4 december
Bijna tegelijkertijd kwamen Charrie en Gemma binnen. Gemma, zo op het oog een vrolijke, volkse meid met een prachtig getekende kop, die het begin van verleptheid verraadde. Charrie, een nerveuze, fijngebouwde jongen, donker, wasbleek, met ogen als kogelgaten. Vóór hij iets zei, begonnen zijn lippen te trillen en als hij iets zei, ging dat hakkelend, stotterend en onverstaanbaar zacht. Hij was met een vriend gevlucht uit een kindertehuis. Met een vrachtauto waren ze naar Amsterdam gelift en van daaruit naar ons door verwezen. De vriend was in de stad blijven hangen, maar hij zou nog wel komen, zei Charrie mij. In ieder geval stonden ze nu op de telex en daarvoor was Charrie nog het meeste bang, want als de politie zijn verblijfplaats kende, zouden ze hem zonder meer ophalen en terugbrengen naar het kindertehuis. Iedere keer als hij het woord 'kindertehuis' uitsprak, bleef hij steken op de k en de h, alsof hij eerst een doodsangst moest verdrijven, voordat er sprake was van verder gaan.
'Goeie God,' zei Gemma, die zich bij ons had gevoegd, 'jij ben me een probleem. Als je je bek niet eens ken gebruiken, vraag ik me af hoe het met de rest van je lichaam staat.' Daarna lachte ze uitbundig en sloeg hem ontwapenend op de rug. Haar rode hennaharen slingerden brutaal om haar heen. 'Maar ik zien je straks wel,' zei ze. 'Ik gaan men eige eerst lekker optutte. De hele dag met een koffer op het station is ook niet alles en in Bel Air hadden ze geen kamers meer, ha, ha.  Waar is hier de does? Boven zeker . . .' 
En één en al borst, arm en bil deinde ze de kamer uit.
Charrie keek haar sprakeloos na. Zijn nerveuze gezicht ontspande zich en het leek even, of hij zou gaan lachen. 'Hoe heet zij?' vroeg hij.
'Gemma. Ze is vlak voor jou binnengekomen.'
'Zij . . .?' vroeg hij, alsof hij niet kon geloven, dat er voor haar geen plaats in de wereld was.
'Ze zit een beetje moeilijk, maar dat moet je haar zelf maar vragen. Vertel me eerst maar wat van jezelf, als je daar zin in hebt tenminste.'
'Jawel, dat wil ik wel,' zei hij en hij kneep even zijn ogen samen. 'Ik heb dus een echte vader en een echte moeder. Mijn moeder wil me terug hebben, dat wel, maar ze is hertrouwd en ik heb een paar broertjes en ze wonen veel te klein en altijd hebben ze ruzie . . . Soms belt ze op, dat ik thuis mag komen voor een weekend, maar dat gaat niet altijd door, want dan hebben ze weer ruzie en dan belt ze weer op, dat het niet door kan gaan vanwege die ruzie . . . Maar mijn moeder wil me terug hebben, dat wel, maar mijn tweede vader niet, en dat kan ik me wel voorstellen, want wat heeft die met mij te maken . . . En mijn echte vader, die laat niets meer van zich horen. Eerst nog wel hoor, toen zat ik in een ander tehuis, toen kwam die wel eens met me lopen. Maar toen ben ik overgeplaatst . . . Dit is mijn zesde tehuis en volgens mij komt het daardoor. Hij weet gewoon niet waar ik zit. En hij werkt in Duitsland, dus hij kan niet komen. Want als hij zou weten, waar of ik zit en als die niet in Duitsland werkte, dan was hij vast gekomen, dat weet ik zeker, maar hij weet niet waar ik zit.. .'
Hij stopte even en keek me onderzoekend aan. 'Of gelooft U me niet?' vroeg hij. 
'Ben je daar bang voor?'
'Ze geloven me namelijk nooit ... In het kindertehuis ook, ze denken daar altijd dat je liegt. Kijk, terug ga ik nooit meer naar dat tehuis, want ik ben nu 16 en ik laat me niet meer opbergen als een hoop ouwe vodden, met alleen maar een weekendje vrij als mijn moeder dat wil. En loodgieter wil ik ook niet gaan worden, dat hebben ze ook zo mooi voor me bedacht. Ik kots van verstopte w.c.'s en wastafels met haren. Ik wil iets met paarden. Mijn échte vader deed ook iets met paarden en dat wil ik ook, iets met paarden . .'
'Godverdomme,' zei Gemma, 'die klere does van jullie ken de tering krijgen . .. Sta ik net helemaal ingezeept met een kop met haren, komt er allenig nog koud water uit. In Bel Air hebben ze dat wel even anders . . . En jij stinkgozer, voor het geval je niet weet wat Bel Air is, dat is het sjiekste hotel van Den Haag, daar krijg je een kamer mèt does en als je toevallig je bikini hebt meegenomen, ken je ook nog gezellig in het zwembad terecht. Lekker pissen met z'n allen. Lekker pissen in het zwembad van Bel Air. Maar voorlopig zit ik met een kou in mijn lijf en als ik zo om me heen kijk, zien ik nou niet direct iemand, die me warm ken krijgen . . . Godverdomme, sta me niet zo aan te gapen, zet niet zo'n saggerijnig smoel, pokkenjong van het k-k-kinderteh-h-huis. Als je soms denkt, dat je de enige bent met sores aan je lijf. . . daar heb ik toch glad schijt aan, jongen. Ik weet niet, waar jij zit, maar ik heb kamer nummero negen en je ken beter zo ver mogelijk de gang in verhuizen, want je lijpe smoel staat me niet aan en als je daar iedere keer mee langs mijn kamer moet, dan ken het wel eens wezen, dat mij dat knap gaat vervelen en dan geef ik je een hengst, waar ze bij jou in dat k-k-kinderteh-h-huis gemalen poppestront met ui van lusten . . .'