was mijn dienst afgelopen en Rem kwam me
aflossen. Van Koen, met wie ik samen 'liep', had hij al gehoord dat
er gedonder was in de keuken. Janneke begon met hoge stem te
schelden. Ze verdomde het nog langer te blijven in die pokkentroep.
'Maar waar moet ik heen?' riep ze er steeds tussendoor.
'Als je dat niet weet,' zei Rem, 'dan moet je
je snavel houden en gewoon bij ons blijven.' Tegen Ben zei hij:
'Als je morgen eens terugkwam, joh, dan zullen we eerst die tante
kalmeren.'
Ben draaide zich snuivend om. 'Dat kan je
alleen met een looie pijp,' zei hij, en zonder zich nog iets van
haar gescheld aan te trekken, liep hij met zijn handen in zijn
zakken de deur uit. De hond keek van zijn bord op en glipte
achter hem aan.
Rem belde me 's avonds op. Janneke wilde
eindelijk praten, maar het liefst met een vrouw.
Ik weigerde pertinent. 'Morgen heb ik weer
dienst,' zei ik, 'zeg haar dat maar. Ik heb geen zin om nu voor
haar terug te komen.'