6 december
'Maar wat wil je dan?'
Ben: 'Wat ik wil. . .? Wat ik wil is
eigenlijk niks bijzonders, weetje dat. Ik wil gewoon opnieuw
beginnen. Eigenlijk moest je gewoon uitje eigen leven kunnen
stappen, met in je portefeuille een soort bewijs van goed gedrag,
waarmee je dan een huis kan kraken, zodat je je eigen
vloerbedekking neer kan leggen en je eigen bed en je keukentje kan
vertimmeren tot een aardig woonverblijf, zodat je met je potjes en
je pannetjes om je heen en een strijkje blauwe en gele verfje eigen
gedoetje voor jezelf kan hebben. Wat ik wil is gewoon zo simpel als
het opkomen van de zon, want waarom zou ik eerst gestudeerd moeten
wezen, zodat ik bij een makelaar binnen kan stappen, die me in zijn
auto langs villa's van drie ton rijdt en die beleefd met mij een
borreltje gaat drinken, waarbij die de stukken op tafel gaat
leggen, die ik dan met mijn hoge bloeddrukkop moet
ondertekenen. Ik ben niks minder dan de koningin en waarom kan
zij dan in een paleis wonen in Soestdijk met een stel lakeien om
d'r heen en een recreatieterrein voor d'r lievelingshond, terwijl
ik mijn kont nergens kan keren. Heeft zij meer armen dan ik? Heeft
zij meer benen dan ik, dat ze zoveel ruimte nodig heeft voor d'r
koninklijke kont?
Heus, ik vraag geen paleis. Als ze mij een
krotje geven, dan kalefater ik dat wel weer op. Dan maak ik een
kinderkamer voor mijn kind. Op de markt heb ik al naar ledikantjes
zitten kijken. En de rest scharrel ik ook wel bij elkaar, want ik
ben een handige jongen een beetje driftige jongen, dat wel maar
voor mijn vrouw en mijn kind heb ik de trots om zelf te zorgen. En
nou moeten jullie haar niet in d'r hoofd gaan zitten kletsen, dat
ze naar die dokter van de NVSH moet voor dat kind, want ze laat het
niet weghalen, zolang het mijn kind is, dat wil ik niet. Ik sla de
hele klotezooi hier in elkaar als ik het merk, dat jullie haar
zover kunnen krijgen . . . In Rijswijk heb ik een huisje op het
oog, dat ga ik kraken een dezer dagen en als het dan een beetje
meezit, dan ga ik een leswagen kopen op krediet en dan zet ik in de
krant een grote advertentie: BEN JAS GEEFT LES IN ZIJN NIEUWE AUDI
60 . . . want daar ben ik helemaal geil van, van die wagen. En als
het me dan goed gaat later en ik heb een aardig centje op de bank,
dan ga ik overstag de andere kant uit, dan steek ik mijn geld in
ouwe dingen, antieke kasten, weetje wel, want als ik helemaal
eerlijk ben tegen mezelf, dan is het dat wat ik eigenlijk wil. Ik
wil een vak, waarbij je een kaartje uitje zak kan trekken, zodat
iedereen meteen kan zien: wacht-effe, dat is BEN JAS, ANTIQUAIR,
dat kan je zien, dat staat op z'n kaartje . . .'
'Janneke, gisteren vroeg je of je mocht
praten met dokter B.'
'Jawel, maar dat hoeft nou allemaal niet
meer.'
'Ik heb een afspraak met haar gemaakt, je
kunt vanmiddag komen.'
'Jawel, maar dat hoeft nou allemaal niet
meer.'
'Zou je dan misschien zélf af willen bellen?
In de klapper staat haar nummer.'
'Zelf afbellen? Ik? Waarom?'
'Omdat je zélf besloten hebt om niet te
gaan.'
'Wat kan dat mens in jezusnaam nog voor me
doen?'
'Dat weet ik niet, dat had je haar juist
willen vragen.'
'Ze kan niks voor me doen. Ze kan dat kind
weghalen, ja, maar aan Ben kan ze helemaal niks
veranderen.'
'Er is ook geen afspraak gemaakt om Ben te
veranderen, er is een afspraak gemaakt voor jou.'
'Maar wat moet ik haar vragen in
jezusnaam?'
'Je moet haar niets vragen, je moet haar
zeggen hoe je je voelt, dat je bang bent voor Ben, dat je bang
bent om het kind te krijgen.'
'Als ik het kind weg laat halen, ben ik nog
banger voor Ben.'
'Misschien weten wij mensen die je voorlopig
kunnen helpen.'
'Dan mogen ze wel op de noordpool zitten, Ben
komt altijd achter mijn adres.'
'Op de noordpool hebben we inderdaad ook
mensen.'
'Ach, val dood jij, met je antwoorden altijd.
Ik ben dat hele huis hier zat, ik denk dat ik mijn biezen maar ga
pakken.'
'Tramkaarten liggen bij mij in de la.'
'Ik heb geen tramkaart nodig, ik rij mee in
de auto van Ben.'
'En voor de zekerheid is dit het nummer van
de dokter.'
'Okee ... en nog bedankt.'
'Geen dank . . . het allerbeste.'
'Yvonne . . .?'
'Ja?'
'Ik zou best willen, weet je, maar het gaat
niet meer. Later zal Ben dat kind ook gaan slaan, net als mij en
zijn moeder en zijn zusje. Maar hij wil dat kind, het is een teken
van zijn mannelijkheid en voor de rest is hij in alles mislukt in
zijn leven. Hij wil dat kind en hij is zo driftig ... Ik weet het
niet... ik weet het niet meer ... en toch ... als iemand mij zou
helpen, hè, en als ik wist, dat ze Ben ook hielpen, dan . . . dan
zou ik er doorheen kunnen komen, ja . . . dan zou ik ergens opnieuw
kunnen beginnen. Maar niet in m'n eentje, dat kan ik niet en ik kan
hem ook niet in de steek laten, Ben . . . Weet je écht mensen, die
ons zouden willen helpen?'
'Als je me één dag geeft... en zelf meewerkt
natuurlijk . . .'
'Hoe dan? Wat wil je dan dat ik doe?'
'Eerst naar dokter B. gaan. Vertel haar over
je angst. En ga alleen, niet met Ben. Met hem moeten we apart gaan
praten. Dat doet Koen, vanmiddag, we laten hem heus niet in de
steek. Denk goed na, wat je zélf wilt en zélf voelt. Laat je in
godsnaam door niemand en ook niet door Ben iets vertellen.' 'Maar
als het niet lukt, hè, als ik niet van hem los kan komen en
niet van het kind ... als ik gewoon te bang ben voor Ben . .. dan
heb ik het jóu verteld, hè, dan weet jij, dat ik het kind het
liefste weg had laten halen . . . Want ik kan er niet voor zorgen,
dat weet ik toch ... en ik kan het niet beschermen tegen Ben ..
.'
'Wat heeft het dan voor zin, dat ik het weet?
Op mij kan je je niet beroepen.'
'Moet ik dan toch naar die dokter
gaan?'
'Je kunt in ieder geval met haar gaan
praten.'
'Geef me die tramkaart dan maar.'
'Alsjeblieft. .. Groot Hertoginnelaan ...
NVSH.'