17 december
Toen ik om 9 uur aankwam, sloeg de rook me al
tegemoet. Ik hoefde niet lang te raden, Klaas was bezig de open
haard aan te steken. Gemma joeg met een stuk karton wind en as door
de kamer, Klaasje porde samen met lange Klaas in de haard en Pieter
Juweel liep in een nieuw pak (lichtblauw, zwart overhemd, gele das)
langs de haard te flaneren.
'Zo,' zei ik tegen Pieter, 'heb je nieuwe
veren?'
Hij was meteen bereid tekst en uitleg te
geven. Een vriend van hem had, enfin, een onsamenhangend verhaal
over een pak dat in een kast hing en nooit gedragen werd . .
.
'Man, schei toch uit,' zei Gemma, 'dat pak
heb je gewoon gejat. . .'
'Nee,' riep hij, 'dat is niet waar, nou kóóp
ik es een keer iets . . .'
Gemma brulde van het lachen. 'Laat je haar
verven,' zei ze op de toon van 'laat naar je kijken', 'en laat me
d'r effe door, ik moet me nog optutte, want ik ga met
Yvonne mee, Joop halen . . .'
Dat 'optutte' duurde zo lang, daar kon ik
niet op wachten. Dus ging ik alleen en daar was ik wel blij om,
want ik was bang, dat Gemma Joop omver zou lopen met haar
spontaniteit.
In de auto spraken we nauwelijks, behalve dan
over kleinigheden als: 'kijk, hier stopt de bus, voor als je naar
de stad wilt. . .' en 'we zitten nog geen vijf minuten van de zee,
wist je dat?'
Ik kon niets bijzonders aan Joop merken, geen
blijdschap, geen angst. Alleen vlak voor we naar binnen gingen, zei
hij: 'Dus: Gemma, Charrie, Klaasje, Lenny, Pieter . . . dat zijn ze
toch?'
Ina had voor koffie gezorgd met gebak er bij,
de conservatieve manier om iets te vieren, en met de hele club
drukdoenerig om de open haard hoefde de aandacht niet op Joop te
vallen. Aan Bas was duidelijk te zien, dat zijn hersens ergens
anders zaten. Na de koffie trok ik hem daarom even apart. 'Wat is
er?' vroeg ik.
'Er komen twee nieuwe vanmiddag . .
.'
'Nou èn . . . we hebben er plaats
voor.'
'Twee tegelijk .. . hoe vang je ze
op?'
'Met hoeveel zijn we vanmiddag?'
'Tymen moet naar de Sociale Dienst. . . Klaas
en ik . . . Ina, maar die kun je niet rekenen ... en dan wie er
dienst hebben, Elly en jij . . . maar met Joop nieuw in huis . . .
Om 1 uur komt de eerste . . . Derek, homofiel... hij is zijn kamer
uitgezet en zijn familie wil ook niets van hem weten. Enfin,
probeer het maar uit te vissen, vang jij hem maar op, dan moet Elly
vanmiddag dat meisje maar nemen . . .'
Even over enen stapte er een grote, dikke
jongen uit een taxi. Zijn bagage bestond uit twee plastic tasjes,
een rieten koffertje, een ronde, kartonnen waspoederdoos en een
rood leren schoudertas. Hij zette alles op een rij tegen de taxi
aan en betaalde met voorzichtige gebaren. De chauffeur hielp hem de
bagage naar het huis te brengen en vertrok daarna
hoofdschuddend.
Vanuit de stafkamer kon ik Derek zien
aankomen, maar ik opende de deur pas toen hij aanbelde.
'Hallo . . .,' zei hij vriendelijk, 'ik ben
toch goed, hè ... ik word toch wel verwacht . . .??'
Zijn ronde, moederlijke gezichtje had hij
zwaar opgemaakt. Er ging een schok door mij heen, want dit had ik
niet verwacht. Homofiel, had Bas gezegd. Jawel. Maar niet zó.
Tegelijkertijd wist ik, dat ik me moest aanpassen en niet
hij.
'Kom binnen, Derek,' zei ik, 'we weten dat je
komt en bij ons ben je welkom.'
Met zijn jas nog aan kreeg hij de spiegel in
de gaten. Hij frunnikte aan zijn haar en opende zijn tasje, op zoek
naar een kam. Ik stond een beetje verloren achter hem te wachten en
wist tenslotte niets beters te zeggen dan: 'Als je klaar bent, ga
je dan die kamer in, daar ben ik ook . . . kan ik misschien nog
iets voor je meenemen?'
Hij keek even naar de deur die ik aanwees en
ging weer door met zijn toilet. 'Nee hoor meid, laat maar lekker
staan hoor, ik kom er zo aan, het toilet kan ik hier zeker ook wel
vinden, hè, dan kan ik even mijn handen wassen . . .'
'Daarzo,' zei ik.
'O, goed hoor meid, dan kom ik zo,' en met
een blik om zich heen: 'het is hier allemaal lekker verzorgd en
gezellig hoor . . .'
Ik vluchtte de stafkamer in, waar Bas juist
de telefoon neerlegde. 'Hij is er,' zei ik, 'Derek ... hij staat
zich op te tutten voor de spiegel.'
Bas keek me aan en zei alleen: 'Dat mag jij
ook wel eens doen, tante, verleden maand had je een heel ander
koppie . . .' Daarna trok hij de deur achter zich dicht en liet me
vertwijfeld in de kamer achter.
Derek nam meteen het heft in handen. 'Nou
meid,' zei hij, 'dan gaan we eerst maar es samen zitten, hè . . .
oehoe . . . wat een dag vandaag . . . Oh, wat gezellig zo'n open
haardje, maar wèl een werk, hè, en dan die vuile boel de volgende
dag . . . maar ik zou het er ook voor over hebben hoor ... Zo zeg,
en hoe lang werk jij hier al. . .? en heb je 't naar je zin . . .?
Je ziet er wel pips uit, zeg, eet je wel voldoende? Eten hoor . . .
God meid, wat zitje daar eng op het puntje, ga nou es lekker
zitten, hierzo, bij mij ... zó en dan heb ik in mijn tas nog wat
gevulde koeken . . . hierzo, krijg je d'r eentje . . .
overheerlijk, proef maar meid . . .'
Derek spreidde een papieren zakdoekje op
tafel uit en legde er twee gevulde koeken op. 'Alsjeblieft, doe je
lekker te goed, geneer je niet, want ik heb nog massa's bij me . .
.'
Terwijl ik de koek verkrummelde raapte ik al
mijn moed bijeen. 'Derek,' zei ik, 'ik moet je 'intaken', zo noemen
we dat hier en dat betekent gewoon, dat ik van jou wat gegevens
moet hebben. Ik moet weten hoe je heet, waar je gewoond hebt tot nu
toe, waar je van leeft, waarom en hoelang je denkt bij ons te
blijven en wat volgens jou je problemen zijn. Dat moeten we weten
om je verder te helpen . . . maar misschien wil je eerst wat
koffie. Wil je koffie . . .? Dat praat wat makkelijker
misschien.'
'Ach welnee, meid, blijf toch lekker zitten,'
zei Derek, 'dan vertel ik je gauw even het hele verhaal. Nou dan
... in het kort, hè ... ik moest dus mijn kamer uit, ja, dit is
mijn zesde kamer al... in twee jaar ... ik had een zalige kamer,
met van die hoge ramen weetje wel, maar geen slot op de deur en
daar hou ik niet van, dus zeg ik tegen mijn hospita dat was dus in
september toen ik hem huurde ik zeg: ik wil graag een slot op de
deur, want ik hou van mijn privacy en ik wil ook gewoon kunnen
ontvangen. Ik ben altijd erg eerlijk, dus ik zeg tegen haar hoe het
zit met mij, nou ja, dat had ze al gezien, met mijn make-up en zo,
maar dat vond ze niet erg, want ze was juist gek op homo's. Die
vond ze zo gezellig, nou dat klopt. . . Enfin, het is half oktober,
nog geen slot en mijn vriend zegt ja, want mijn vriend die kwam dus
regelmatig en die voelde zich ook helemaal thuis daar, hè, 't was
ook een zalige kamer, met van die hoge ramen enfin, mijn vriend
zegt: je moet er achter heen, want ik voel me zo niet prettig hier.
Nou ja, wat doe ik, als ik de huur betaal op 1 november zeg ik dus
tegen mijn hospita, ik zeg: hoe zit dat nou met dat slot op mijn
deur? En ineens begint ze tegen me te zeiken over mijn vriend en
over mij, enfin je weet wel, over dat dat niet kan en dat ze toch
liever heeft.. . enfin, op 1 december moet ik maar weg . . .
Dat is toen nog 15 december geworden, maar een andere kamer
vond ik niet. .. En intussen nog een heleboel ellende met mijn
vriend, want die zag het niet meer zitten tussen ons, enfin, hij
heeft me zelfs niet willen helpen met verhuizen . . . En al mijn
spulletjes, een gedoe hoor, die heb ik in een taxi naar een ander
vriendje kunnen brengen, daar had ik vroeger dan wat mee en dat is
altijd een band gebleven. Dus de hele boel staat daar en ik kon ook
een nachtje blijven, maar ja, een toestand hoor, want inmiddels had
hij weer een andere vriend en die was jaloers, ja zeg,
wat denk je, ik zeg: ik blijf nog éne nacht dan zie ik
wel. . . Nou ja, daar sta ik dan, vanmorgen met m'n rommeltje, op
straat... en ik dacht, waar moet ik nou in godsnaam heen, hè . ..
De enige in zo'n geval is zuster Kwast, die ken je zeker wel, een
èngèl. . . enfin, ik bel d'r op, ik zeg, hallo, met Derek hier ...
en ze weet het weer meteen . . . Ja, want ik heb bij haar een tijd
gezeten, toen zat ik vreselijk moeilijk met de drank, daar ben ik
nu vanaf hoor, zo af en toe alleen een advocaatje ... Ze zegt: wat
jammer nou, ik zit boordevol en hoe ernstig is de toestand . . .
enfin, ik vertel het allemaal even vlug en de goeierd weet voor mij
wel weer een gaatje ... Ze zegt: kom eerst maar es even hier, dan
kan je je wat verfrissen, enfin, ik kom er aan en een leuke kerel
die me open doet... ik zeg: hallo, hier zijn we dan . . . maar hij
kijkt straal langs me heen . . . enfin, komt zuster Kwast, die
neemt me mee, ik moet me maar gelijk verfrissen en dan om 1 uur met
de taxi naar een ander adres, dat had dat mensje allemaal al
geregeld . . . 't is zó'n goeierd, die zuster Kwast . .
.'
'Derek,' zei ik, 'hoe kom je aan je
geld?'
'Ach schat,' zei hij, 'waar maak je je toch
zorgen om, ik heb genoeg . . . mijn uitkering van de Bijstand
geloof ik, of van iets anders, ik weet het niet, ik vind het
allemaal ook zó ingewikkeld . . . nou ja, daar leef ik van en alle
andere dingen, zoals kleren en make-up en dan mijn taxi's . . . nou
ja, daar heb ik een ander potje voor, dat zal mijn vriend moeten
betalen . . .'
'Maar beste Derek,' zei ik, 'je hèbt geen
vriend, dat sta je te vertéllen . . .'
'Ach lieve schat. . . onnozele schat... ik
heb toch zo een nieuwe . . . Maak jij je maar geen zorgen over
Derekje, die zoekt zijn eigen wegje wel... als ik alleen een poosje
hier mag blijven, tot ik een nieuwe kamer heb. 't Lijkt me best
gezellig hier, zijn er ook leuke jongens . . .?'
'Mijn God, Bas,' zei ik, 'je zoekt het maar
uit met Derek. Ik heb alles opgeschreven in het boek, je leest het
maar ... iemand van ons moet hem helpen, maar ik niet... ik niet. .
. dit kan ik niet. . .'
Om vier uur belde Margriet. 'Yvonne,' zei ze,
'ik heb alles na laten trekken van Gemma, het adres van haar moeder
is inderdaad bekend. Ik zal een sociaal werkster naar haar sturen,
die moet eerst maar eens polsen hoe de moeder tegenover een
confrontatie met Gemma staat.'
'Gedverdemme,' zei Gemma, 'heb je die halve
zachte nieuwe gezien? Hij staat in de huiskamer plantjes te
begieten en hij kwekt maar tegen Pieter Juweel aan. Ik geef hem nog
één uur en dan heeft die een oplawabbel te pakken ... O ja, das
waar, ik ga vanavond uit, dat mag toch wel? Kan ik de sleutel
krijgen, want hoe laat we terug zijn weten we nog niet. .
.'
'Je krijgt geen sleutel mee,' zei ik, 'dat is
zo afgesproken, de nachtploeg kan je opendoen ... en wie is 'we'
?'
'Pieter en ik . . .,' zei Gemma. 'Ik heb er
zin in, joh . . . eindelijk weer eens uit, olé . ..'