16 maart
Toen ik binnenkwam hoorde ik Klaas en Tim samen bakkeleien. 'Jongen, dat kan toch helemaal niet,' zei Klaas. 'Hoe kan jij nou toch denken, dat je dat defectistische knapie kan motiveren om een behandeling te ondergaan? Dat knapie denkt: Ha fijn, flessies gooien, hier mag het tenminste, en zijn enige zorg is, dat hij hier blijven kan. En zo van tijd tot tijd gaat die zichzelf op staan fokken en hij slikt zijn medicijnen niet, dat helpt ook een eind in de goeie richting en jongens, daar gaat-ie weer. Hij weet: Tim wordt opgeroepen en Tim geeft me de flessies wel Aan . . . Ach jongen, dat kan toch helemaal niet, daar gaan we toch helemaal kapot aan, jongen . . .'
'Hoe weet je, dat hij zijn medicijnen niet slikt?' 
'Hoe ik dat weet? Ik heb zijn wastafel vastgezet, ook zo mooi, is-ie op gaan zitten, toch ook niet normaal, hè. En op het glasplaatje lag zijn pillendoosje ... ik effe kijken en tellen en ja hoor, helemaal compleet, meneer heeft er niet één geslikt. En jullie maar wachten tot die uit zichzelf met Moeder Margriet wil praten. Jongen, voor het zover is, ik zweer het je, heeft die jou allang je hersens ingeslagen.' 'Goeiemorgen,' zei ik.
'Oh, kijk, Mrs. Gallio, Mrs. Onbevangenheid . .. denkt ook al: mij doet die niks en leeuwen vallen niet aan als ze geen honger hebben ... Maar epileptische leeuwen wel, dame, die hun pillendoosje onaangeroerd op de wastafel hebben staan en dan ook nog eens effe een trippie nemen. Heb jij niks geleerd van die vleesmachine? Heb jij al gedacht wat voor invalidenwagentje je later wilt hebben, zo eentje met van die stangen, die je op en neer kan doen met je hand, of zo eentje, waar je de wieltjes van kan draaien ...? Als ik jou was, zou ik iedere avond in Gods aangezicht en dankbaarheid mijn tenen lopen tellen ...'
'Ja, wat dan?' zei Tim geïrriteerd. 'We wisten toch, dat zoiets kan gebeuren? Dit werk hééft nu eenmaal risico's .. . Wou je die jongen de straat opsturen?'
'Die jongen stuurt ons de straat op, let op . . .'
'En toch geef ik het niet op,' zei Tim, 'nog niet, tenminste. Ik wil, dat hij zelf om een behandeling vraagt. Ik heb hem al een eind, hij gaat inzien, dat het zo niet verder kan. Ik praat iedere dag met hem en gister, toen zei hij, dat hij van plan was Margriet te vragen hoe dat ging met zo'n behandeling.'
'En heeft die het gevraagd?'
'Nog niet.'
'Nee, nog niet, d'r moeten eerst échte tenen vallen . . .'
Bas had Charrie gezegd, dat hij maandag met hem mee kon rijden. Terug naar de Viersprong. Weg van ons. En Charrie was er kapot van . . . Huilend ging hij rond met het slechte nieuws.
'Ja, luister es,' zei Derek, 'je wist, dat je gaan moest, hoor, je hebt het al die tijd geweten. Het is niet alle dagen circus hoor en je kan uiteindelijk niet je leven lang gaan zitten niksen.' 
'En je-je-je-jij ddan?' vroeg Charrie.
'Ik? Dat is heel wat anders ... Ik ben homofiel en dat moet ik nog verwerken, vraag maar aan Rem, dat moet ik helemaal nog verwerken ... En dan die toestand hier met Hanneke, we zitten maar te wachten, Hannes en ik, we worden nog eens gek. En ik heb mijn handen vol hoor, ik sta verdorie 's ochtends om vijf uur op om Hannes' krantenwijkje af te lopen .. .'
'Jja mmmaar da-da-dat ddoe ik. . . i-ik loop da-da-dat kra-krantenwwwijkje.'
'En jij gaat maandag weg, dat zeg je . . . zal ik het van je over moeten nemen.'
'Jjja, ma-maar nu ddoe ik he-het. Da-dan mmoet je nniet zeggen da-dat jij het ddoet. . .'
'Natuurlijk, want Hannes kan het niet... en mijn hoofd loopt om van de zenuwen . . . van die toestand met Hanneke hè, je begrijpt toch wel, dat ik het ook niet kan . . .' 
'Ma-ma-maar ddan mmoet je nniet zeggen, ddat jij . . .' 
'Ik zal een ander moeten zoeken, die het doet. Ik zal. . . wacht even . . . Louis. . . Louis, luister es, kan jij een paar keer Hannes' krantenwijkje lopen, want Charrie, hè, die kan het maandag dus niet meer, en ik dus helemaal niet en Hannes kon al niet en bepaalde dingen, die moeten nu eenmaal gedaan, hè. Charrie doet het dus nog donderdag en vrijdag en zaterdag, en als jij dan maandag . . .'
'Ve-ve-verdomme,' zei Charrie, 'ik be-ben bblij a-als ik hhier weg kkkan . . .' en zonder tranen liep hij verder . . .
'Ik kom in de knoop,' zei Maaike. 'Koen zou me helpen, maar Koen is er niet en alleen kom ik niet door mijn huiswerk.' En daarmee kwamen wij óók in de knoop. Chiel had zich 's morgens ziek gemeld, hoge koorts, griep waarschijnlijk. Koen was nog steeds van de kaart. Twee man minder en persoonlijke aandacht voor Maaike er bij . . . Tymen bood aan 's avonds terug te komen, voor Maaike en om in te vallen. Met de dag werd de zaak hopelozer . . .
Om vier uur werden we opgebeld. 'De weeën zijn begonnen. Hannes mag wel even komen, maar alsjeblieft niet met die andere jongen er bij . . .'
Lissy ging met Hannes naar het ziekenhuis. Zijn toestand was erbarmelijk, hij had al drie dagen niet geslapen en niet gegeten. Geen woord bracht hij meer uit. Het lag voor de hand, dat hij na een half uur werd weggestuurd. Het eerste dat hij thuis deed, was: zijn matras naar beneden halen. Met de telefoon naast zich ging hij de wacht in. Eenzaam, want Derek had hij als een lastige vlieg van zich afgeslagen. Derek moest zichzelf maar troosten. Hij fladderde door het huis en als er gebeld werd, deed hij open om het grote nieuws als eerste te kunnen vertellen. Klaasje kwam thuis. 'Heb je het gehoord? De weeën zijn begonnen.' Maaike kwam thuis. 'We zijn begonnen . . .' Lenny kwam thuis. Derek legde zijn handen om zijn buik en trok een pijnlijk gezicht. ' 't Is zover,' zei hij, 'begonnen . . .'
'Moet je opletten,' zei Klaas, 'als er nou nóg iemand komt, dan zegt die: Mijn weeën zijn begonnen . . .' 
Lissy besloot om de nacht te blijven. Wanneer Hannes werd opgeroepen, kon zij met hem mee.
'Ik word toch wel opgeroepen?' vroeg Hannes. 'Want ik wil er bij zijn hoor, het is mijn kind . . .'
Voor de zekerheid belde Lissy het ziekenhuis nog eens op. Natuurlijk mocht hij er bij zijn, zodra Hanneke naar de verloskamer ging, waarschuwden ze ons. Dat gebeurde om elf uur 's avonds. Om half twee belde Hannes ons op. 'Een dochter,' zei hij, '2900 gram . . . alles goed . . . ja, ook met Hanneke ... Ik heb het helemaal meegemaakt, 't Is zo geweldig! Hée, een dóchter ... en alles is goed . . .!' 
'En hoe heet ze?' vroeg ik.
Even was het stil aan de andere kant van de lijn, toen ging hij met een kleine grinnik verder: 'Nou ja . . . Merel . . . dat wil Hanneke nu eenmaal. Ik vind het een gekke naam hoor . . . Merel. . . een vogeltje . . . maar ze wil het nu eenmaal. Hée jongens, ik ben vader van een vogeltje geworden . . .!' 
Om drie uur kwamen Hannes en Lissy terug. We zaten allemaal bij elkaar in de stafkamer. Flessen wijn werden door Louis geopend. Uit het witte huis waren Pieter, Ali en Mieke gekomen. Tymen was er, Rem en ik. Derek huilde, Charrie huilde. Thomas lag op Hannes' matras, starend, maar toch er bij. Klaasje lachte, Lenny straalde. Maaike viel Hannes om zijn hals. Een traantje hier, een klopje daar, we hadden met z'n allen een kind gekregen . . .