17 januari
De enige 'dubbele' kamer in huis werd gereedgemaakt voor Hannes en Hanneke, een liefdespaar van 18 en 16 jaar, dat in de nacht van 15 op 16 januari was binnengekomen. Hanneke was zeven maanden zwanger en met een hoog rood kopje en lome bewegingen verplaatste ze zich door het huis, altijd aan de hand van Hannes, die zijn stappen aan de hare had aangepast.
Toen ik ze 's middags voor het eerst zag op de rug, zij iets wijdbeens schuifelend, hij met zijn vrije arm onder een hoek van 45 graden opzij van zijn lichaam voelde ik me op een ontroerende wijze verantwoordelijk voor dit stel. Ik keerde meteen terug naar de stafkamer en zocht in het boek, wat er over hen geschreven stond. Lissy had ze ingetaked.
Ik heb alleen een gesprek met Hannes gehouden, schreef ze, Hanneke is meteen naar bed gebracht. Ze zijn buurkinderen vanaf hun 6de en 8ste jaar. Slapen al samen met toestemming van de ouders vanaf haar 14de jaar. Sinds Hanneke zwanger is, woont Hannes bij haar ouders in. Ze hebben daar haar kamertje. Hanneke is enig kind (was zelf ook een 'moetje' zegt Hannes), ouders zijn 'nette' arbeiders en hebben veel voor Hanneke over. De zwangerschap van Hanneke beleven zij met vreugde mee, maar de a.s. baby is eigenlijk nu al geannexeerd. De ouders van Hannes bemoeien zich er weinig mee. 
Hannes en Hanneke willen graag zelf hun baby krijgen en ook een beetje privacy, want ze mogen nu niet alleen op hun kamertje zijn, de ouders zien dat als jen belediging. De ouders dringen ook aan op een huwelijk, maar dat willen de kinderen niet. Tot nu toe zijn ze onderhouden door de vader van Hanneke Hannes zit nog op de kokschool en deze meent daardoor de zeggenschap over zijn dochter te hebben behouden. 
Rond Kerst zijn de eerste grote moeilijkheden ontstaan. Hannes wilde niet meer naar school na de vakantie, omdat hij voor Hanneke wilde zorgen en omdat Hanneke niet 'zonder hem kon'. Hij is vrijwel de hele dag met haar dieet bezig (zoutloos, omdat ze te hoge bloeddruk heeft) en maakt de indruk werkelijk tot niets anders in staat te zijn dan voor Hanneke zorgen. Aandoenlijk, zoals hij over haar praat. 
Hanneke doet helemaal mets. Ze wandelt aan de hand van Hannes van de stoel naar het raam, van het raam naar de stoel. De huisdokter van Hanneke tevens huisdokter van haar ouders had Hanneke doorgestuurd naar de gynaecoloog en de  moeder besloot met haar dochter mee te gaan. Hannes vond echter, dat hij Hanneke naar de dokter moest brengen. Ruzies met de ouders volgden. Hanneke en Hannes liepen weg en zijn door Release bij ons gebracht. Tussen hen beiden volmaakte harmonie! De staf heeft in de ochtendvergadering besloten, dat Hannes en Hanneke als zij dat willen kunnen blijven tot de baby geboren is. Lissy en Chiel zijn aangewezen als hun begeleiders.
N.B. Let op Maaike, ze houdt Hanneke voortdurend in de gaten. Begint waarschijnlijk na te denken over haar abortus!
N.B. Let op Derek, hij krijgt grootmoederneigingen!

'Oh, Yvonne, ik vind het zo leuk, straks een kindje in huis . . . zo gezellig . . . Waar zullen we eigenlijk het wiegje zetten? Ze zullen vast geen huis krijgen zo gauw, nou ... en als ze eens uit willen, ze zeggen het maar hoor, ik blijf wel thuis . . . schattig zo'n puppy . . .'
' 't Is geen hond, Derek, en bovendien, als de baby er is, gaan ze hier weg.'
'Nou, dat zie ik er niet van komen hoor. Oh gut nee, ze kunnen niet eens voor die baby zorgen . . . Hanneke kan niets, zelfs d'r nagels laat ze door Hannes knippen ... en hij moet ook haar bloesjes wassen . . .'
'Het duurt nog twee maanden en Lissy kan haar een hoop leren.'
'En ze hebben helemaal niks, geen truitjes, geen luiers ... ik ga toch eens rondkijken in de stad . . .'
'Ze willen zo graag zélf hun baby krijgen, Derek, we moeten ons er zo min mogelijk mee bemoeien.'
'Nou, ik kan toch zeker wel een paar frulletjes kopen . . . een paar frulletjes voor het kind, wat is dat nou . . .' 
'Ik zou er toch maar even mee wachten, Derek. Als ze merken, dat wij al net als Hanneke's ouders zijn, dan lopen ze hier ook weg en waar moeten ze dan naar toe?'
'Ach mens, lig toch niet te zeiken,' zei Derek, 'gewoon een paar frulletjes, dat mag toch zeker wel. . .' Binnen een uur had Derek al een frulletje te pakken, een zonnehoedje groen met witte balletjes dat door Hanneke met onwennige handjes werd bevoeld. 
'Leuk,' zei ze en ze gaf het door aan Hannes, die het op zijn knuisten ronddraaide, ook 'Leuk' zei en er toen geen raad mee wist. Teruggeven aan Hanneke kon hij het niet, want ze was met haar gedachten al weggezweefd en daarom frommelde hij het hoedje in de zak van zijn spijkerbroek. 
Derek zag het met bolle ogen aan. 'Dat moet je niet doen,' zei hij, 'je moet het in de kast leggen ... bij de andere kleertjes . . .' 
Het liefdespaar kon daar geen begrip voor opbrengen, hand in hand wandelde het weg. Later op de dag trok Hannes tijdens een niesbui het hoedje te voorschijn en snoot er hartstochtelijk in. Verontwaardigd doch te laat greep Derek in. Met het volgesnoten hoedje tussen duim en wijsvinger kwam hij in de Receptie bij Anke aan en jammerde daar net zo lang door, totdat ze hem beloofde het hoedje te wassen, te stijven en te bewaren tot het jonge paar het geschenk van Derek waardig zou zijn. 
Van dit voorval had Derek echter niets geleerd. Hij ging door zichzelf aan Hannes en Hanneke op te dringen. Aan het bureau van Anke gezeten stelde hij een lijst van benodigdheden samen: navelbandjes, hemdjes, truitjes, luiers, spelden, babypoeder, jasjes, trappelzakken ... en hij mekkerde net zo lang aan Anke's hoofd over het nut van gewone katoenen luiers, dat Anke er genoeg van kreeg en hem de Receptie uit zwiepte.
Maaike's stille aandacht voor Hanneke was verontrustender. Ze keek haar doorlopend aan, alsof ze haar gezichtsuitdrukking wilde ontleden. Ik had de indruk, dat Hanneke het wel in de gaten had, maar het als prettig onderging. Ze stak haar buik verder naar voren, plantte haar hand vermoeider in haar zij, als ze merkte, dat ze door Maaike bekeken werd. Ze vervulde zichzelf van haar moederschap op een ogenuitstekerige wijze.
Aan tafel werd Maaike misselijk. Spierwit en met haar hand voor haar mond liep ze de huiskamer uit. Ik ging snel achter haar aan en wachtte tot ze uit de WC kwam. Ze viel meteen tegen mijn schouder aan en huilde. Pas toen we samen in de stafkamer zaten durfde ze iets los te laten over wat haar bezighield. 'Ikke ... ik moet steeds denken ... ik zou nu ook zeven maanden zijn ... zo ongeveer ... en zij is nog jonger . . . en zij is toch al moeder eigenlijk . . . Hoe zou ze geweest zijn eerst . . . ook net als ik ... ik bedoel, misschien ook geen echte moeder . . . maar nou toch wel. . . Heb je haar gezicht gezien? Ze is echt een kind aan het krijgen . . . maar zij heeft Hannes ... ze heeft hem de hele dag . . . misschien komt het daardoor . . . Komt het daardoor, denk je . . .?'
'Ik denk, dat het een groeiproces is. Hanneke is ook niet in één dag moeder. Ze is nu zeven maanden op weg en ze heeft dus al kunnen wennen. En dat is wat je ziet op haar gezicht. Dat zou op jouw gezicht ook te lezen zijn geweest, als jij had kunnen wennen.'
'Zou mijn gezicht dan anders zijn geweest? Hoe anders? Ouder?'
'Volwassener misschien . . . meer een moedergezicht. Maar Maaike dat kun je later ook nog krijgen, je bent misschien nu nog niet toe aan zo'n gezicht. Jij moet misschien nog een tijdje jong blijven, kind blijven. Maar het is heel goed, dat je over die dingen nadenkt. Toen in september heb je er te weinig over gedacht, je was te veel in paniek en dat is nu over. Heb je er vrijdag over gepraat met die psychiater?' 'Vrijdag was Hanneke er toch nog niet . . .' 
'En wanneer moet je terugkomen?' 
'Nu vrijdag alweer.'
'Misschien vind je het prettig om met hem er over te praten?' 
Maaike knikte. 'Hij is best aardig ... Ik heb ook een dagboek . . . vroeger schreef ik er in . . . ik zou eigenlijk best wel weer willen beginnen. Zal ik jou laten lezen, wat ik in mijn dagboek schrijf?'
Ik aarzelde. 'Zit er een slot op?' vroeg ik. 
'Ja.'
'Dus is het niet de bedoeling, dat een ander het leest.'
'Nee . . .,' zei ze, 'nee . . . dat is zo ... ik zal het met mezelf schrijven . . .'

Lenny was met Koen naar een ander bejaardentehuis gegaan. Deze maal had ze 'eerlijk' verteld, dat ze in een inrichting had gezeten. De reactie daarop was verbijsterend: 'Nou, dan kunnen we je hier goed gebruiken, dan weetje tenminste wat het is, als je uit je eigen omgeving weggehaald wordt en afhankelijk bent van anderen.' 
Deze ontvangst bezorgde Lenny zoveel zelfvertrouwen en vreugde, dat ze vanuit het bejaardentehuis opbelde naar ons om te vertellen, dat ze 'helemaal was aangenomen.' Daarna was ze met Koen doorgegaan naar de stad om een nieuwe, lange jurk te kopen, waarna Koen haar uitnodigde voor een etentje bij Wimpie. Toen ze thuis kwamen Lenny opgewonden en bijna onherkenbaar in haar lange gewaad bleef Klaasje haar ademloos aanstaren. Tenslotte zei hij zachtjes tegen mij: 'Die griet is eigenlijk helemaal niet gek . . . die is best mooi, zoals ze er nou uit ziet. Als ze nou ook nog d'r haren kamt, ziet niemand, dat ze gek is . ..'
Om half negen belde Margriet op. 'Hoe is het met Joop?' vroeg ze.
Ik kon haar vraag niet zo gauw plaatsen, dus zei ik verbaasd: 'Met Joop? Goed . . . tenminste ... ik dacht van wel. . .' 
'Ik dacht van niet,' zei Margriet. 'Ik heb hem toevallig vanmorgen gesproken ... ik vind hem erg in de war . . . Waarom krijgt hij een andere kamer?'
'Wij vinden het beter, dat hij in het witte huis van Koen komt, dan is hij niet zo alleen . . . Maar wat is er dan met hem . . . wat bedoel je met 'in de war'?'
'Kijk, zolang hij moest knokken om zijn arm in beweging te krijgen, zolang werkte hij aan zijn eigen wil om te leven. Maar nu ziet hij, dat die arm in orde zal komen en nou valt hij weer langzaam terug. De vraag waarom en waarvoor hij leeft komt weer bij hem boven. Het liefst heb ik hem zo snel mogelijk ergens op een kamer bij mensen, die iets van zijn problematiek begrijpen. In het witte huis vindt hij die mensen niet en dat beseft hij zelf heel goed. Hij is bang, dat hij zich daar niet kan handhaven, hij zit te piekeren . . . Jullie moeten wat meer aandacht aan hem schenken, meer met hem praten. Denk alsjeblieft niet, dat het goed met hem gaat. . .'