22

TOEN KAMAL HET APPARTEMENT VERLIET VING HIJ EEN LAATSTE glimp op van de buitenlander. Op zijn knieën, wasbleek, smekende ogen toen de mannen hem insloten om hem te doden. Hij had honderden meelijwekkende levens op die manier zien eindigen. Op zulke momenten, oog in oog met een vernederende dood, in het besef dat de som van hun waardeloze bestaan elk moment kon eindigen als een kakkerlak onder een schoenzool, walgde Kamal het sterkst van zijn slachtoffers. Die laatste onwaardige reactie alleen al rechtvaardigde hun dood. Hij kon het niet verdragen langer dan nodig was met hen in één ruimte te zijn. Menselijk afval. Voer voor de wormen.

De buitenlander smeekte nu. ‘Alsjeblieft! Maak me niet dood. Ik heb een vrouw en een kind!’

Kamal glimlachte terwijl hij de deur dichtdeed. Hij keek naar links en naar rechts. Niemand te zien. Hij daalde de trap af, door het verlaten trappenhuis, en liep de straat op waar het onopvallende witte busje tegenover het gebouw stond. De vroege ochtendzon werd al heet. Hij stak over en klom in de cabine, haalde het korte geweer onder zijn jas vandaan en legde het bij zijn voeten. Hij leunde naar achteren en keek door de stoffige voorruit naar de weinige voorbijgangers.

Hij keek op zijn glimmende nieuwe horloge. De mannen zouden snel klaar zijn met wat ze moesten doen. Hij popelde om weer naar Claudels huis te gaan en opnieuw te proberen toegang tot het laptopbestand te krijgen. Hij wist zeker dat hij het wachtwoord kon kraken. Hoe moeilijk kon het zijn? Trouwens, die Franse zielenpoot zou wel een idee hebben. Ze hadden heel wat over dat geschiedenisgedoe gepraat. Gedoe dat Kamal dodelijk saai zou hebben gevonden als het geen onvoorstelbare rijkdom had ingehouden. Dat bracht het min of meer tot leven.

Anderzijds, waarom zou hij wachten? Hij had een paar minuten. Zijn mannen zouden de buitenlander op dit moment waarschijnlijk afmaken. Zodra ze beu waren toe te kijken hoe Mostafa hem alle hoeken van de kamer liet zien, zou Tarek hem vasthouden terwijl Farik zijn strot doorsneed. Daarna zouden ze het appartement afsluiten en naar beneden komen. Misschien even op de gang blijven staan voor een sigaret. Hij had tijd genoeg om het bestand nog even te bekijken.

Hij pakte de tas. Die was gebutst en versleten, maar hij vond hem mooi. Hij besloot hem te houden en maakte de sluiting los, liet de laptop eruit glijden en schakelde hem weer in. Eerst klikte hij op ‘Mijn documenten’ en probeerde opnieuw het kleine icoon dat ‘Het Achnatot-project’ heette. Hij kreeg dezelfde reactie als eerder. ‘Toegang geweigerd.’

Geen probleem, dacht hij. Hij dacht terug aan zijn gesprekken met Claudel, dacht even na en klikte toen op het venster met wachtwoord en tikte het woord ‘amon’ in.

Kamal wist niet precies meer wie Amon was. Een of andere god die in de oudheid iets had betekend. Hij betekende nu alleen iets als hij het bestand zou kunnen openen, hem naar zijn geld zou leiden.

Dat deed hij niet. Toegang geweigerd.

Geen probleem. Nog volop mogelijkheden.

Hij typte ‘amonistevreden.’ Geen resultaat.

Hij typte ‘ketter’. Ook dat werd geweigerd.

Hij vloekte hartgrondig, klapte de computer dicht en deed hem weer in de tas. Keek nog eens op zijn horloge en staarde ziedend van woede naar het raam van het gebouw. Wat deden ze daar verdomme zo lang?

Zijn geduld was op. Hij bukte zich en raapte het geweer op, stopte het onder zijn jas en stak de straat over. De kostbare laptop in de tas sloeg tegen zijn heup terwijl hij rende.

Toen Kamal de voordeur bereikte kwam er een oude man naar buiten met een kind aan zijn hand. Het kind keek Kamal nieuwsgierig aan en de oude man wierp hem een angstige blik toe.

Kamal hield zijn pas niet in. Hij duwde de oude man hardhandig opzij en beende naar binnen. Hij keek niet eens om, maar de kreet van pijn en verwarring van de oude man toen hij struikelde en tegen de muur viel, en het huilen van het bange kind deden hem plezier.

Kamal rende met drie treden tegelijk de trap op. Hij bereikte de overloop waaraan het appartement lag en haastte zich naar de deur. Die stond een paar centimeter open. Hij hoorde geen geluid, geen stemmen binnen. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Zijn instinct maande hem tot voorzichtigheid en hij vertrouwde altijd op zijn instinct. Hij haalde de aks onder zijn jas vandaan, ontgrendelde hem en hield het wapen op heuphoogte. Toen stak hij zijn kin naar voren en marcheerde door de deuropening naar binnen.

Hij stopte, knipperde met zijn ogen en staarde.

Twee van zijn mannen lagen op de grond. Mostafa’s enorme lijf lag languit op zijn rug, met gespreide armen. Er zat een rode brij in het midden van zijn gezicht, waar zijn neus in zijn schedel was geramd.

Tarak lag schuin naast hem. Zijn strottenhoofd was verbrijzeld, kapotgestampt. Er zaten bloeddruppels rond zijn mondhoeken en straaltjes bloed sijpelden uit zijn oren. Zijn ogen staarden omhoog naar de traag draaiende plafondventilator.

Farid zat op een stoel bij het bureau. Eén been was onder zijn lichaam gebogen, het andere stak recht naar voren. Zijn handen lagen slap in zijn schoot. Zijn kale hoofd was omgedraaid.

De kamer was griezelig netjes. Amper een spoor van een worsteling. De portefeuille en het paspoort van de buitenlander waren verdwenen.

Net als de buitenlander zelf.

Kamals mond viel open. Hij had het opeens koud, was van zijn stuk gebracht. Wie was die man verdomme, dat hij dit had gedaan?

Hij stond nog steeds te staren, zijn geweer losjes langs zijn zij, toen de deur zachtjes achter hem dichtging.