'Ik wil ze er buiten houden ... ze begrijpen het niet.' 
'Dan zul je iemand anders er in moeten laten, die het wèl begrijpt. Je zegt zelf, dat je vaak geprobeerd hebt om er af te komen, maar dat het niet is gelukt.' 
'Ik wil alleen een kamer . . .'
'Ga dan maar naar het MAI of plaats een advertentie . . . Vergeet niet te zeggen, datje aan de drugs bent . . .' 
Thomas stond op en liep naar de deur. Aan zijn abrupte bewegingen zag ik, dat hij kwaad was. Hij draaide zich naar Ina en zei: 'Waar jij niet aan denkt, hè? ... ik zit in de vijfde . . . nog één jaar en dan ben ik er ... ik wil mijn school afmaken, begrijp je dat niet?'
'Als jij een bad trip hebt, dan denk jij ook niet aan je school. Waarom moet ik daar dan aan denken? Ga . . . slik . . . spuit wat je wilt, dat is mijn zaak niet, zolang je mij er niet in mengt is het mijn zaak niet. De hele wereld zit vol met zulke jongens als jij, zolang ze mij er niet in betrekken, kan het me geen moer schelen of ze spuiten of slikken. Ze mógen van mij ... ze mogen zich verzuipen, ze mogen in het Vreemdelingen Legioen, ze mogen onder de Metro van me, want ze hebben mijn hulp niet ingeroepen, en ik word niet warm en niet koud van ze. En ook niet van jou, als je een bad trip hebt of als je je doodgespoten hebt. Pas als je hier bij mij in huis bent, als je hier bij mij een kamer hebt, dan kan het me wat schelen. Maar dan zul je er wèl eerst om moeten vragen. Wil je me godverdomme vertellen waar ik naar toe moet om van die rottroep af te komen, dat zal je me moeten vragen. Wil je me een kamer geven waar ik af kan kicken, dat zal je me moeten vragen, en als je dat niet doet, dan kan je opsodemieteren en spuiten en slikken zoveel als je wilt en wij hier, zullen er geen nacht van wakker liggen.'
Thomas begon met zijn gezicht te trekken. Hij pakte zijn donkere bril en wreef hem met zijn zakdoek schoon. Ina wachtte.
'Okee,' zei hij, 'zeg dan maar waar ik naar toe moet.' 
'Je gaat eerst naar onze dokter, dokter Margriet. Ze zit in de Willemstraat. Daar ga je je verhaal maar doen.' 
'Kan ik niet naar die boerderij ... de Emiliehoeve?' 
'Daar kunnen er maar een paar naar toe en dan moeten ze wel verdomd gemotiveerd zijn, maar vraag het maar aan Margriet, zij zal je wel zeggen waar je naar toe moet.' 
'En kan ik dan hier een kamer krijgen?'
'Zolang je er aan werkt wèl, maar we houden je in de gaten. Als je dat spul hier aan de man brengt of eventueel zelf weer gaat beginnen, dan lig je binnen de kortste keren op straat. Je kan hier dus zijn op bepaalde voorwaarden.' 
Thomas dacht na en knikte. 'Okee,' zei hij en hij zette zijn donkere bril weer op. 'Willemstraat nummero . . .???' 
'Willemstraat nummero 30.'
'Wie is dat?' vroeg Gemma. 'Komt die doen? Komt die hier? Waarom gaat die weer weg dan?'
'Hij moet nog wat regelen,' zei ik, 'en eerst nog even naar Margriet, maar daarna zal hij wel komen.' 
'Wat loopt die gek, hè, vind je niet. . . effe nakijken. Wat heeft die? Waarom komt die? Hé . . . donkere bril, is die aan de drugs? Oh ... ik zal hem wel effe onder handen nemen . . . Daar bij ons ook, in die groep dan hè, zat er ook eentje, die verslaafd was geweest. Hebben we lekker uitgemolken . . . om de beurt er tegen an . . . bleef niks van hem over . . . gegriend dat die heeft . . . Oh, laat maar aan Gemma over . . . Wanneer komt die terug, vanmiddag al? Ik zal zorgen dat ik er ben. Kenne we nog gein beleven . .'
'Als je er maar rekening mee houdt, dat ze hier ook aan jou gaan beginnen.'
Ze keek me verbaasd aan. 'Wie dan?' vroeg ze. 'Dat kunnen ze niet eens, daar moet je geoefend in wezen, van je huppuppup vragen stellen en van je afkatten, dat leer je hier niet, dat leer je daar ... ik heb het geleerd, dat kan ik je wel vertellen . . .' 
'Maar jij kon er niet tegen.'
'Ik kon er wèl tegen . . . wie zegt dat. . . daar kon ik wel tegen ... ik kon niet tegen dat ze me dingen lieten doen, die ik onzinnig vond . . . tafel opruimen en geen kruimeltje laten liggen, tuintje harken in de winter, en alles piekobello, anders krijg je je puntjes niet. Maar groepsgesprek, dat vond ik altijd jovel hoor ... Ik zit hier nou een dag en ik heb nog met niemand één fatsoenlijk woord kunnen praten ... ik heb me gedverdemme nog niet één keer lekker kwaad gemaakt, ik heb hier nog niemand de pokke kunnen schelden . . . Ja, vroeger met Charrie, maar die zit nou fijn op therapie ... en met Derek ging het ook altijd lekker, maar die heeft helemaal geen oog meer voor me, alleen maar voor die Jozef en Maria met dat kind voor gaats . . . Hé, Yvonne, wat zit je nou te telefoneren . . . héé . . . luister je eigenlijk wel. . .?' 
'Ja, sorry hoor, ik heb ontzettend veel te doen ... ik moet even iemand bellen.'
Gemma keek me stomverwonderd aan, ze was van mij gewend, dat ik eindeloos kon luisteren. Maar na het gesprek met haar dokter en nog een gesprek daarna met Margriet die me aanraadde zo nu en dan nonchalance voor te wenden besloot ik mijn aandacht voor Gemma iets in te dammen. 
'Iemand bèllen ... zó .. . moet jij iemand bellen . . .' 
'Ja hallo,' zei ik, 'kunt u me doorverbinden met Margriet?' Gemma draaide zich om en liep de gang in, regelrecht in de armen van Klaas. Terwijl ik op de verbinding wachtte, hoorde ik, hoe ze lucht gaf aan haar verontwaardiging: 'Niks heb ik nog gevraagd, aan niemand ... Ik loop naar Yvonne en zeg tegen haar hoe wij dat deden in de groep en dat dat van pam-pam-pam ging over en weer en dat je hier eigenlijk met niemand een fatsoenlijk woord kan praten, maar ze luistert niet eens, ze heeft de hoorn al in haar handen om tegen Margriet te lopen lullen . . . Ja, daar ben ik niet voor naar hier gekomen ... en straks moet ze natuurlijk weer een ander bellen en over een paar uur wordt ze afgelost. Ja, kom nou . . . kan ik weer opnieuw beginnen . . .' 
'Wat zit je te grinniken?' vroeg Margriet. 'Oh, niks,' zei ik, 'maar die geneesheer-directeur krijgt toch gelijk . . .'