14 maart
Even na negenen belde de vader van Hanneke aan. Hij vroeg of hij met ons kon praten. 
'Natuurlijk,' zei ik en ik nam hem mee naar de stafkamer. Hij had een grote, volle tas bij zich, die hij neerzette bij de deur; zijn bromfietshelm bleef hij vasthouden.
'Vindt U het zelf niet te gek,' zei hij, 'dat ons kind hier is? Wij weten niets van haar af, alleen wat wij horen van die meneer van Release en die weet dat ook weer van U. Zijn we dan zulke slechte ouders geweest? Hebben we die behandeling verdiend? Mijn vrouw is er helemaal ziek van ... Ze wil niemand meer zien, ze wacht maar of Hanneke komt. En nu het iedere dag zover kan zijn . . . Wij wachten maar, mijn vrouw kan niet meer . . . Kan ik niet éven met Hanneke praten?'
'Ik wil het haar vragen.'
Hij lachte kort. 'Dat bijvoorbeeld al... U wil het haar vragen . . . Het is mijn dochter en U wil het haar vragen. Ik moet toch zeker met mijn dochter kunnen praten?' 
Ik knikte. 'Ik begrijp, dat U dat wilt, meneer, en voor U hoop ik, dat zij het ook wil. . . maar tóch moet ik het eerst aan Uw dochter vragen.'
'En als ze 'nee' zegt, dan kan ik zeker weer vertrekken?' 
'Hanneke is hier erg rustig, meneer, en daar gaat het op het ogenblik toch om? We proberen goed voor haar te zorgen en we hopen, dat als de baby geboren is, dat ze vanzelf naar U toe zal gaan, en dat het contact tussen U beiden weer goed zal worden. Dat is niet alleen voor U het beste, maar voor Hanneke ook ... Ik geloof, dat U toch nog even geduld moet hebben.'
'Ik heb geduld genoeg gehad. Waar gaat ze naar toe, als de baby er is?'
'We weten het nog niet. We hopen, dat ze iets toegewezen krijgen.'
'En de baby? Krijgen wij die niet te zien?'
Ik zuchtte, ik vond het afschuwelijk. 'Ik durf U niets te zeggen, meneer. Hanneke zal zélf moeten beslissen . . .'
'Gaat U het haar dan vragen!' viel hij ineens tegen me uit. 'Ik had haar de eerste dag hier al weg moeten halen ... de politie moeten sturen . . . dat kind is zestien, weet U dat. . .?'
'Ze is zestien, maar ze wordt moeder en dat wil ze graag hier worden, heeft ze gezegd.'
'Ga het haar vragen,' zei hij nog eens.
'Goed ... ik zal naar haar toe gaan. Ik zal het haar vragen.' Ik liep eerst naar Bas en legde snel alles uit. Bas ging naar de vader en ik naar Hannes en Hanneke. Hun deur was niet op slot en toen ik klopte antwoordde Hanneke. Ze lag nog in bed. Hannes was niet in de kamer. 
'Hij is nog niet terug van zijn krantenwijk, ik vind dat hij er lang over doet vandaag.' 
'Hanneke,' zei ik, 'je vader zit beneden ... hij vraagt of hij met je spreken kan.'
Ze verroerde zich niet en keek me lang en zwijgend aan.
Tenslotte zei ze: 'Is pappa erg zenuwachtig?'
'Ik dacht van wel . . . Hij maakt zich ongerust, en dat is logisch, vind je niet?'
'En mamma . . .? Hoe is mamma . . .?'
'Ze verlangen naar je.'
'Ik wil eerst de baby krijgen, wil je ze dat zeggen, Yvon? Toen in het circus zei je dat er veel met me was gebeurd ... en dat is ook zo ... Ik wil daar niet mee stoppen, begrijp je dat. . .? Als ik nú mijn ouders zie ... ik weet precies hoe het dan gaat. . . zij huilen, ik huilen ... en dan kom ik er toch niet toe om te zeggen wat ik graag wil. . . hoe ik het wil in de toekomst, bedoel ik ... en in een paar minuten is het dan weer net als vroeger . . . dan ben ik weer het kind en mijn kind wordt ook hun kind ... en dat is niet goed ... Ik vind, dat ik nu een kans heb gekregen ... ik moet daar mee doorgaan . . . begrijp je dat?'
Ik knikte. 'Ik zal proberen het uit te leggen . . .' 
Vlak voor ik de deur uitging, riep ze me terug. 'Yvon,' zei ze, 'als Hannes niet gauw komt, kom jij dan bij mij, want ik voel hier iets . . . hierzo . . . het doet pijn . . . niet erg, maar tóch . . .'
Ik ging snel naar beneden en stuurde Tymen naar Hanneke toe. 'Blijf even bij haar,' zei ik. 'Als er iets is, bel je de dokter, ik moet even naar haar vader toe.'
Tymen werd spierwit. 'Ik?' schrok hij. 'En wat moet ik dan doen? Je zal zien, dat dat kind nog geboren wordt. . . Hé Yvonne, loop nou niet weg ... ik heb dat nog nooit meegemaakt. Hée, verdomme, ik weet bij God niet wat ik moet doen . . .'
Hanneke's vader stond op toen ik binnenkwam en keek me hoopvol aan. Ik zette hem het standpunt van zijn dochter uiteen en hij had moeite om het te verwerken. Een paar maal schudde hij zijn hoofd, zijn helm draaide hij zwijgend in de rondte. Plotseling maakte hij een onverhoedse beweging mijn kant uit, een soort sprong, waarbij hij zijn rechterarm naar voren stak. Dit kwam zo dreigend bij mij over, dat ik me opzij tegen de muur drukte. De vader wilde echter alleen zijn tas pakken, die nog steeds bij de deur stond en hij keek me verbaasd en een tikkeltje spottend aan. 'Veel lef heeft U niet,' zei hij.
'Dat hoeft ook niet,' zei Bas, 'ze heeft andere kwaliteiten.' 
De vader overhandigde mij de tas. 'Hier zitten spulletjes in voor Hanneke. Als ik ze dan niet zelf kan geven, geeft U ze dan. Mijn vrouw heeft alles zelf gemaakt . . . kleertjes ... er zit ook wat geld bij . . . en flessen met vruchtensap ... Ik kan er toch wel van op aan dat ze het krijgt. . .' Hij groette en ging snel de deur uit. De tas in mijn hand begon ineens te trillen.
In de gang kwam ik Klaas tegen. 'Zie jij witjes,' zei hij.
'Ik ben me ook rot geschrokken,' zei ik en ik legde hem uit waarom.
'Ja-ha,' zei Klaas, 'dat krijg je, hè, als nette dames socialerig gaan doen ... ze hebben er geen idee van, waar ze aan beginnen . . . De hele zaak is: jij kan net zo lang arm-met-de-armen zijn en ziek-met-de-zieken en noem maar op, als je zélf wilt. Als het je gaat vervelen, dan schei je daar gewoon mee uit, dan ga je door met je eigen leven en dat is in ieder geval niet arm en niet ziek ...'
'Wat heeft dat nou met dat schrikken van mij te maken?' 
'Dat heeft er alles mee te maken. Kijk, jij bent gewend om netjes behandeld te worden, jij houdt er geen rekening mee, dat ze je naar je strot kunnen vliegen als er iets gebeurt wat niet bevalt. Ik wéét niet anders. Van zó'n klein jongetje af weet ik niet anders dan dat ik altijd uit moet kijken, op mijn hoede moet zijn, omdat ze me naar m'n strot kunnen vliegen. En als het dus gebeurt, dan schrik ik niet, maar dan ben ik ze net een slag voor. Ja-ha ... zo zie je maar. Jij wordt nooit één van de onzen, jij blijft Mrs. Gallio, die zich net zo lang van deze dingen iets aantrekt, tot ze zich van deze dingen niets aantrekt ... en dan is het voorbij . . . dan kan je weer een ander frokkie aandoen, ander jasje, ander petje op . . . En zolang je je socialerige petje op hebt, spéél je met ons mee, dat is op zichzelf niet erg, als je het maar weet. . . dan hoefje ook niet te schrikken als er iets gebeurt wat niet bij de spelregels past.'
'Klaas, jij hebt een speciale manier om een mens te ontmoedigen.'
'Helemaal niet erg, meisie, voor jou tenminste, want jij kan altijd op tijd gered worden . . . door je familie, door je opvoeding, door je opleiding ... en ook al wil je helemaal niets met dat al te maken hebben, ook al wil je niets liever dan met ons arm zijn, verslaafd zijn en ellendig, tegen de tijd dat jij én wij samen kapot gaan, kan jij je bedenken . . . kan jij gered worden ... en niet door een ander, maar waarschijnlijk nog door jezelf. . . En ga nou die tas maar naar ons moedertje brengen, want anders staan we morgen hier nog, want zo kan ik nog uren tegen je doorkletsen . . .'
Hannes kwam inderdaad later thuis dan andere keren. Hij had de bromfiets van Hanneke's vader zien staan en wachtte een straatje verder tot de kust weer vrij was. Eenmaal binnen liet hij zich door Bas op de hoogte brengen. Het greep hem erg aan, maar hij kon zijn gevoel niet onder woorden brengen. Hij kwam niet verder dan : 'Jezus ... en wat nou?' 
'Nou niks natuurlijk,' zei Bas. 'Hanneke wil eerst haar baby hebben, en als ik het goed heb, dan is ze er al mee begonnen ook.'
'Zie je wel!' riep Hannes. 'Ik had niet weg moeten gaan! Waar is ze? Boven? Of is ze al weg?' 
'Boven,' zei Bas, 'en Tymen is bij haar.'
'Tymen . . .??' riep Hannes. 'Zijn jullie nou helemaal gek aan het worden? Tymen . . . dan kan je d'r net zo goed de poes naast zetten,' en met een noodgang stoof Hannes de trappen op.
De specialist die Hanneke behandelde, in verband met haar leeftijd en de zeer hoge bloeddruk, vond opname in het ziekenhuis noodzakelijk, hoewel de weeën nog niet begonnen waren. Lissy werd opgetrommeld om Hanneke naar het ziekenhuis te begeleiden. 'Want Hannes kan beter hier blijven,' zei Hanneke, 'hij maakt mij maar zenuwachtig en vanavond mag hij toch op bezoek.'
Hannes bleef verslagen achter, hij keek Hanneke na, alsof ze op transport gesteld werd. Rillend liet hij zich in de stafkamer glazen warme melk toedienen.
Het was duidelijk, aan Hannes zouden we een hele kluif krijgen. Het begon er al mee, dat hij zijn bed naar beneden bracht, hij wilde alleen nog maar in de stafkamer slapen, zo dicht mogelijk bij de telefoon. Maar voorlopig hield hij iedereen bezig. Waar hij het vandaan haalde weet ik ook niet, maar hij bleek over een repertoire bevallingsverhalen te beschikken, waar de honden geen droog brood van lusten en die alle eindigden met de dood van de kraamvrouw. Derek vol wroeging, omdat hij nou juist vanmorgen het krantenwijkje niet gedaan had zat hoofdschuddend naast hem op het bed. Als de telefoon ging, sprongen ze allebei overeind, Derek net iets sneller dan Hannes, zodat hij met uitpuilende ogen zijn betrokkenheid, of misschien wel gewoon zijn nieuwsgierigheid, in één woordje door de hoorn kon stoten. Het ene woordje 'En . ..????' maar dan zo uitgesproken, dat er wel acht è's te horen waren, die met elkaar één vragend octaaf doorliepen.
Tegen enen kwam Lissy terug. Ze had geen nieuws te melden. 
'Geen nieuws??' vroeg Hannes. 'Is het dan nog niet begonnen?'
'Nee, misschien duurt het nog een week, of een maand, een eerste kind, er is niets van te zeggen . . .'
Hannes klapte zowat in elkaar en Derek sloeg zijn arm om hem heen. 'Weet je wat,' zei hij, 'ik zal je fijn leren schaken . . .'