42

TEGEN DE MIDDAG REDEN ZE WEER DE STAD UIT EN OVER DE WESTE lijke oever van de Nijl naar het zuiden. De Shogun was snel en sterk en Ben trapte hem op zijn staart op de zeventien kilometer lange weg door de weelderige, maar smalle groene gordel die de grote rivier omzoomde en die Egypte al duizenden jaren van voedsel voorzag. Kirby navigeerde, Ben sloeg rechts af en even verderop eindigde het asfalt abrupt aan de rand van de woestijn. Ze reden een paar honderd meter door het zand en de oude ruïne werd zichtbaar.

‘Hier is het,’ zei Kirby. ‘Het piramidecomplex en de graft empel van Sahoere, waar we onze tweede aanwijzing zullen vinden.’

Stof steeg op en dwarrelde rond de Shogun toen ze uit de van airco voorziene auto in de brandende middagzon stapten. Ben beschutte zijn ogen tegen de felle weerkaatsing van het zand en nam de omgeving in ogenschouw.

Het complex was een veld vol puin. Het groepje van vier piramiden had meer weg van een sintelberg dan van de geometrische perfectie van de piramiden in Gizeh. Het was moeilijk voor te stellen dat hier ooit, duizenden jaren geleden, een schitterende, trotse tempel had gestaan. Nu was het nog slechts een triest stemmende, eenzame ruïne. Erachter, verder naar het westen, was niets dan dorre woestenij helemaal tot Libië, Algerije en de westelijke Sahara.

‘Geen toeristen, heb je dat gemerkt?’ zei Kirby. ‘Het is geen trekpleister. Ze hebben het veel te druk met naar de sfinx gapen. Dat betekent dat we ongestoord rond kunnen snuffelen zolang we willen.’

‘Wat zoeken we?’ vroeg Ben.

‘Fortuin en roem,’ antwoordde Kirby. ‘Jouw fortuin, mijn roem.’

Ben opende de achterklep van de Shogun, ritste de tas open en haalde er de Jericho en een doos 9-mm-patronen uit. Hij laadde het wapen snel, spande en vergrendelde het en stopte het achter zijn broekriem.

‘Kun je dat ding niet in de tas laten zitten?’ vroeg Kirby. ‘Ik word er zenuwachtig van.’

‘Ga voor,’ zei Ben.

Ze liepen tussen het puin door. Met hun rug naar het groen op de Nijloevers en afgezien van de intens blauwe lucht en de brandende zon boven hen had het bijna een maanlandschap kunnen zijn. Rotsblokken en stenen lagen overal, honderden meters om hen heen. Hier en daar stond een eenzame pilaar er verloren bij, overdekt met sterk geërodeerde bas-reliëfs.

Kirby wees naar de piramiden. ‘Elk daarvan bevat een ander graf. Dat daar is de piramide van Nioeserre. Die daar was voor Neferirkare, die tijdens de bouw ervan stierf. En die daar is van Neferefre. Maar de piramide waar wij belangstelling voor hebben, is die daar. De meest noordelijke van de vier en de eerste die hier is gebouwd, voor het graf van Sahoere – “Hij die dicht bij Ra staat”. Ik ben er tamelijk zeker van dat we daar vandaag zullen vinden wat we zoeken.’

Ben volgde Kirby door de zee van zand en puin naar de piramide van Sahoere. Ze liepen over een slecht onderhouden verharde weg en tussen enkele troosteloos uitziende stenen zuilen door, die deel leken te hebben uitgemaakt van een grote boog. De oorspronkelijke ligging van de gebouwen was nauwelijks zichtbaar tussen het puin.

De piramide torende boven hen uit toen ze naderbij kwamen. Van dichtbij leken de stenen gevaarlijk los te liggen, alsof ze elk moment konden loslaten in een gigantische aardverschuiving die hen onder duizenden tonnen rotsblokken kon bedelven. Met een peinzende blik sjokte Kirby er door het diepe zand omheen.

‘Hier moet een heel complex van vertrekken en kamers zijn geweest,’ zei hij wijzend. ‘Dit stuk moet een enorm binnenplein zijn geweest, versierd met reliëfs van een jagende en vissende Sahoere. En ginds moet een kapel hebben gestaan.’ Hij bukte zich en raapte een scherf op. ‘Kalksteen. Waarschijnlijk van het plafond.’ Hij liep een paar meter naar links en keek naar de gescheurde roodgranieten vloertegels onder zijn voeten. ‘En dat moet een offerzaal zijn geweest.’

Ben volgde de lijn van zijn vinger, maar zag alleen maar een lege ruimte.

‘Daar moet een enorme valse deuropening zijn geweest,’ ging Kirby onverstoorbaar verder. ‘De oude Egyptenaren geloofden dat de geest van de dode koning daar doorheen zou komen om de maaltijden te nuttigen die ze voor hem achterlieten. Alles moet met goud bekleed zijn geweest. Allemaal lang, heel lang geleden gestolen door plunderaars.’

Ben voelde elke seconde voorbij tikken. ‘Maar dat is niets,’ zei hij ongeduldig. ‘Het lijkt wel alsof er een bom op is gevallen. Het lijkt op Koeweit-Stad na Saddam Hoessein.’

Kirby scheen het niet te horen. Hij was in gedachten verzonken en keek om zich heen. ‘Hier moet het zijn,’ mompelde hij. ‘Als Morgan het heeft gevonden, moet het hier zijn.’ Hij bleef staan en beet op zijn vinger. ‘Misschien moeten we ín de piramide zijn. Die van Sahoere is de laatste waar je nog in kunt.’

Ben volgde op een afstand terwijl Kirby langs de piramide schuifelde en de vervallen ingang bereikte. De historicus daalde de trap af, ging op zijn knieën zitten en kroop door de smalle opening naar binnen.

‘Kijk uit voor slangen,’ zei Ben.

‘Doe me een lol, zeg,’ snauwde Kirby.

‘En schorpioenen.’

‘Doe niet zo Cassandra-achtig.’

‘Cassandra had anders wel gelijk over het paard van Troje.’

‘Ja, nou, ik weet toevallig dat hier geen slangen zitten.’

Ben haalde zijn schouders op en zei niets meer. Kirby verdween uit het zicht in de kronkelende gang. Ben ging op een rotsblok zitten en stak een sigaret op. Hij zoog de rook in zijn longen, liet hem uit zijn mond kringelen en keek hem na.

Twintig minuten later hoorde hij hijgen en proesten toen de historicus weer tevoorschijn kwam. Zijn gezicht was rood en glimmend, zijn kleren zaten vol stof en zijn haren vol spinnenwebben. Hij stond stijf op en leunde tegen de piramide om weer op adem te komen.

‘En?’ zei Ben.

‘Noppes. Er is niets te zien.’

Ben draaide zich om en liet zijn blik over het troosteloze landschap glijden. Zijn maag draaide. Ginds ergens werd Zara gegijzeld. Dit kon zo niet doorgaan. De dagen zouden voorbijglijden tot het zand door de zandloper was gestroomd. En de rest was onvoorstelbaar.

Hij draaide zich om en liep weg.

‘Waar ga je heen?’ riep Kirby hem na.

‘Zo komen we nergens,’ antwoordde Ben. ‘Ik ga weer naar de auto.’

Kirby volgde hem protesterend. ‘Je kunt niet zomaar weggaan. Het is hier. Ik wéét dat het hier is. Morgan heeft iets gevonden en als hij het kon vinden, vind ik het ook.’

Ze hadden de twee pilaren aan het eind van de weg bereikt toen Ben zich naar hem omdraaide. ‘Je weet niet eens wat je zoekt. Misschien dácht Morgan dat hij iets had gevonden. Hoe weet je of het waar is?’

Kirby leunde tegen een van de pilaren en wiste het zweet van zijn voorhoofd. ‘Jezus, wat is het hier heet.’

‘Verroer je niet,’ zei Ben.

Kirby keek abrupt op. ‘Wat?’

‘Verroer geen vin.’

‘Is dit een of ander soldatengeintje?’ vroeg Kirby, rood aanlopend.

Aan de voet van een van de zuilen, goed gecamoufleerd in het zand, gleed een grote slang kronkelend naar Kirby’s voet. Ben wist onmiddellijk wat voor slang het was. De ogen in de brede, driehoekige kop leken zwarte kralen. Boven elke oog zat een hoorntje. Een hoornadder. Een van de dodelijkste slangen van Afrika. Het bijna twee meter lange lijf slingerde zich langzaam rond de voet van de zuil. De zwarte, gevorkte tong flitste de bek in en uit. Hij gleed over Kirby’s voet.

Kirby voelde het, keek omlaag en zag de slang. Zijn ogen werden groot van afgrijzen en zijn gezicht veranderde van rood in lijkbleek.

‘Blijf staan,’ zei Ben zacht. ‘Hij kruipt wel verder. Hij valt alleen maar aan als je hem provoceert.’

Maar Kirby stampte en danste al in paniek rond. De slang richtte zich agressief op, streek zijn schubben tegen elkaar met het dreigende sisgeluid dat aankondigde dat hij klaar was om aan te vallen. De driehoekige kop ging naar achter en de lange giftanden werden zichtbaar toen het beest zich gereedmaakte om uit te halen naar Kirby’s been.

Zover kwam het niet. Ben trok de Jericho van achter zijn heup en schoot, alles in één vloeiende beweging. De kop van de slang explodeerde en het lijf plofte in het zand. Kirby gilde en krijste toen het geluid van het schot door de ruïne galmde.

‘Geen slangen hier,’ zei Ben. ‘Dat zei je toch, Kirby?’ Hij vond het jammer dat hij het dier had gedood. Hij liep naar het slappe lijf toe, raapte het op en wilde het wegslingeren.

Op dat moment zag hij dat de kogel een scherf uit de stenen zuil achter Kirby had geslagen, zodat enkele van de inscripties waren verdwenen. Ben zuchtte. Een paar geschiedenisboeken waren nu achterhaald.

Hij stond op, met de dode slang in zijn handen.

Toen stopte hij. Liet de slang vallen en hurkte weer in het warme zand naast de pilaar.

‘Mijn hart, mijn hart. Jezus.’ Toen keek Kirby omlaag naar Ben. ‘Wat doe je?’

Ben antwoordde niet. Hij liet zijn vingers over het verweerde gesteente glijden, van het inslagpunt naar de vreemde gravering aan de voet van de zuil. Die week enigszins af van de andere tekens op de zuil en leek in een andere stijl te zijn gemaakt.

Er was geen twijfel mogelijk. ‘Ik denk dat je hiernaar moet kijken, Kirby.’

‘Wat?’

‘Kijk.’ Ben wees naar de inscripties in de steen.

‘Ik zie het,’ zei Kirby verbaasd. ‘Maar dat is –’

‘Niet die daar, deze. Iets lager, los van de andere.’

Kirby staarde ernaar.

‘Het is het zegel dat je me hebt laten zien,’ zei Ben. ‘De tempel met de palmbomen en de gekroonde vogel.’

Kirby liet zich naast hem op zijn knieën vallen. ‘Stik, ja, ik zie het.’ Met zijn vinger veegde hij voorzichtig het zand uit de inscriptie, bestudeerde die enkele seconden en wendde zich opgewonden naar Ben. De slang was vergeten. ‘Je hebt gelijk. Het is het zegel van Wenkaura. Hij is hier geweest. Dit moet Morgan hebben gevonden.’

‘Wat is dat voor inscriptie onder het zegel?’ vroeg Ben.

Kirby kwam dichterbij. ‘Nogal afgesleten van ouderdom. Maar een hiëroglief, zo te zien.’ Hij ging languit in het zand liggen om het te bekijken, liet zijn vinger over de symbolen glijden. ‘Ik ben er bijna zeker van dat het de hiëroglief voor een stoel of een zetel is.’ Hij keek op. ‘Maar wat betekent het?’

‘Zeg jij het maar. Jij bent kennelijk de expert.’

‘Er moeten er meer zijn,’ zei Kirby. ‘We moeten de hele omgeving afzoeken.’

‘Ik dacht dat je dat al gedaan had,’ zei Ben. ‘Kom, we gaan. We hebben hier al genoeg tijd verspild.’

‘Maar –’

‘Hup, expert. Je zoekt het maar uit.’

Ze stapten weer in de Shogun. De rugleuning brandde tegen Bens rug toen hij de motor startte, de wielen in het zand liet tollen en hobbelend wegreed van de piramide. Ze draaiden de weg op, koelere lucht stroomde door de geopende ramen naar binnen en even later snelde de Shogun tussen groene velden naar het noorden.

‘Het is een metafoor,’ zei Kirby.

‘Een metafoor.’

‘Kan niet anders. Wenkaura probeert via dat symbool een idee over te brengen. Iets wat ons naar een bepaalde plek zal leiden. Stoel. Zetel.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen en zette zijn vingers tegen zijn slapen. ‘Hebbes. Het is een symbool van gezag. Positie. Je weet wel, zoals wij het woord “bestuurszetel” gebruiken. Voor de hand liggend, eigenlijk.’

‘Je klampt je gewoon vast aan strohalmen, Kirby,’ zei Ben terwijl hij een langzaam rijdende vrachtwagen passeerde en de grote auto op zijn staart trapte.

‘Heb jij een beter idee?’

‘Nog niet. Maar je doet het zelf ook niet zo geweldig. Je lult uit je nek. En ik denk niet dat de oude Egyptenaren aan metaforen deden.’

‘Nee, luister,’ hield Kirby vol. ‘Het klopt helemaal. We weten dat Wenkaura, zoals alle hogepriesters, een hooggeplaatst en bevoorrecht man was, tot Achnaton de religieuze orde begon te ondermijnen. Hij had een landhuis bij Thebe, wat nu de stad Luxor is. Misschien had Morgan dat ontdekt. Misschien was hij op weg naar Luxor.’

‘Dus wat stel je voor dat we doen, professor?’

‘Ik zou willen dat je me niet zo noemde,’ zei Kirby geprikkeld. ‘Ik denk dat we Wenkaura’s landhuis moeten onderzoeken, of wat ervan over is. Misschien vinden we iets.’

‘Wat bijvoorbeeld?’

‘Dat weet ik pas als we er zijn, hè?’ zei Kirby bits.

Ben hield het stuur zo stevig vast dat hij het gevoel had dat hij het zowat van de stuurkolom rukte. ‘Zetel,’ mompelde hij in zichzelf. ‘Stoel.’ Hij dacht erover na.

En hij trapte hard op de rem. De Shogun dook in de vering en Kirby smakte naar voren tegen zijn autogordel. De auto kwam midden op de stoffige, verlaten weg tot stilstand.

‘Waarom doe je dat, verdomme?’ riep Kirby.

‘Het is geen land of landhuis,’ zei Ben. ‘Het is geen plaats. Het is geen metafoor.’

‘Wat?’

‘Je maakt het moeilijker dan het is. Het antwoord is simpel.’

‘Wat is het dan?’

‘Een zetel. Een echte zetel. Zoals een stoel. Of een troon.’

Kirby staarde even voor zich uit en begon toen te lachen. ‘Een troon? Je bedoelt de troon van de koning? Je denkt dat Wenkaura een aanwijzing heeft achtergelaten op de troon van Achnaton, zijn vijand, de ketter? Waarom zou hij dat doen? Dat zou krankzinnig zijn.’

‘Zijn éígen troon, stommeling. Hij was hogepriester. Hij was een belangrijk man en het is door de hele geschiedenis heen de gewoonte geweest dat belangrijke mensen grote stoelen hadden om op te zitten. Bovendien zou hij dan tijd in overvloed hebben om er alle inscripties die hij maar wilde op te laten aanbrengen. We moeten zoeken naar de troon in de tempel waarin Wenkaura verblijf hield.’

Kirby krabde aan zijn kin en dacht erover na. ‘Stik! Weet je wat, je zou wel eens gelijk kunnen hebben.’

‘Inderdaad.’

‘Dus waarheen nu?’

‘Ergens waar ze veel oude stoelen hebben.’