3 december
'Waarom doe je je jas niet uit? Ik vind je
verschrikkelijk ongezellig.'
'Ik zit hier ook niet om het jou gezellig te
maken. Ik zit hier, omdat ik nergens naar toe kan.'
'Dat zie ik niet in.'
'Nou, waar moet ik dan heen?'
'Waar kom je vandaan?'
'Van thuis, bij Ben.'
'En wil je niet terug?'
'Hij slaat me voor rot.'
'Waarom?'
'Heeft-ie altijd gedaan. Vroeger sloeg hij
zijn moeder en zijn zus, dat is-ie gewend.'
'Hou je van Ben?'
'Ach, weet ik veel. Ik ben in verwachting
maar ik wil er vanaf. De NVSH wil me helpen, zeggen
ze.'
'En wat zegt Ben?'
'Die slaat me voor rot. Hij wil een huisje en
een vrouw en een kind.'
'En jij wil van hem af.'
'Dat zeg ik niet. Ach, weet ik veel.'
'Als je het kind echt niet wilt hebben en het
is niet te laat . . .'
'Het is niet te laat, het is tien weken
nu.'
'Dat is bijna te laat.'
'Die hond is van mij, die had hij hier moeten
laten.'
'Waar gaat het nou om, om je hond of je
kind?'
'Ik wil zelf over mijn leven kunnen
beslissen.'
'Over je leven met of zonder Ben?'
'Wat denk je, komt hij nog terug? Ik wil met
hem praten.'
'Hier of bij jullie?'
'Nee, hier, als ik hier blijven mag . .
.'
'Voorlopig kun je hier blijven.'
'Kan ik hem opbellen hier?'
'Natuurlijk. Is hij dan thuis?'
'Kan het proberen. Blijf jij erbij, als ik
straks met hem praat?'
'Okee, ga dan eerst maar eens bellen.'
'Hé, Yvonne.'
'Ja?'
'Waar kan ik mijn jas eigenlijk
kwijt?'
'Gewoon aan de kapstok.'