24 december
22 december, mijn eerste vrije dag, had ik zo goed als slapend doorgebracht. Tegen de avond belde ik op naar het huis om Joop aan onze afspraak te herinneren.
' 't Is jouw idee,' zei hij, 'ik zie er niks in, maar als je zo graag wilt, kom me dan morgen maar halen.'
Hij stond al aangekleed in de gang, toen ik om twee uur kwam. Hij deed een beetje opgewonden en zodra we in de auto zaten, stak hij van wal: 'Vanochtend therapie gehad . . . ging goed joh ... ik kan nu echt wel wat, ik moet ook meer proberen zonder mitella ... ik heb nog geen kracht, maar bewegen gaat soms goed ... en ik moet nog meer gaan oefenen. Zeg, heb je al gehoord van Bas?' 
'Van Bas?' vroeg ik.
'Ja, boven bij hem komt een kamer vrij, niet in zijn huis dus, maar er boven. Dat is per 1 februari en Bas kan dat huren en dan mag ik er in en met de Sociale Dienst heeft hij dat al geregeld. De huur wordt betaald en ik krijg geld om te leven per maand . . . zolang ik nog met mijn arm zit dan . . . En Rem gaat toch informeren, hè, voor Derek, want die wou toch in de verpleging, nou, dat gaat hij ook doen voor mij, want ik wil dat best... als mijn arm weer beter is, kan ik dat best . . . Wat denk je . . . zou dat iets zijn voor mij ... de verpleging?' 
'Helemaal,' zei ik. 
'Dat zie jij wel zitten, hè?' 
'Dat zie ik best zitten, ja.'
'Verdomd,' zei Joop, 'wie had dat nou gedacht, ik in de verpleging . . . ha-ha . . .' en zonder overgang zette hij in: 'O denneboom, o denneboom . . . hé, kan het nog zo'n Kerstmis worden . . . Wat zijn je takken wonderschoon . . . allemaal ...' Hij draaide het raampje naar beneden om het geluid met de straat te delen: 'Ik heb je laatst in het bos zien staan . . . Toen zaten er nog geen kaarsjes aan . . .' De koude wind sloeg ons in het gezicht, toen we het samen uitgalmden over de Segbroeklaan: 'O denneboom . . . o denneboom . . . wat zijn je takken wonderschoon . . .'
In de Piet Heinstraat wist ik een winkel, waar ze papiersoorten en knutselmateriaal verkochten. We kozen van alles wat, in de kleuren rood, wit en zilver. 
'Wanneer moeten we dat nou maken?' vroeg Joop. 
'Vanavond, met z'n allen, Elly en Lissy zijn er, die zijn erg handig ... en misschien dat Klaas jullie helpt.' 
'Jullie . . .? Kom jij dan niet?' 
'Natuurlijk niet, het is mijn vrije dag.'
'Ook klote zeg . . .' In zijn linkerhand woog hij een klosje zilverdraad. Hij keek me aan. 'Hoe moet dat nou met Kerstmis . . . heb je daar niet aan gedacht? Moest ik maar toch niet naar mijn moeder gaan?'
'Dat ligt eraan .. . wat je zelf het liefste wilt...'
'Ik weet het niet ... Ik ben bang dat. . . ach, laat maar, ze gaan natuurlijk vragen . . .'
'En kan je ze geen antwoord geven?'
'Natuurlijk niet. . . mijn moeder heeft d'r eigen zorgen ... al jaren depressief. . . noemen ze dat ... ze hebben ons allemaal ondergebracht.. . maar met Kerstmis, nou ja ... ik heb haar nog altijd opgezocht.'
'Moet je dat klosje hebben of niet?' vroeg ik.
Hij woog weer. 'Ja ... is wel leuk. Mijn broer en ik zijn eigenlijk precies hetzelfde, óók depressief.. .'
'Doe niet zo gek met je depressief. . . Wil je ook rood karton?'
'Ja, geef maar ... is wel leuk . . . Toch ben ik bang, dat ik niet zo geschikt ben voor de verpleging . . .'
'Als je het echt wilt, dan moet je het gaan proberen. Dat is toch met alles zo? Wie is er nou écht geschikt?'
'Is er nog plakband in huis?'
'Ik dacht van niet, neem maar wat mee.'
'En scharen? Zijn er genoeg scharen?'
'Mijn God, ik weet het niet.'
'Dan neem ik er eentje mee. Kan dat met het geld?' 'Jawel,' zei ik.
 We liepen naar de kassa en stalden alles uit. 'ƒ 36,30,' zei de juffrouw. 
Joop keek me aan. 'Dus vanavond kom je niet?' Ik schudde nee. 
'Ook klote zeg . . .'
De duindoorntherapie begon zijn vruchten af te werpen. Derek had geleerd, dat hij voor Klaas moest oppassen. En omdat Klaas de hele dag aanwezig was, gedroeg Derek zich overdag als 'een normaal mens'. Zijn pijntjes waren verdwenen, hij hielp een beetje in de keuken, experimenteerde met recepten en waste, föhnde en verfde de haren van alle cliënten. Dit alles gebeurde gemoedelijk in de keuken, waar Gemma 'voor de gesèlliggèit' rood crêpepapier om de lampen had gewikkeld. De keukendeur was ook versierd. Aan de gangkant had Klaasje er met punaises kerstklokjes in geprikt en met een zwarte viltstift VROLIK KERSFEES op geschreven. Een half uur later was de hele deur volgekalkt. JEZUS IS ME ZOON, AFZENDER GOD, stond er in de rechter bovenhoek. Daaronder: GEMMA MET DE BEZIGE DIJEN en het onvermijdelijke KLOTE. Met rood viltstift: ME MA- MOT, waarmee Klaasje z'n marmotje zal bedoelen, ZERE TENE en STUF. En dwars door alles heen: CHEZ NICHT - een huldeblijk aan Derek. Dat laatste zal wel het werk geweest zijn van Pieter, van wie ik wist, dat hij enige woorden Frans kende.
Tegen vier uur werd de speciale kersteditie van de krant bezorgd. Binnen één minuut was het gedaan met de verdraagzaamheid in huis. Lenny kwam met de krant binnen en nog vóór ze in een stoel zat, hadden Gemma, Derek en Pieter Juweel hem al aan stukken gescheurd. Van woede begon Lenny te huilen. 'Ik heb hem gepakt... ik wou hem lezen . . . ik . . . ik . . .ik . . .,' herhaalde ze steeds. Derek deed of hij niets hoorde en ging de advertenties lezen. Gemma dreinde Lenny na met 'i-ik-ik-bèh . . .' en Pieter Juweel sloeg haar met de krant op haar hoofd. 
Gevolg: een driftbui van Lenny met veel gooi- en smijtwerk, zodat pardoes de kerstboom sneuvelde. Hierop werd Joop razend, want hij had de boom met z'n ene hand opgetuigd en hij sprong op Lenny af. Net op tijd wist ze de gang in te vluchten, botste daar tegen Chiel op die met volle armen uit de provisiekelder kwam, zodat de hele gang ineens onder de macaroni lag en rende de trap op naar de eerste verdieping. Daar wist ze niets beters te doen dan over de trapleuning te klimmen, waarna ze zich vastklampte aan de spijlen om zo tussen hemel en aarde te blijven bungelen. 
Op Derek na was iedereen achter haar aangekomen. De bungelende aanblik wekte de tegenstrijdigste reacties op. Gemma begon de boel op te hitsen door ritmisch 'hoi-hoi-hoi' te roepen. Ali gilde: 'Ze valt dood, ze valt dood . ..' Charrie probeerde haar handen los te peuteren. Joop riep: 'Niet doen, niet doen, dan dondert ze helemaal naar beneden . . .' Pieter Juweel flaneerde lijkbleek in z'n nette gejatte pak heen en weer. Maar de wonderlijkste reactie had Klaasje toch. Hij ging op z'n tenen onder Lenny staan en sprong ineens naar haar omhoog. Hij greep haar vast aan haar benen en begon heen en weer te zwaaien, alsof ze een trapezeduo waren. Lenny gilde steeds harder. Koen en ik stormden de trap op en grepen nog net op tijd haar beide handen. Chiel kwam er bij en wist Klaasje los te trekken. Hij trapte hem meteen de hele gang door.
We wisten Lenny omhoog te hijsen en Koen nam haar mee een kamer in. De rest stond haar doodstil na te kijken en werd vervolgens door Chiel naar de huiskamer geloodst. Toen ik naar beneden liep, zag ik Derek in de receptie aan de telefoon. De krant had hij voor zich liggen, met zijn vinger ergens bij. Even bleef ik naar hem kijken, toen stapte ik bij hem binnen. Derek babbelde er op los. 'Ik neem wel een taxi,' hoorde ik, 'ik kan gerust een tijdje blijven.' 
Ik keek in de krant en las de tekst bij Dereks vinger: Boy gevraagd strikt privé bellen nummer zoveel. . . Binnen een uur had Gemma alles voor elkaar. Ze had Dereks kleren keurig ingepakt en beneden neergezet. In de gang stonden de twee plastic tasjes, het rieten koffertje, de ronde kartonnen waspoederdoos en de rode leren schoudertas. Derek zelf was druk bezig zijn toilet te maken. Ik vreesde, dat het kerstetentje in de soep zou lopen, maar Chiel had alles naar 8 uur verschoven, we hadden dus alle tijd.
Uit de keuken klonk plotseling weer geschreeuw. Gemma's schelle stem klauterde tegen de bas van Chiel op. Toen ik binnenkwam, zocht ze direct dekking bij mij. 
'Zeg jij es aan die klamme klootzak, dat die niet zo krenterig moet doen, ik zoek alleen maar effe een paar spulletjes bij elkaar om Derek mee te geven. Hij ken d'r toch moeilijk met lege handen aan gaan komen en wat hèb ik nou helemaal. . . een pakkie thee ... en nog een pakkie thee . . . pakkie boter, stukkie kaas, flesje room, flesje maggie ...'
'En de rest. . riep Chiel, 'daar in die vuilniszak zit nog de halve linnenkast. . .'
'Ach, geile piklikker, jij gunt die arme jongen niet eens een handdoek voor z'n eige... ik heb z'n tassies ingepakt, niet jij . . . ik heb dat zootje ongeregeld kunnen zien . . . Ga jij maar es op kerstavond met de taxi naar een ouwe vieze vent toe om nooit meer terug te komen, ik zal je zeggen, dat het mij blijft steken in m'n keel en dat ik wel kan grienen om die opgemaakte ogies en die dikke vette armpies en die bloeme- tjesduster en die vadsige pootjes met die glazen muiltjes aan ... ik kan er wel om grienen en daarom geef ik . . . Gèm- ma . . . gééf ik dat arme-kind-van-ons een pakkie thee, een pakkie boter en een flesje maggie mee . . .'