21 januari
Van de houten kralen reeg Derek een gordijn.
Zijn bedoeling was om dit aan de deur van de huiskamer te hangen.
Ik zag het al voor me: iedere keer een hoop gekletter als de deur
openging. Dus zei ik: 'Derek, waarom geef je het niet mee voor het
witte huis, een cadeautje van ons allemaal.'
'O ja,' zei Derek, 'dat is enig, dat ga ik
doen . . .' en met een glimmend blij gezichtje reeg hij de kralen
verder. In de middag kwamen Klaasje en Klaas terug. 'Kijk es, wat
ik voor jullie aan het maken ben!' riep Derek
enthousiast.
Klaasje kwam er bij staan. 'Wat mot dat?'
vroeg hij.
'Voor aan jullie deur of zo . . .'
'Zeg, kom nou,' zei Klaasje, 'dat
ellende-ding zeker . . . Hang maar aan je eigen deur . .
.'
Derek verontwaardigd. Lenny kwam thuis. 'Kijk
es, Lenny . . .,' riep Derek, 'voor aan jullie deur ... ik ben al
de hele middag bezig.' Lenny keek wazig en met een verward hoofd
naar het kralengordijn. O Jezus, dacht ik, die heeft of te veel, of
te weinig pillen geslikt. Ze antwoordde Derek niet, maar wandelde
dwars door de kralen heen naar de bank van oom Wanja.
'Leuk hoor,' zei Derek, 'zit je je uit te
sloven . . .' Pieter en Ali kwamen thuis.
'Kijk es . . .,' riep Derek.
'Ach man, ga toch weg met die klere-kralen,'
zei Pieter.
'Geef maar aan Hannes en Hanneke,' zei Ali.
Joop kwam thuis.
'Kijk es . . .,' zei Derek. Joop keek niet.
Joop zweeg.
Derek stond op en kwakte het half geregen
gordijn op de grond. 'Waarom doe ik dit eigenlijk? Waarom moet ik
die kralen rijgen? Waarom moet ik hier blijven? Ik pak m'n rotzooi
in ... ik zoek het wel uit verder . . . Maak je maar niet ongerust
over mij, want Derek zoekt het wel uit. . .'
Hij sloeg de deur dicht. Rem stond op
en ging stilletjes achter hem aan. Lenny zocht nerveus in haar tas
en opende een pilledoosje. Ik ging naast haar zitten. 'Ben je pas
bij de dokter geweest?' vroeg ik.
'Waarom?'
'Je hebt er zoveel. . . Heb je nieuwe
gekregen?'
'Nee . . . gewoon . . . dezelfde . . .'
Ik keek en schatte. Tussen de 50 en 100
stuks. Die rot psychiater . . . straks slikt ze ze allemaal . .
.
Hannes en Hanneke kwamen binnen en gingen op
oom Wanja zitten. Hannes deed een kussen achter Hanneke's rug.
Maaike ruimde alle kralen op. Pieter kwam binnen met een pilsje.
Nico pulkte aan z'n puistjes. En Joop zweeg . . .
Na het avondeten stond Lenny op. 'Ik ga naar
mijn moeder,' zei ze.
'Eerst afwassen,' riep Pieter, 'jij staat op
de lijst.' Pieter had de lijst van karweitjes opgesteld en hield de
uitvoering goed in de gaten. Maar Lenny liep naar de deur. 'Ik ga
naar mijn moeder,' zei ze nog eens.
'Ik doe het wel voor haar,' zei Maaike, 'ze
kijkt weer zo half zacht uit haar ogen . . .'
Na een uur kwam Lenny terug. Ze zag er uit,
alsof ze gevochten had. Plukken haar voor haar gezicht, knopen van
haar trui los. Meteen bij binnenkomst begon ze te huilen. 'Zie je
wel. . . het gaat altijd zo, hè ... ze groeten me wel, maar ik zie
het aan hun ogen ... ze willen liever niet dat ik kom, ze zijn
allemaal met elkaar en ze schrikken als ik kom ... ik mag er niet
bij, zie je wel. . .'
Hannes stond op en trok Hanneke aan een hand
omhoog. Hij wilde haar een scène besparen. Ik trok Lenny naast me
op oom Wanja en Klaasje ging een glas water halen. In een flits zag
ik, dat Joop, die toch wel aan scènes van Lenny gewend was,
tegenover ons verbijsterd naar ons staarde.
'Lenny,' probeerde ik, 'we hebben er al zo
vaak over gepraat . . . maar je moet niet steeds terug willen gaan.
Ze kunnen je nog niet accepteren . . . dat komt wel. . . later . .
. geef ze nog even de tijd.'
Lenny begon weer van voren af aan. 'Het gaat
altijd zo ... ze groeten me wel, maar ik zie het aan hun ogen ...
ze schrikken als ik kom ... ze schrikken ... ik zie het aan hun
ogen . ..'
Ik probeerde verder op neutraal terrein. Uit
ervaring wist ik, dat ik daarmee met haar wel iets bereiken
kon. 'Heb je je bromfiets op slot gezet?'
'Mijn bromfiets? Ja . . . nee ... ik weet het
niet...'
'Vergeet dan niet om het straks te doen,
anders wordt hij gestolen.'
'Ja. . .,' zei ze, ze snikte een paar maal
hevig na. 'Het licht doet het ook niet, het flikkert. . . een
draadje los misschien . ..'
'Klaasje zal er wel naar kijken.'
'Ja. ..,' zei ze, maar plotseling keek ze
scherp voor zich uit. 'Mijn helm,' zei ze, 'ik ben hem vergeten ...
hij ligt nog bij mijn moeder . . . die moet ik hebben hoor.' Jezus,
die helm. Meteen zat ze er weer midden in. 'Het gaat altijd zo,'
begon ze, 'ze groeten me wel, maar ik zie het aan hun ogen ... ze
schrikken als ik kom ... ik zie het aan hun ogen . . .'
Klaasje stopte een glas water in haar hand,
maar ze trilde zo, dat hij het vast bleef houden. 'Ik ga weer
trillen,' zei ze, 'zie je wel, ik moet direct een pil.' Ze opende
haar tasje en haalde de pillen te voorschijn.
'Lenny,' zei ik, 'je hebt er net een
gehad.'
'Nee hoor, niet waar . . . heel lang geleden
. . .'
'Toen we aan tafel gingen, weet je nog
wel?'
'Nee hoor . . . heel lang geleden ... als ik
ga trillen, moet ik er een.'
Ik legde mijn hand om de hare, zodat ze het
doosje niet openen kon. 'Lenny,' zei ik, 'je hebt die pillen zélf
gekregen, omdat die dokter vertrouwen in je heeft, maar als ik zie,
dat je ze achter elkaar slikt, dan moet ik dat zeggen tegen hem,
dat begrijp je toch?'
Met een ruk wist ze onder mijn hand uit te
komen. Ze opende snel de doos en stak één of twee dat kon ik niet
zien pillen in haar mond.
'Ik weet zelf wel, wanneer ik ze slikken
moet. . .'
'Dan weet je dus ook, dat je ze nu niet
slikken moet.'
'Ik weet het zelf wel!' schreeuwde ze.
Ik pakte het doosje af, zette het achter me
neer op oom Wanja en nam Lenny mee de kamer uit.
Er bleef me niets anders over, dan net als
Ina met haar in bed te gaan liggen. Ik streek net zo lang over haar
haar, tot ze rustig werd. Als ik op wilde staan, klemde ze zich aan
me vast.
Een paar keer liet ik dat gebeuren, maar
tenslotte viel ik tegen haar uit. 'Je mankeert niets, Lenny. We
houden hier veel van je, maar je moet niet een slaaf van me maken.
Ik ga nu naar beneden, thee zetten voor allemaal en straks kom ik
jou ook een beker brengen. Je hebt je pillen gehad, je kleedt je
uit en je gaat slapen. Morgen moet je met je kamer verder en als je
nu niet slaapt, breng je daar niets van terecht.'
Ze bleef kalm in bed. 'Yvonne ...,' zei ze,
'je houdt toch wel van me?'
'Natuurlijk, dat doen we allemaal. Maar je
bent niet meer ziek en je hoeft het ook niet te spelen. Als je
gewoon doet, wat je dokter zegt, dan ben je over een tijdje van al
die nare dingen af.' Ik stond in de deur.
'Yvonne ...,' zei ze.
'Ja?'
'Je komt toch wel terug, hè ... je brengt me
toch die thee . . . en neem je dan ook mijn pillen mee?'
Op de trap kwam ik Rem tegen. 'Dat is niks,
hè, met Derek,' zei hij, 'hij voelt zich doodongelukkig. Hij heeft
met niemand contact. Ik heb een tijdje bij hem gezeten, maar het is
huilen geblazen. En straks Klaasje weg en de anderen ... hij voelt
dat aankomen, hè, dat hij steeds meer alleen komt te staan. En waar
we ook voor uit moeten kijken ... hij spit de krant weer af. . .
straks gaat hij er weer vandoor naar het eerste het beste adres. En
als we hem dan terugkrijgen, ligt hij helemaal in de
vernieling.'
Ik ging de keuken in om water op te zetten.
Rem schoot de huiskamer in, maar nog geen minuut later stond hij
weer bij mij. 'Waar zijn ze allemaal?' vroeg hij. 'Er is niemand
binnen.'
We gingen het na. Lenny en Derek boven.
Maaike aan het studeren. Hannes en Hanneke in hun kamer. Pieter en
Ali naar het witte huis. Klaasje . .. zeker moe en naar bed. Edje
... toch niet onder de douche? Rem ging in zijn kamer kijken. Nee,
Edje zat bij Charrie. Nico, met Tim naar zijn vader. Joop . .
.
'Joop zat er zonet,' zei ik. 'Is hij ook al
naar boven? Nou ja, als ik thee heb, dan roep ik ze wel.'
Ik kwam met het theeblad de huiskamer in en
terwijl ik de bekers op tafel uitzette, schoot er een
onheilspellend gevoel door me heen. Ik draaide me langzaam om
en keek naar de bank van oom Wanja. Daar had mijn gevoel iets mee
te maken. En ineens wist ik het.. .
'De pillen!' ze ik. 'God, Rem ... de pillen
van Lenny ... ik heb ze laten slingeren . .. God, Rem ... ga kijken
bij Joop . ..'
Rem rende de deur uit.
Het eerste dat door me heen ging was: 'Wat
zeg ik tegen Margriet?' Zij had ons gewaarschuwd. Lèt op Joop. Hij
zakt langzaam terug. Hij piekert. Jullie moeten meer met hem
praten. Denk alsjeblieft niet, dat het goed met hem gaat.. . Ik
pakte snel de duplikaatsleutel van Joops kamer en rende naar boven.
Rem sloeg op de deur en riep. Derek stond naast hem. Lenny, Edje,
Charrie, Klaasje, Maaike, ze kwamen van alle kanten aan. Ze duwden,
ze schreeuwden. Ik gaf Rem de sleutel. Hij opende de
deur.
Joop lag op bed. Het doosje van Lenny lag op
de grond. Leeg. Joop keek ons aan met intens bedroefde ogen.
'50 tot 100 valium 10,' zei ik snel, 'op z'n
minst een half uur geleden. Geef me je autosleutels, dan start ik
je auto alvast.'
De chaos was compleet. Rem kon zijn sleutels
niet vinden, ze lagen beneden, hij ging maar zelf.
Lenny begon te schreeuwen: 'Mijn pillen ...
je had ze niet af moeten pakken.'
Klaasje greep Joop bij zijn schouders en
rammelde hem woedend door elkaar. 'Kan je wel, hè, ons laten
stikken, rotzak die je bent. Kan je wel.. .' Charrie huilde
erbarmelijk en raakte in gevecht met Maaike, die hem de kamer uit
wou werken. Ik trok Klaasje van Joop af en Derek schoof zijn dikke
armen onder Joop door. Hij droeg hem de trap af en ik moest denken
aan een dikke arbeidersvrouw met een verdronken kind in haar
armen.
'Bel Bas op,' zei ik tegen Maaike, 'of Tymen,
iemand moet komen.'
We gingen Rems auto in. Per ongeluk namen we
ook Derek mee. Vlak voor we wegreden schopte Klaasje tegen het
spatbord. Razend was hij. Razend, omdat hij dit aanvoelde als een
verraad. Diezelfde woede kwam ook langzamerhand bij mij boven. Joop
hoorde bij ons, hij had er niet stiekem vandoor mogen gaan. Wij
hadden een band met hem. Een band van de levenden. Van alle
levenden, die zich hadden verenigd tegen de dood. Wij hadden Joop
nodig om zelf in leven te blijven ...