9

BEN EN PAXTON KEKEN ELKAAR EEN OGENBLIK LANG ZWIJGEND AAN.

Bens glas was leeg. Hij draaide het even peinzend rond op zijn knie. Zocht naar de juiste woorden.

‘Ik ben geen huurmoordenaar, Harry,’ was alles wat hij kon antwoorden.

Paxton pakte de karaf en schonk hun glazen opnieuw vol. ‘Het is een kleine wereld, ons wereldje van oud-officieren. Zeker wat betreft mannen met jouw achtergrond. Ik heb geruchten gehoord. Ik weet wat je hebt gedaan sinds je het regiment verliet. Je bent niet zoals ik in zaken gegaan. Althans geen gewone zaken. Je hebt mensen opgespoord.’

Ben schudde zijn hoofd. ‘Zo klinkt het alsof ik een premiejager ben. Ik heb vermisten gezocht. Slachtoffers van ontvoering, meestal kinderen. Dát heb ik gedaan. En zeker geen aanslagen.’

‘Maar er zijn mensen gestorven,’ zei Paxton, hem strak aankijkend. ‘Dat heb ik tenminste gehoord. Maar misschien ben ik verkeerd ingelicht.’

Ben kreunde inwendig. ‘Nee, je hebt het goed gehoord. Er zijn mensen gestorven. Maar niet zo.’

‘Mag ik uitpraten?’

Ben zuchtte. ‘Natuurlijk. Ga door.’

Paxton stond op en liep naar een van de schilderijen aan de muur. De olieverfschildering in de vergulde lijst toonde een zeeslag, twee zeilende oorlogsschepen die elkaar zijdelings ramden op een woelige zee, vlammen die uit witte rookwolken spoten, zeilen die aan flarden waren gescheurd. Hij keek er peinzend naar terwijl hij verderging.

‘Laat me je iets over mijn zoon vertellen. Hij was heel anders dan ik. Hij was een intellectueel, een filosoof, geen man van actie. En ik denk dat hij daar moeite mee had. Hij probeerde in mijn voetspoor te treden, maar het lag hem gewoon niet. Hij was een wat bedeesde man. Dat wil niet zeggen dat hij geen talent had. Ik denk dat hij ergens diep van binnen zelfs de mogelijkheid had om briljant te zijn. Maar hij was niet ambitieus. Hij was niet gedreven, fonkelde nooit echt. Dat zat me wel eens dwars en hij wist dat. Misschien ben ik te hard voor hem geweest. Daar heb ik nu bittere spijt van.’

Paxton keerde zich af van het schilderij. ‘Want het feit is,’ ging hij verder, ‘dat Morgan één allesoverheersende passie had, die ik nooit heb begrepen. Het begon allemaal toen hij tijdens zijn onderzoek ergens op stuitte.’

‘Waarop?’ vroeg Ben. Hij vroeg zich af waar dit toe leidde. Het duizelde hem nog vanwege Paxtons verzoek.

‘Je moet de academische geest begrijpen,’ antwoordde Paxton. ‘Het zijn geen mensen die naar roem streven. Dat is voor jou en mij moeilijk te begrijpen. Het zijn mensen die in hun leven plezier ontlenen aan dingen die wij misschien banaal vinden.’ Hij zweeg even. ‘Morgans grote passie was iets wat hij had ontdekt en wat verband hield met het oude Egypte. Een of ander stuk papyrus over een kleine politieke of religieuze opstand drieduizend jaar geleden. Hij heeft me er iets over verteld, hoewel ik me de details eerlijk gezegd niet herinner. Het was niet iets waarvoor ik persoonlijk belangstelling had. Maar voor hem betekende het heel veel.’

‘En daar deed hij in Caïro onderzoek naar?’

Paxton knikte. ‘Hij was er al heel lang mee bezig. Toen zich de kans voordeed om een jaar onbetaald verlof te nemen, was hij van plan een paar maanden in Egypte te blijven. Daarom had hij al zijn onderzoeksmateriaal meegenomen. Maar toen zijn lichaam werd gevonden, waren al zijn spullen verdwenen. Zijn horloge, zijn telefoon, zijn portefeuille en zijn camera. Zelfs wat kleren. En zijn aktetas, zijn laptop, alles. Dat betekent dat zijn hele onderzoek verdwenen is. Het was allemaal voor niets geweest. Alle moeite die hij erin had gestoken, alle passie die hij ervoor voelde. Allemaal weg vanwege een of ander moordlustig stuk schorem dat dacht dat hij een paar pond kon verdienen aan gestolen spullen.’

Ben wist niet wat hij moest zeggen.

‘Ik kan het niet verdragen dat mijn zoon dood is,’ zei Paxton stijf. ‘Maar wat ik nog minder kan verdragen, is dat zijn nalatenschap zo wordt uitgewist, alsof je een vlieg doodmept. Ik wil dat hij iets betekend heeft. Wat hij ook op het spoor was, ik wil dat zijn mede-academici ervan weten en hem de eer geven die hem toekomt.’ Paxton pakte de fotolijst weer op en staarde ernaar met een gezicht dat strak stond van emoties. ‘Als een van onze soldaten sneuvelde in de strijd, wilden we dat men zich hem zou herinneren. Zijn naam op de klokkentoren.’

Paxton doelde op de geheiligde sas-traditie, die wilde dat de namen van de gevallen helden van het regiment in de klokkentoren van het hoofdkwartier in Hereford werden gegraveerd. ‘Een eerbetoon,’ zei Ben.

‘Meer wil ik niet voor mijn zoon,’ antwoordde Paxton.

Ben dacht een ogenblik lang na. ‘Daar kan ik inkomen, Harry. Echt waar. En als je alleen maar zou willen dat ik zijn onderzoeksmateriaal zou proberen te vinden, zou het goed zijn. Maar je vraagt veel meer. Je vraagt me iemand te doden uit wraakzucht.’

‘Doden is niets nieuws voor je.’

Daar moest Ben het mee eens zijn. ‘Maar dit is anders, Harry. Dit is afschuwelijk.’

Paxtons ogen schoten vuur. ‘Wie zijn ze, Benedict? Het ergste soort uitvaagsel. Je zou de wereld een dienst bewijzen. En mij.’ Dienst. Het woord trof Ben diep. Er ging een heel verleden achter schuil.

Hij keek naar zijn voeten en keerde in gedachten razendsnel terug in de tijd. Half onderdrukte herinneringen verschenen voor zijn geestesoog.

Hij keek op. ‘14 mei 1997. Ik ben het niet vergeten.’

‘Dat is niet de reden waarom ik contact met je heb opgenomen,’ zei Paxton. ‘Je moet niet denken dat ik om een wederdienst vraag. Ik vind niet dat je me iets schuldig bent, Benedict. Begrepen? Ik wil dat je dat gelooft .’

Ben zei niets.

‘Ik heb je gebeld omdat ik weet dat jij de enige ter wereld ben die ik kan vertrouwen,’ zei Paxton. ‘En van wie ik weet dat hij het aankan. Zelf kan ik het niet. Ik zit er te dicht bovenop. Het zou mijn dood worden.’

Ben zweeg.

‘Ik zou je natuurlijk betalen,’ zei Paxton. ‘Ik ben rijk. Je mag je eigen prijs bepalen.’

Ben aarzelde een ogenblik lang voordat hij antwoordde. ‘Ik heb tijd nodig om erover na te denken.’

‘Dat begrijp ik, en het spijt me dat ik je hiermee heb overvallen.’

‘Eén ding kan ik zo al zeggen. Ik wil geen geld.’

‘Ook dat kan ik begrijpen,’ zei Paxton. ‘Maar onthou: het aanbod staat. Je zult in elk geval je onkosten vergoed willen hebben.’

Ben keek op zijn horloge. Het was bijna twee uur’s middags. ‘Ik weet dat je snel antwoord wilt. Geef me tot vanavond. Ik zal je bellen en je mijn besluit laten weten.’

Paxton glimlachte. ‘Bedankt. En wat je ook besluit, ik zou graag zien dat je vanavond mijn gast bent hier aan boord, voor het diner. Als je nee zegt, even goede vrienden. Als het ja is, zou ik willen dat je je uitschrijft in je hotel en je bagage hierheen brengt. Ik heb al een luxehut voor je in gereedheid laten brengen. Blijf vannacht hier en ik zal je morgen meer vertellen voordat je naar Caïro vertrekt.’

Ben antwoordde niet. Hij was er in gedachten al mee bezig.

‘Bedankt dat je dat hele eind bent gekomen,’ zei Paxton. ‘Het is goed je weer te zien, wat er ook gebeurt.’ Hij stond op.

Op dat moment werd er op de deur geklopt.

‘Neem me niet kwalijk.’ Paxton beende erheen en deed open. Daar stond Marla. Ze had een telefoon in haar hand. In de andere hield ze een keurig opgevouwen marineblauw katoenen jasje. Ben herkende het als het zijne.

‘Sorry dat ik stoor,’ zei ze. ‘Het is Kazamoto,’ voegde ze er zacht aan toe.

Paxton mompelde binnensmonds. Hij pakte de telefoon van haar aan. ‘Dit kan even duren,’ zei hij tegen Ben.

‘Ik zie je aan dek,’ antwoordde Ben.

Hij verliet de bibliotheek samen met Marla. ‘Hoe is het met Kerry?’ vroeg hij haar op de gang.

‘Ze rust,’ antwoordde Marla. ‘Ze is zich doodgeschrokken, hè?’ Ze gaf hem zijn jasje. ‘Dit heeft ze niet meer nodig. Ik heb haar iets gegeven om aan te trekken.’

‘Heel aardig van je.’

‘Niks aardig. Jij bent degene die haar gered heeft. Veel mensen zouden de andere kant op hebben gekeken.’ Ze glimlachte. ‘Maar goed, ik ga nog even kijken, nu jullie bespreking voorbij is.’

Hij bedankte haar en begaf zich, met zijn jasje in zijn hand, naar het dek. Zijn benen leken loodzwaar toen hij de kajuitstrap beklom. Hij stapte naar buiten in het zonlicht. De zee was glinsterend blauw en het dek onder zijn voeten bewoog door een zwakke deining. Hij liep naar de reling en keek naar de einder, zocht in zijn jasje naar zijn Gauloises en zijn Zippo. Hij schudde een sigaret zonder filter uit het pakje en stak hem op.

‘Nogmaals hallo,’ zei een stem.

Hij draaide zich om.

Daar stond Zara Paxton. Haar haren vielen nu op haar schouders, bewogen in de wind en vingen het zonlicht. Ze hief een slanke hand op om een lok uit haar gezicht te strijken en glimlachte haar volmaakt witte tanden bloot. Er lag een ondeugende fonkeling in haar blauwe ogen.

Hij betrapte zichzelf erop dat hij, plotseling verlegen, naar zijn schoenen keek.

‘We zijn niet aan elkaar voorgesteld,’ zei ze met een zachte lach. Het Australische accent in haar warme stem was nauwelijks merkbaar.

‘Mevrouw Paxton.’ Hij stak zijn hand uit en ze nam hem aan. Haar hand was warm en teer, maar sterk.

‘Noem me alsjeblieft Zara.’

‘Ben Hope,’ zei hij.

‘Harry noemt je Benedict.’

‘Ben is goed genoeg.’

‘Nou, leuk je te ontmoeten, Ben.’ Haar blik gleed naar de sigaret in zijn hand. ‘Mag ik een trekje?’

Haar familiaire vraag onthutste hem. ‘Je mag ook een hele, hoor.’

Ze grinnikte. ‘Nee, alleen maar een snel haaltje. Harry wil niet dat ik aan boord rook. Of wie dan ook.’

‘Ik zal eraan denken.’ Hij gaf haar de sigaret en hun vingers raakten elkaar toen ze hem aanpakte. Ze zette hem aan haar lippen, nam een trek en gaf hem toen terug. ‘Bedankt.’

Heel even kon hij niets meer bedenken om tegen haar te zeggen. Er was een licht in haar ogen waardoor hij haar alleen maar wilde aanstaren. Seconden verstreken, er viel een stilte.

Die hij ten slotte verbrak. ‘Ik heb je daarstraks zien schieten. Je vindt het hopelijk niet erg. Je bent erg goed.’

Ze glimlachte. ‘Ik doe mijn best.’

‘Australisch open kampioenschap gewonnen.’

‘De Olympische Spelen misgelopen,’ zei ze. ‘Dat moet beter.’

Er verstreek opnieuw een moment van opgelaten stilzwijgen. ‘Dus je zat met Harry bij de sas?’ vroeg ze. ‘Je bent de eerste van zijn regimentsvrienden die ik ontmoet.’

Hij haalde zijn schouders op. Zei niets.

‘Je praat niet graag over het leger, hè?’

Haar begrip, haar plotseling serieuze blik, verrasten hem. ‘Niet echt.’

‘Beviel het niet?

‘Het beviel me niet waar het voor stond,’ antwoordde hij naar waarheid. ‘Daarom ben ik uiteindelijk weggegaan. Maar ik heb het niet altijd zo gevoeld. Ooit vond ik het geweldig. Het betekende alles voor me.’ Ben verbaasde zichzelf met zijn openheid tegenover haar. Meestal praatte hij niet over zulke dingen.

‘Harry praat heel lovend over je.’ Ze zweeg even. ‘Heeft hij je over zijn zoon verteld? Afschuwelijk.’ Ze schudde bedroefd haar hoofd.

‘Heb je Morgan goed gekend?’

‘Niet echt,’ zei ze. ‘Ik heb hem maar een paar keer ontmoet. Hij en Harry konden niet altijd door één deur. En ik denk dat Morgan problemen had met een stiefmoeder die twee jaar jonger was dan hijzelf.’ Ze zweeg. ‘Ik weet wat Harry van je vraagt.’

Dat verraste hem. ‘Echt waar?’

‘Hij heeft het me verteld. Hij kan zichzelf er gewoon niet toe brengen erheen te gaan en het zelf te doen.’

Ben antwoordde niet.

‘Het moet ontzettend moeilijk zijn om naar de plek te gaan waar je zoon is vermoord,’ ging ze verder. ‘En proberen zijn bezittingen te vinden.’

Dat was alles wat Paxton haar had verteld. Ben vroeg zich af hoe ze zou reageren als ze de rest ook wist.

‘Ik was met hem in Caïro toen hij het lichaam moest identifi ceren. Het was afschuwelijk.’ Ze rilde. ‘Arme Harry. Ik hoop echt dat je hem kunt helpen, Ben.’

‘Ik weet niet zeker of ik dat kan.’

Ze knikte nadenkend en wendde haar blik af, naar de zee.

‘Wanneer hebben jullie elkaar leren kennen?’ vroeg Ben.

‘Achttien maanden geleden, in Sydney. Ik organiseerde een liefdadigheidsevenement. Hij stelde de Scimitar ervoor ter beschikking.’

‘Ik dacht dat je professioneel boogschutter was.’

Ze lachte. ‘Daar moet je Koreaans voor zijn. Maar goed, ik werk niet meer. Niet meer sinds Harry en ik zijn getrouwd.’

‘Harry is een geluksvogel,’ zei hij en hij wenste onmiddellijk dat hij zijn mond had gehouden. Zara antwoordde niet, maar hij dacht dat hij haar licht zag blozen. Ze keerde haar gezicht van hem af.

Op dat moment hoorde hij stemmen aan de andere kant van het dek en hij keek om. Zara keek in dezelfde richting. Haar man kwam naderbij, vergezeld door Kerry Wallace. Toen ze dichterbij kwamen zag hij dat Kerry er nu veel kalmer uitzag. De bleekheid op haar wangen was verdwenen en er was een lichtheid in haar tred die er eerder niet was geweest. Hij was blij dat ze zich hersteld had van de pijnlijke ervaring op het strand.

Zara leek haar te bestuderen. ‘Is dat je vrouw, Ben?’

‘Nee, niet mijn vrouw.’

‘Je vriendin dan?’

‘Niets van dat alles. Ik ken haar niet.’

Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Maar ik dacht… Is ze niet met jou meegekomen?’

‘Dat is een lang verhaal,’ zei hij. Op de achtergrond hoorde hij het klotsen van de sloep die tegen de glimmende romp van het jacht stootte. Hij keek over de reling. Thierry bracht hem naar het platform, klaar om hen weer naar de haven te brengen.

Paxton kwam naar Ben toe en gaf hem opnieuw een hand. ‘Denk eraan, Benedict, wat je ook beslist, even goeie vrienden, en ik hoop je vanavond te zien.’ Hij wendde zich tot Kerry. ‘Leuk u ontmoet te hebben, mevrouw Wallace. Wees voorzichtig. Er loopt slecht volk rond.’

Kerry bloosde. ‘Bedankt voor de goede zorgen. Ik ben u ontzettend dankbaar, en Marla. Ze was geweldig. U bent allemaal heel vriendelijk.’

‘Het stelt niets voor, lieverd,’ zei Paxton.

‘Zullen we?’ zei Ben. De sloep was aangemeerd. Hij nam Kerry’s elleboog om haar erheen te leiden.

Hij keek om om afscheid te nemen van Zara.

Maar ze was verdwenen.