21

BEN BLEEF VERSTARD EN GEDESORIËNTEERD STAAN. HIJ KON NERGENS heen, had niets wat hij kon gebruiken om zich te verdedigen en kon alleen maar toekijken hoe de mannen de kamer binnen zwermden en zich om hem heen opstelden.

Vier geweerlopen wezen recht naar zijn hoofd. AKS-74U-geweren, de radicaal uitgeklede versie van de Kalasjnikov. Russische soldaten hadden het wapen de bijnaam ‘Okoerok’ gegeven, de ‘peuk’. Nutteloos en onnauwkeurig op lange afstand, maar van dichtbij even verwoestend als een krachtige pistoolmitrailleur met groot magazijn: het favoriete gereedschap van terroristen. Wie die mannen ook waren, hun bewapening alleen al vertelde hem dat het ze menens was. En aan hun manier van bewegen, soepel en professioneel als getrainde soldaten, kon hij zien dat ze dit vaker hadden gedaan.

‘Doorzoek het appartement,’ zei de man in de lange zwarte jas.

Ben wist onmiddellijk dat hij de leider was. De andere drie waren de spieren, maar hij was het brein. Niet het soort man dat vond dat hij moest gewichtheffen of zijn kop kaal moest scheren om er angstaanjagend uit te zien. Bij hem waren het zijn ogen. Er lag een woeste gewelddadigheid in, een heerszuchtig air van onvoorwaardelijk geloof in zichzelf. Ben geloofde onmiddellijk dat die man de eerste zou zijn om hem te doorzeven met een vol magazijn 5.45-mm hogesnelheidspatronen als hij zelfs maar een vinger bewoog. Hij was onge twijfeld de gevaarlijkste man in de kamer.

Op één na. Ze wisten niet met wie ze te maken hadden.

Nog niet.

Ze fouilleerden hem, snuff elden in zijn portefeuille, wierpen een blik in zijn paspoort en gooiden alles op de grond. De leider en de grote man met de baard hielden hem onder schot terwijl de kale en de oude, tanige het appartement doorzochten. Er was weinig te vinden, alleen Bens versleten legertas en Morgans laptop. De tanige zette ze allebei op het bureau.

‘Op je knieën,’ commandeerde de leider.

‘Dat dacht ik niet,’ zei Ben.

De leider gebaarde. ‘Mostafa.’

De grote man met de baard kwam op Ben af. Hij was zo’n tien centimeter langer en minstens vijfentwintig kilo zwaarder. Er zat heel wat kracht achter de klap die Ben languit op de grond deed belanden. Hij was erop voorbereid, maar hapte desondanks naar adem. Hijgend krabbelde hij op zijn knieën overeind.

‘Beter,’ zei de leider. ‘Waar zijn Paxtons spullen?’

‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei Ben.

De leider snoof. Zijn blik gleed weg en viel op de tas. Hij hing zijn aks aan zijn schouder en beende de kamer door. Hij pakte de tas, draaide hem ondersteboven en stortte de inhoud uit op het bureau. De stapels bankbiljetten vielen op een kleine hoop. De man trok een wenkbrauw op terwijl hij de bankbiljetten heen en weer schoof. Hij pakte Morgans gekreukte jasje, keek er kil naar en smeet hem opzij.

Toen pakte hij de Rolex, onderzocht hem, draaide hem om en las de inscriptie op de achterkant. ‘Je weet niet waar ik het over heb. Toch heb je Paxtons horloge. Ik vraag me af wat je nog meer van hem hebt.’

Hij legde het horloge op het bureau en pakte de dunne kartonnen map die Paxton aan Ben had gegeven. Hij klapte hem open op het bureau en bladerde de documenten door. Zijn blik gleed snel over de rapporten van de politie en de patholoog, de foto’s. Zijn hand ging naar de laptop en hij klapte hem open. Het scherm lichtte op en toonde Morgans bureaublad, de archeologische opgraving.

De leider keek ernaar en er verscheen een kleine glimlach op zijn lippen. Hij bewoog een vinger over de muis en klikte. Zijn glimlach werd breder. ‘Het Achnaton-project,’ las hij hardop. ‘Heel interessant. Laten we eens zien wat we hier hebben.’

Hij dubbelklikte en wachtte. Toen deed hij het nog eens. De glimlach smolt. Hij draaide zich om en keek Ben dreigend aan. ‘Het bestand is gecodeerd.’

‘Dat had ik je meteen al kunnen vertellen,’ antwoordde Ben. ‘Ik had je de moeite kunnen besparen.’

Kille woede vulde het gezicht van de man. ‘Geef me het wachtwoord.’

‘Ik heb geen idee wat het wachtwoord is,’ zei Ben. ‘Het is niet mijn computer.’

De leider gebaarde nogmaals naar de grote man. De harde schop raakte Bens ribben en hij viel achterover op de grond. Witte pijn flitste door hem heen. Hij zag sterretjes, maar hij was niet van plan te laten zien dat hij verslagen was. Hij worstelde zich weer overeind en verbeet zijn pijn.

De leider kwam op hem af, torende boven hem uit. Hij haalde de aks van zijn schouder en drukte de loop hard tegen Bens slaap. ‘Het wachtwoord,’ herhaalde hij.

Ben hoestte en wachtte tot de pijn in zijn ribben minder werd. Hij dacht niet dat er iets was gebroken. ‘Ik zei het toch: ik weet het wachtwoord niet. Ik heb geen idee wat er in dat bestand staat.’

‘Heeft je vriend je dat niet verteld?’

‘Morgan Paxton was mijn vriend niet.’

‘O nee? Je hebt zijn spullen. Je woont in hetzelfde appartement. Je hebt de mannen opgepakt die hem hebben gedood.’

Bens brein draaide op volle toeren terwijl het bloed in zijn slaap tegen het koude staal klopte. Wie waren die lui? ‘Ik ben gestuurd,’ zei hij. ‘Ik ben privédetective.’

‘Door wie?’

‘Jennifer Paxton,’ loog Ben. ‘Morgans moeder in Engeland.’ Hij wist dat Helen Paxtons echte naam, als ze het controleerden, hen snel naar Harry zou kunnen leiden. Reken maar dat ze dat zouden controleren. De leider leek het soort man dat alles checkt.

‘Heeft zij je al dat geld gegeven?’

‘Ze wilde dat ik de moordenaars van haar zoon vond en zijn bezittingen terugbracht. Ze weet niet wat hij hier deed of wat er op de computer staat. Het kan haar niet schelen, en mij evenmin. Ze wilde alleen maar zijn spullen. Emotionele waarde.’

De leider trok zijn wapen terug. ‘Emotionele waarde,’ herhaalde hij peinzend. Hij zakte door zijn knieën en zijn kille blik boorde zich in die van Ben. ‘Ik ben Kamal. En ik ben minder gevoelig.’

Ben doorstond zijn blik en zei niets.

Kamal stond op en liep naar het bureau. Hij legde zijn geweer weg, pakte de laptop en schoof die samen met de documenten, de stapel bankbiljetten en het colbertje in de tas, die hij aan zijn schouder hing. Toen wachtte hij, keek peinzend een seconde lang naar de Rolex, deed hem om en knipte de sluiting dicht. ‘Mooi horloge,’ mompelde hij met een bewonderende blik naar zijn pols. Hij pakte zijn aks en stopte hem onder zijn regenjas.

‘Maak die lul af. Ik wacht in het busje.’