46

Garden City, CaïroDie avond

OOIT IN CAÏRO’S NIET ZO VERRE VERLEDEN WAS DE RUSTIGE, LOMMERRIJKE wijk even ten zuiden van het centrum de stedelijke speeltuin geweest van de Egyptische aristocratie. Nu was hij het zwaar beveiligde thuis van de Britse en de Amerikaanse ambassade, de American University en verscheidene luxehotels. Het was net halfacht geweest toen Ben en Kirby, gekleed in zwarte smoking, uit de lobby van het Nile Hilton kwamen. De smoking van Ben was een duur pak dat hij uit Claudels eigen garderobe had geleend en het paste precies. Die van Kirby was op de valreep gehuurd.

‘Ik voel me opgelaten in dit ding,’ klaagde hij toen ze door de met bomen omzoomde straat liepen. ‘Mijn lichaam heeft de verkeerde vorm of zo. Zie ik er goed uit?’

‘Je ziet eruit als een zwerver die net heeft ingebroken bij een Armani-boetiek. Maar maak je niet druk. Het zal niemand iets kunnen schelen.’

‘Geweldig.’

Er zoefde een Rolls-Royce voorbij, misschien om genodigden voor het ambassadefeest af te zetten, even later gevolgd door een Bentley.

‘Kapitalistische klootzakken,’ mompelde Kirby.

‘En dat uit de mond van de zoon van een laird die naar een schat van een miljard dollar zoekt.’

Kirby negeerde het. ‘En ik zal je nog iets vertellen. Het is niet alleen de smoking waardoor ik me ongemakkelijk voel. Dit feestgedoe is een heel erg slecht idee. Je hebt me nog steeds niet verteld hoe je daar in godsnaam wilt binnenkomen.’

Ben antwoordde niet. Ze naderden het gebouw van de Amerikaanse ambassade. Het was een prachtige, indrukwekkende postkoloniale villa op de hoek van twee straten, door schijnwerpers verlicht en afgetekend tegen de donker wordende lucht, omringd door een hoog ijzeren hek en bewaakt door een massa beveiligingscamera’s. Palmen wierpen lange schaduwen in de siertuinen en de Amerikaanse vlag wapperde zacht in de avondbries.

Voor de brede ingang stonden gewapende Amerikaanse mariniers in de houding. Buiten het omheinde terrein stapten gasten in avondkleding uit hun auto’s en limousines en toonden hun uitnodiging aan gewapende bewakers.

Ben en Kirby waren nog maar een paar meter van de poort.

‘Doe gewoon,’ zei Ben. ‘Kalmeer.’

‘Geen schijn van kans dat ze ons binnenlaten,’ mompelde Kirby. ‘Nog niet van één op’n miljoen.’

Ben keek de straat in die langs de zijkant van het ambassadeterrein liep. Die was verlaten, op een witte Peugeot in de schaduw van een boom na. Naast de auto stonden twee bewakers, die in de auto keken en hun snuffelhonden eromheen lieten lopen om eventuele verdachte geuren op te snuiven.

‘Zie je hoe streng de beveiliging is?’ vroeg Kirby geprikkeld terwijl ze zich onder de drom mensen bij de poort mengden. Een lachende vrouw in diep uitgesneden avondjapon streek langs hem heen en hij staarde haar na.

Ben gaf geen antwoord. Hij zag dat de hond naar zijn begeleider terugkeerde en het beveiligingsteam de Peugeot met rust liet en verdween.

Ze liepen naar de hoek, in het licht van de schijnwerpers. Tien meter, vijft ien, twintig.

Ben pakte zijn telefoon.

‘Wie bel je?’ vroeg Kirby. ‘Waarom zeg je niets? Weet je, ik begin dat mysterieuze gedoe behoorlijk zat te worden.’

Ben scrolde omlaag naar een nummer in het adresboek en drukte op de snelkiestoets.

Er klonk een reeks snelle piepjes toen de telefoon automatisch het nummer in zijn geheugen belde.

Toen een oorverdovende explosie aan de rand van het ambassadeterrein.

Er viel een onthutste stilte van een halve seconde toen mensen terugdeinsden en zich vol afgrijzen omdraaiden naar de ontploffi ng en toen kregen het gillen, de paniek en de herrie de overhand. De menigte stoof chaotisch uiteen terwijl bewakers in het rond renden, in portofoons riepen en hun wapens trokken. Alarmbellen rinkelden. Rook steeg op uit de witte Peugeot en dreef door de straat. Bijna op hetzelfde moment stroomde er een stortvloed Amerikaanse mariniers met hun geweer in de aanslag uit het ambassadegebouw. Dit is geen oefening, zeiden hun gezichten.

Ben en Kirby stonden in de chaotische menigte terwijl het beveiligingspersoneel vocht om de in paniek geraakte mensen te kalmeren. Kirby’s ogen waren zo groot als schoteltjes. ‘Wat was dat verdomme?’ riep hij.

‘We worden aangevallen,’ riep Ben terug terwijl er een bewaker met een kwekkende radio langs stoof. In de verte jankten al sirenes en mariniers bespoten de Peugeot met brandblussers. Ben pakte Kirby bij een mouw en leidde hem snel door de chaos. ‘Volg me en blijf vlak bij me,’ zei hij in Kirby’s oor. Kirby keek een ogenblik wezenloos, toen begon het hem te dagen. ‘O jezus, jij was het.’

Ben sleepte hem door de poort. Het beveiligingspersoneel en de soldaten hadden het te druk om te merken dat ze het terrein op glipten, over het beschaduwde gazon holden en een zijingang namen. Ze stonden in een bijkeuken. Er was niemand. Alarmsignalen gilden nog steeds door het hele gebouw. Ben hoorde stemmen en voetstappen die alle kanten op renden. Hij vermoedde dat de ambassadeur en zijn vrouw al in een zwaarbewaakt limousinekonvooi door de stad reden.

‘Zou je me willen vertellen wat er zojuist is gebeurd?’ zei Kirby schor.

‘Niet veel,’ zei Ben. ‘Dertig gram PP-01. Wat de Serviërs een C4-kneedbom noemen. Genoeg om lekker te knallen, niet genoeg om ernstige schade aan te richten.’

‘Je bent niet goed wijs.’

‘Valt wel mee. Zie het als een dienst die je ze bewijst. Het schudt ze wakker, houdt de cia een paar weken zoet. Hun beveiliging is niet zo waterdicht als ze denken.’

‘Er was een snuffelhond. Hoe heb je het gefl ikt?’

‘Snuffelhonden kunnen niet door een zak specerijen heen ruiken. En nu aan de slag. Probeer me niet voor de voeten te lopen, oké?’

Met behulp van Claudels plattegrond en aanwijzingen begaven ze zich door de ambassade naar de privéwoning van de ambassadeur in het enorme gebouw. Niemand zag dat ze snel en geruisloos door de met rode vloerbedekking beklede gangen vol schilderijen in vergulde lijsten liepen tot ze de achtertrap bereikten die Claudel had beschreven. Het loeien van het alarm werd zwakker toen ze naar de derde verdieping klommen. Kirby had een rood hoofd en was zwaar buiten adem en hij moest zich aan de trapleuning vasthouden toen ze de hoogste overloop bereikten. ‘Ik krijg nog een hartverzakking.’

‘Vierde deur rechts,’ zei Ben. ‘Hierheen.’

Ze hoefden niet bang meer te zijn dat er een alarm zou gaan. Toen Ben de deur vond waarover Claudel hem had verteld, deed hij een stap terug en haalde uit met zijn voet. De deur vloog open en knalde tegen de muur. Scherpe splinters hingen aan de kapotte deurstijl. Ben liep snel de kamer binnen en sleepte Kirby met zich mee. Hij deed het licht aan en nam de omgeving in zich op.

‘Moet je zien, zeg!’ zei Kirby ademloos, zijn hartverzakking volkomen vergeten.

De kamer was groot en weelderig, de muren waren behangen met karmozijnrood fluweel. Het licht van de kristallen kroonluchters viel op ambassadeur Sam Sheridans kostbare collectie oude Egyptische artefacten. Beelden uit vijfduizend jaar geschiedenis stonden langs de muren. Vitrines met glazen deuren waren gevuld met vazen en aardewerk, albasten kruiken en sculpturen, scarabeeën, oude papyrussen, stukken tapijt. Op een grote marmeren sokkel stond een steenblok met beschilderde reliëfs van Egyptische edelen.

‘Particulieren zouden die dingen niet mogen hebben,’ mompelde Kirby binnensmonds. ‘Het hoort in een museum thuis. Het zou bij de wet verboden moeten worden.’

Maar Ben luisterde niet. Hij liep door de kamer, slechts geïnteresseerd in één ding. Hij zag al snel dat Sheridans collectie een stuk of tien stoelen van uiteenlopende grootte en ontwerp omvatte. ‘Kirby, help me eens.’ Hij wees naar een grote, van biezen geweven zitting, die opmerkelijk veel weg had van een modern bamboemeubel, ongelooflijk goed geconserveerd.

‘Dat is hem niet,’ zei Kirby. ‘We zoeken iets veel grootsers.’

‘En die daar?’

‘Dat lijkt er meer op.’

Half verborgen achter een hoge, beschilderde urn stond een robuust uitziende stoel, gemaakt van hout en leer. Het onthutsend moderne geraamte was vierkant, met elkaar kruisende stijlen in het onderste gedeelte en een hoge rug. De zitting bestond uit een dik kussen van versierd leer dat tussen twee evenwijdige spijlen hing. De troon was in ongelooflijke goede staat, het houtwerk glom en was glad, alsof de beste ambachtslieden ter wereld hem gisteren hadden gemaakt.

Kirby liet zich voor de troon op zijn knieën vallen en inspecteerde begerig het bewerkelijke houtsnijwerk en de geschilderde symbolen waarmee hij was overdekt. ‘Dit is hem,’ zei hij ademloos. ‘Kijk, het zegel van Wenkaura. Dit was absoluut zijn stoel.’

‘Zie je iets?’

‘Geef me even tijd,’ zei Kirby bits. ‘Ik moet hem onderzoeken.’

‘We hebben niet de hele avond.’ Ben was zich scherp bewust van het alarm dat onder hen nog steeds in het hele gebouw klonk. Het zou niet lang duren voordat de beveiligingsteams door de hele ambassade trokken en alle vertrekken afsloten.

‘Ik zie niets,’ zei Kirby.

Ben pakte de troon ongeduldig beet en sleepte hem naar het midden van de kamer. Hij was degelijk en zwaar. ‘Laat mij eens kijken.’

‘Voorzichtig, Dat ding is drieënhalfduizend jaar oud.’

‘Wees maar niet bang. Het is alweer even geleden dat ik museumstukken heb verwoest.’ Ben zakte door zijn knieën en inspecteerde de troon aan alle kanten, liet zijn vingers over elk oppervlak en elke naad glijden. De leren zitting was ongelooflijk goed bewaard gebleven, alleen langs de randen wat harder geworden en gebarsten van ouderdom. In het midden was hij nog steeds soepel. Hij betastte elke vierkante centimeter, kroop achterstevoren weg van de troon en bestudeerde de decoraties aandachtig.

‘Ik zie niets,’ zei Kirby nogmaals. ‘Misschien is het de verkeerde stoel.’

Het alarm zweeg abrupt en het gebouw werd plotseling in stilte gedompeld. Dat betekende dat de situatie beneden onder controle was. Ben luisterde scherp. Stemmen in de verte, misschien twee verdiepingen lager, misschien een. Een deur klapte. Een radio kraakte. Het zou nu niet lang meer duren. Zijn hart klopte wat sneller.

‘Die geschilderde decoratie op het leer,’ zei hij. ‘Wat zie je erin?’

‘Het is allemaal Aton-symboliek,’ antwoordde Kirby met gejaagde stem en hij wees naar de gestileerde afbeeldingen van Achnatons heilige zonneschijf.

Ben knikte. ‘Wat maken we daaruit op?’

‘Dat de oorspronkelijke decoraties zijn verwijderd of overgeschilderd.’

‘Dus je zegt dat, als Wenkaura de decoratie op de troon als een soort boodschap had bedoeld, die nu is uitgewist?’

Kirby zuchtte. ‘Daar ziet het wel naar uit. De troon is blijkbaar hetzelfde lot beschoren geweest als vele andere religieuze voorwerpen uit die tijd. Hij is gestolen door de zonaanbidders.’ Hij keek om naar de deur. ‘We kunnen beter maken dat we wegkomen. Het is allemaal voor niets geweest.’

Ben antwoordde even niet. Hij zat daar maar voor de troon en bekeek hem nadenkend.

‘Heb je me niet verstaan?’ zei Kirby. ‘Laten we gaan. Straks worden we gearresteerd. Waar denk je aan?’

‘Ik denk aan winnaars en verliezer. Aan oorlogsbuit. De aard van revoluties.’

Kirby staarde hem aan. ‘Wat zei je?’

‘Als het ontwerp zoals je zei gestolen was, waarom hebben ze dan het zegel van Wenkaura op het achterpaneel niet overgeschilderd?

Waarom het ordeteken van een verrader zichtbaar laten voor het nageslacht?’

Kirby slikte en dacht snel na. Zijn ogen puilden uit.

‘Het klopt niet,’ zei Ben. ‘Dat zouden ze nooit gedaan hebben. Denk eens na. Je bent historicus. Toen de moren Jeruzalem veroverden op de christenen, lieten ze toen één kruis staan? Nee, ze hakten ze allemaal om en vervingen ze door hun eigen maansikkel. En omgekeerd toen de kruisvaarders terugkwamen om de stad te heroveren. Zo gaat het nou eenmaal. Het is de aard van de oorlog. De oude orde wordt weggevaagd door de nieuwe. De winnaar krijgt alles. Geen compromissen. Wat zou het voor zin hebben?’

De stemmen beneden kwamen wat dichterbij.

‘En Wenkaura zou evenmin zo’n compromis hebben gesloten,’ ging Ben verder. ‘Hij was evenzeer in oorlog met de nieuwe orde als zij dat waren met de oude religie die hij vertegenwoordigde. Het zou in zijn ogen heiligschennis zijn geweest als zijn zegel op dit stukje Aton-propaganda zou staan. Het zou net zoiets zijn als de handtekening van Winston Churchill op een vlag met een hakenkruis.’

Kirby fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat zeg je dus?’

‘Ik zeg dat er maar één mogelijke verklaring is voor Wenkaura’s zegel op iets wat eruitziet als een door de vijand veroverde trofee. En die is dat die symbolen niet door de vijand zijn aangebracht. Ze zijn aangebracht door Wenkaura zelf.’ Ben klopte op de leren zitting. ‘Hij heeft ze voor de gek gehouden. Hij liet zijn eigen troon opnieuw beschilderen met Aton-symbolen, om te voorkomen dat die door de handlangers van de farao zou worden verwoest. En er is maar één reden waarom hij dat zou doen. Om te beschermen wat erin zit. Het is een truc. Een nieuwe aanwijzing op zichzelf, die ons vertelt dat er iets in verborgen is, wachtend tot het wordt onthuld.’

Kirby’s gezicht klaarde op. ‘Stik, je zou wel eens gelijk kunnen hebben. Weer.’

‘Voel dit leer eens,’ zei Ben. ‘Het is zacht. Het voelt aan als schapenleer, en het is dikker dan rundleer. De zitting moet bestaan uit een stuk of vijf op elkaar gelegde lagen. Ik vermoed dat we er iets onder zullen vinden.’

Kirby hapte naar adem toen hij het kleine zakmes in Bens hand zag. ‘Dat kun je niet maken…’

‘Jawel hoor, en ik doe het ook.’

‘Maar het is van onschatbare waarde.’

‘Ik zal ervoor betalen als we de schat vinden.’ Ben sneed het leer open en pelde de bovenste laag los, vurig hopend dat de lagen niet verlijmd waren.

Er zaten kleurrijke afbeeldingen op van Thoth, Isis, Bastet en Anubis.

‘De oude goden,’ zei Kirby. ‘Dat zou Achnaton vast niet goed hebben gevonden.’

Maar Ben zag nog steeds niets van een aanwijzing. ‘Verdomme,’ mompelde hij. Hij sneed nogmaals. Onder de beschilderde laag zat een stuk blanco leer, slechts licht gebarsten van ouderdom.

Niets.

Maar toen zag Ben iets tussen deze laag en de volgende. Hij kon het nauwelijks onderscheiden, maar het zag eruit als de vergeelde hoek van een papyrus. ‘Kijk eens,’ zei hij terwijl hij zich opzijboog.

Kirby onderzocht het opgewonden. ‘We moeten uiterst voorzichtig zijn. Het zou tussen je vingers kunnen verkruimelen.’

Langzaam en voorzichtig scheidden ze de oude lagen leer tot het papyrus ongeschonden kon worden verwijderd. Kirby haalde het eruit en legde het op zijn handpalmen alsof het elk moment tot stof kon vergaan.

Ze staarden naar het oude document. In de bovenhoek stond het zegel van Wenkaura dat Ben vertrouwd begon te worden. Daaronder stond een verbleekt blok verfijnd getekende hiërogliefen die hem niets zeiden. Maar de tekening in het midden van de vergeelde, door de tijd aangetaste pagina was onmiskenbaar.

‘Het is een kaart,’ fluisterde Kirby. ‘Dit is het dus. We hebben het gevonden.’

De tijd tikte gevaarlijk snel weg. Ben pakte zijn telefoon en maakte een close-upfoto van het document. De stemmen beneden klonken steeds luider.

‘Dit is in één woord ongelooflijk,’ prevelde Kirby terwijl hij, geconcentreerd voorovergebogen, de hiërogliefen ontcijferde.

‘Geen tijd om te blijven.’ Ben griste de papyruskaart uit Kirby’s hand en begon hem op te vouwen om hem in zijn zak te stoppen.

‘Niet –’

Maar het was al te laat. Het eeuwenoude document viel al uiteen tot stof, dat door Bens vingers dwarrelde.

‘Dat was waarschijnlijk de oudste kaart in de geschiedenis van Egypte en jij hebt hem zojuist vernietigd. Goed bezig.’

‘De geschiedkundigen weten van niets, toch?’

‘En nu zullen ze het ook nooit weten.’

‘Dus wat niet weet, dat niet deert.’ Ben pakte Kirby bij een arm en trok hem overeind. ‘Genoeg geluld. We gaan.’

‘Waarheen? Het hele gebouw wemelt van bewakers.’

Ben liep naar het raam, rukte de zware gordijnen opzij en gooide het open. Dubbele deuren kwamen uit op een klein stenen balkon. Hij stapte naar buiten en keek omlaag. ‘Hierheen.’

‘Geen denken aan dat ik naar beneden klim,’ protesteerde Kirby. ‘Het is drie verdiepingen hoog.’

‘Dan zullen we door de voordeur moeten, zoals we zijn binnengekomen.’

‘Ze zullen ons te pakken krijgen.’

Ben liep van het raam naar Kirby. ‘Blijf staan.’

De historicus keek in paniek om zich heen. ‘Wat nu?’

‘Verroer je niet. Ik wil je niet meer pijn doen dan nodig is.’

Kirby opende zijn mond om te antwoorden toen Ben hem een dreun op zijn kin gaf. Het was een goede stoot, niet hard genoeg om echt schade aan te richten, maar genoeg om Kirby buiten westen te krijgen.

Ben ving hem op voordat hij de grond raakte, tilde hem grommend van inspanning op en droeg hem over zijn schouder naar de deur. Hij keek nog één keer achterom naar de troon van Wenkaura en liep toen de gang op.

De kust was veilig… voorlopig. Ben droeg Kirby’s bewusteloze lichaam de wenteltrap aan de achterkant af. Hij gebruikte de voeten van de historicus om een branddeur open te duwen en liep door een gang met aan weerszijden kantoren en een deur met daarop een bordje met heren.

Voor hem uit boog de gang af naar links en Ben hoorde snelle voetstappen in zijn richting komen. Hij liet Kirby van zijn schouder glijden en legde hem op de grond, schopte de toiletdeur open, sleepte hem half naar binnen en liet hem languit op de tegels vallen. Snel legde hij Kirby’s armen en benen zodanig dat het leek alsof hij was flauwgevallen. Toen knielde hij naast hem, zette zijn handen op de borst van de historicus en begon hard op en neer te bewegen.

De voetstappen op de gang bereikten de deur. Ben keek op. ‘Hierheen!’ riep hij. ‘Bewaking!’

Twee ambassadebewakers in zwart pak verschenen in de deuropening. Ze hadden oortjes in en een pistool in hun hand. ‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg een van hen. ‘Het gebouw is ontruimd.’

‘Ik ben arts,’ zei Ben. ‘Deze man heeft een hartinfarct. Laat onmiddellijk een ambulance komen.’

Nog geen kwartier later kwam Kirby bij kennis achter in een deinende, slingerende ambulance die met jankende sirene naar het ziekenhuis scheurde. Zijn ogen gingen knipperend open. ‘Waar ben ik verdomme? Wat is er gebeurd?’

‘Stil, je gaat dood,’ zei Ben.

Kirby kreunde en voelde aan zijn gezicht. ‘Je hebt mijn kaak bijna gebroken. Au. Jezus.’

‘Je moest geloofwaardig overkomen. En dat deed je.’

Kirby ging rechtop zitten. ‘Waar zijn de ziekenbroeders?’

‘Je hebt geluk. Die hebben ze in Egypte blijkbaar niet.’

‘Klootzak. Je hebt me een oor aangenaaid. Ze geven me vast elektroshocks.’

Ben voelde dat de ambulance vaart minderde en tot stilstand kwam. Door het raam zag hij dat ze nog ergens in de stad waren en vaststonden in een verkeersopstopping. Claxons toeterden terwijl de opstopping verderop steeds dichter werd.

‘Dit is onze halte.’ Ben pakte Kirby’s pols en trok hem van de brancard voordat hij iets kon zeggen. Hij opende de achterdeuren en ze stapten uit in een zee van verkeer en lichten. Bestuurders staarden met open mond naar de twee mannen in smoking die kalmpjes van de ambulance naar het trottoir liepen en opgingen in de menigte.