28 december
Rem had het schitterend geregeld. Gemma werd 's middags voor een gesprekje in Bloemendaal verwacht. In de regel stond daar een wachttijd van twee a drie weken voor, maar er was iemand ziek geworden en daar voor in de plaats mocht Gemma nu.
'Met wie moet ik dan praten?' vroeg ze.
'Er is een speciale intake-commissie, ze zullen je vragen stellen, antwoord maar gewoon, dan komt het wel goed.' 
Met een rood gezicht van opwinding stapte ze bij mij in de auto, met een wit gezicht van angst stond ze naast me in de hal.
'Wilt u hier even wachten?' vroeg een zustertje aan mij en 'gaat u even met mij mee?' vroeg ze aan Gemma. 
'Ik ga niet, ik ga niet,' zei Gemma zacht. 'Heb je die lange gangen gezien? Net als in het tehuis en allemaal deuren ... ik durf niet. . . laten we teruggaan ... ik vind het hier doodeng ... en wat moet ik zéggen? Nee, ik ga niet, ik ga niet. . .' 
'Jawel, ga nou maar, je wou toch, je hebt er zelf om gevraagd en ik blijf hier op je wachten.'
De zuster stak haar hand uit en Gemma ging aarzelend mee. Nog geen half uur later stond ze weer voor mijn neus, haar gezicht strak bleek, haar ogen verwijtend. 'Ik moest op een stoel voor ze gaan zitten en ze keken me allemaal aan. Wel met z'n zessen. Allemaal dokters en zusters. En één vroeg me steeds wat, ik kon haast geen antwoord geven . . . Waar ik gezeten had, hoe ik 't daar vond . . . wat ik dacht dat ik mankeerde .. . werkelijk van alles .. . wat ik geleerd had ... of ik veel vrienden had, of juist géén vrienden, van alles, van alles, van alles. Durven ze wel met z'n zessen . . . En waarom mocht jij eigenlijk niet mee? Dat had ik nog eerlijk gevonden . . . Had je die smoelen moeten zien . . . van die lijpe uitgekakte duive-eie ... en volgende week willen ze weer hebben dat ik kom . . . maar dan in de groep, dan gaat de groep me vragen stellen, want zij moeten beslissen of ik komen kan of niet ... de groep, begrijp je . . . Zijn ze nou helemaal bedonderd, dat maak ik altijd zelf nog uit... O ja ... en dan moet ik nog naar de administratie, dat is in het andere gebouw, eerst zo lopen en dan zo en dan krijg ik daar een formulier en dat moet ik in gaan vullen . . . naar waarheid, zei die kloot, alsof die bang is, dat ik ze de waarheid niet kan zeggen...'
'Wat doen we dus?' vroeg ik.
'Dat formulier invullen . . . eerst zó lopen, dan zo . . . kom mee . ..'
Met een verbeten koppie liep ze naast me voort. Op de een of andere manier hadden ze haar goed weten te raken, want ze liep niet weg, ze moest en zou dat formulier invullen. Met een ballpoint liep ze de vragen na. Halverwege het blad bleef haar ballpoint rusten. 'Moet je nou komen kijken,' riep ze naar mij, 'vraag 6a: door wie bent u opgevoed? Ha-ha . . . Door wie ben ik opgevoed?? door Jan Rap en z'n maat. . . wacht effe, zal het gelijk effe invullen . . .'
En met gloeiende ogen en samengeperste lippen schreef ze in duidelijke blokletters: door Jan Rap en z'n maat. . .
Gemma raakte niet uitgepraat over de intake van die middag. Na het eten deed ze haar verhaal nog eens dunnetjes over tegen Elly die Ina kwam aflossen en we bescheurden ons van het lachen om de heldenrol, die Gemma zichzelf inmiddels had toebedeeld. 'Nou ... en daar stond ik dan, hè, met zeker twintig kerels voor me, allemaal spychiaters en spychologen en die zaten me aan te loeren alsof ze net een dreun op hun harses hadden gekregen ... Ik denk . . . wacht maar, denk ik, ik zal je zo meteen een debiel portretje van Gem-ma-uit-de-zeven-kindertehuizen voortoveren, daar kunnen jullie dan met z'n allen een jaartje op voortborduren en van het geld dat dat jullie oplevert kunnen jullie met al je bloedjes van kinderen tweeëntwintig dagen naar de Canarische Eilanden toe . . . Wacht maar, denk ik, Gemma zal wel een paar steekwoordjes laten vallen zodat je lig te kwijlen van verlangen om Gemma een kontrakkie aan te bieden . . .' 
Gemma's verhaal werd onderbroken door een dof getoeter voor onze deur. We keken naar buiten en zagen een oud,  weggeroest VW-busje waarop met grote letters DE WARME BAKKER stond. In het halfduister zagen we hoe Pieter Juweel de deur opengooide en uit de auto sprong. In de huiskamer klonk een gejuich op. 'Hoera . . . Pieter heeft een bus voor ons gejat! Kunnen we met z'n allen in . . . met z'n allen op safari!'
Pieter kwam binnen en werd door Elly meteen aan de tand gevoeld.
'Niks gejat,' zei hij, 'gekregen . . . hier . . . bel maar op dit nummer, mogen we houden . . . nou . . . bèl dan . . .' Elly belde en waarachtig, het was nog waar ook. Onder leiding van Pieter werd het busje binnen een half uur omgetoverd in een mini-buitenverblijf. De banken werden er uitgesleept en vervangen door een tafel en wat stoeltjes uit de kelder, Gemma hing gordijntjes op, het oude koffiezetapparaat verdween naar de bus, bekers, kopjes, kussens, een oude broodtrommel, een stretchbed, een portable-radio die meteen op z'n hardst werd aangezet de planten uit de huiskamer . . . alles verdween naar de bus . . . Tenslotte zat de club daar gezellig om de tafel een kaartje te leggen, op Pieter na, want die moest nog snel even wat schilderen, zei hij. Uit de kelder haalde hij een busje verf en een kwast om daarna over de W van WARME een witte veeg te geven. 'Zo,' zei hij, 'DE ARME BAKKER ... dat past een stuk beter bij ons . . .'
Elly en ik overlegden wat we zouden doen. 'Laat ze maar even zitten,' zei Elly, 'ze komen vanzelf wel naar binnen als ze het koud krijgen.' We gingen wel een beetje bij het raam zitten om de boel in de gaten te houden. Plotseling zagen we een taxi stoppen. 
Mijn eerste gedachte was: 'Derek . . . Derek is terug . . .' en ik liep snel naar de deur met iets van een blij gevoel in me. Er werd twee maal hard gebeld en ik opende. Een jongen en een meisje van zo ongeveer 14 en 17 jaar stonden verslagen op het tuinpad. De taxi zag ik snel vertrekken. Zonder een woord te zeggen trok ik de kinderen naar binnen en duwde ze voor me uit de stafkamer in. 
'Wat is er gebeurd?' zei ik.
Eerst begon de jongen te huilen, daarna het meisje ... er was iets verschrikkelijks gebeurd, dat was aan hen te zien. Ik trok ze naar me toe op de bank, ieder aan een kant en liet ze huilen. Ik streelde alleen hun hoofden en wachtte af tot een van beiden iets zeggen zou.
'Mia is dood,' zei het meisje, 'Mia . . . onze zus .. . Mia ...' Met horten en stoten kwam het er uit. Tegen acht uur was er opgebeld door het Krisiscentrum. Er werd naar de vader gevraagd, maar die was niet thuis. Toen werd er aan de moeder telefonisch doorgegeven dat Mia zelfmoord had gepleegd. De moeder werd verzocht direct met haar man te komen. Ze belde een taxi, zette eerst de twee andere kinderen bij ons af en ging zelf door naar het Krisiscentrum. De vader zou door de buren worden opgespoord en op de hoogte worden gebracht.
Mijn eerste opwelling was: het bericht ontkennen. 
'Dit kan helemaal niet,' zei ik dus, 'als Mia werkelijk dood is, dan zeggen ze dat niet door de telefoon, dan komt er iemand langs, zoiets mag niet door de telefoon. Mia is niet dood, ze is alleen maar erg ziek, heus, geloof me nou, het komt allemaal best in orde.' 
Maar de kinderen schudden heftig het hoofd. 'Nee, Mia is dood . . . echt waar .. . mijn moeder heeft het gezegd, Mia is dood . ..'
Uren heb ik met de twee kinderen op de bank gezeten. Mijn dienst was allang voorbij, Rem was gekomen om hem over te nemen. Maar dat kon niet met de kinderen. Ze wilden niet naar bed, sukkelden tegen mij aan in slaap, huilden soms, zeiden voortdurend hetzelfde: 'Mia is dood . .. echt waar . .. ja echt waar . .. mijn moeder zegt het...' Om half twaalf kwamen de ouders terug. We brachten ze naar de receptie. Met sobere woorden braken ze door hun verdoving heen.
'Mia is dood ... ze was toch kennelijk niet in zulke goede handen .. . we hadden haar bij ons moeten houden, we hadden zélf op haar moeten letten . . . Tijdens het avondeten is ze van tafel opgestaan. Niemand heeft daar iets vreemds in gezien. Pas toen ze te lang wegbleef zijn ze haar gaan zoeken. Ze heeft zich ... O God ik durf het niet te zeggen ... ze heeft zich . . . het is zo vreselijk, ik zeg het niet. . . het is te erg ... te erg ... in de kelder ... en nu is ze dood ... De dokter daar heeft heel erg lang met ons gesproken . . . het was niet meer tegen te houden, zei hij, ze was heel ernstig ziek . . . van geest... ze wou niet leven . . . dat zegt die . . . Maar is dat waar? Ze had kunnen genezen .. . het onderzoek was nog niet eens voorbij. Hoe kunnen ze nou zeggen, dat het ongeneeslijk was? Ze heeft geen kans gehad . . . Waarom hebben ze niet beter op haar gelet? U heeft toch zelf gezegd: er is genoeg controle daar . . . Waarom heeft u dat gezegd? Hoe is het mogelijk, dat ze zo van tafel weg kon lopen?' 
Het werd één uur. Er steeg gejoel op uit DE ARME BAKKER. Rem ging een kijkje nemen. Elly ging bij de twee kinderen zitten.
Het werd twee uur. De moeder begon voor de zoveelste maal haar verhaal van voren af aan: 'En toen werd er opgebeld, ze vroegen naar mijn man, ik zei: die is er niet en toen zeiden ze mij: uw dochter Mia is dood . . .'
Het werd drie uur. Elly belde Tymen op, die in noodgevallen kon worden opgeroepen. Tymen bracht de ouders met de kinderen naar huis. Vlak voor hij wegging zei hij mij: 'Denk er aan, je komt morgen niet voor je nachtdienst terug, die nemen wij wel over . . .'
Ik stapte op mijn fietsje. In DE ARME BAKKER zag ik Rem met Pieter praten. De hele weg naar huis maalde het door mijn hoofd: 'En toen werd er opgebeld, ze vroegen naar mijn man, ik zei: die is er niet en toen zeiden ze mij: uw dochter Mia is dood . ..'
Morgen . . . wist ik . . . zou ik in het Krisiscentrum om opheldering gaan vragen . . .