53

ER KWAMEN TWEE TERREINMOTORFIETSEN DE BOCHT OM, TOEN EEN derde, alle drie scheurend als gekken en wild bokkend op het ruwe terrein. Het janken van de tweetaktmotoren kaatste tegen de wan-den van het ravijn toen ze op volle snelheid dichterbij kwamen. Op twee van de motoren zat een bijrijder, net als de bestuurder gekleed in een bedoeïenenmantel. Ze zaten achterstevoren op de buddyseat, klampten zich vast en vuurden met één hand salvo’s automatisch vuur af met Uzi-pistoolmitrailleurs op hun achtervolgers.

Ben keek vanaf de rotsen toe, al zijn zintuigen tot het uiterste gespannen en met de Jericho in zijn hand toen de motoren voorbijraasden. Boven het geluid van de motoren uit hoorde hij iets anders. Iets onmiskenbaars. Een gestaag, hoog ratelend, knarsend geluid dat hij in geen jaren had gehoord, maar nooit zou vergeten. Hij verstrakte en keek naar de bocht in het ravijn, wachtend op het onvermijdelijke.

De gevechtstank kwam de hoek om, een onmenselijk ding, als een grijsgroene stalen dinosaurus. Het ratelen van de rupsbanden en het brullen van de motor kaatsen door het ravijn. Zesenveertig ton brute kracht, drie meter breed en meer dan zeven meter lang, stenen verpulverend terwijl hij voortrolde. Het 105-mm-kanon zwaaide heen en weer alsof het de omgeving in zich opnam, vuurde toen.

De oorverdovende knal werd gevolgd door een janken als van een sneltrein toen de granaat door het ravijn flitste. Hij sloeg met een enorme uitbarsting van rook en vuur en vallend gesteente in de rots-wand. De achterste motorfiets werd door de explosie draaiend en kantelend de lucht in geslingerd. De bestuurder en de passagier werden tegen de rotsen gesmeten.

Kirby lag aan Bens voeten plat op de grond, zijn gezicht was verwrongen van angst en hij had zijn handen tegen zijn oren geslagen. Steensplinters, zand en stof daalden op hen neer. Ben keek machteloos toe terwijl de gevallen bijrijder opsprong en, met zijn Uzi op de tank schietend, wegstrompelde van zijn dode metgezel. Een lang, oorverdovend salvo van de zware mitrailleurs op de tank en de rennende man werd neergemaaid. Zijn witte gewaad zat onder het bloed.

Ben realiseerde zich onmiddellijk waarvan hij getuige was. Ze waren in een vuurgevecht tussen het Soedanese leger en een opstandige bedoeïenenmilitie terechtgekomen. Het machtsevenwicht was ver te zoeken en het leger maakte meedogenloos korte metten met deze laatste haarden van verzet in de nasleep van de oorlog in Darfur.

Verderop scheurden de nog overgebleven motoren door het ravijn. De voorste vloog plotseling de lucht in. Brokstukken en lichaamsdelen daalden neer in het ravijn. De motor was op een mijn gereden.

Het grote kanon vuurde nogmaals. Het krijsen van een overvliegende granaat en de wand van het ravijn brak in een pluim van stof en vuur en rook.

De laatste motorfiets stormde op de richel af, recht vooruit. De zon stond precies in de kloof, exact zoals de hiëroglief op de kaart van Wenkaura had voorspeld.

De tank rolde door het ravijn, zijn prooi achterna; de koepel draaide heen en weer om zijn doelwit te volgen. Toen opnieuw een oorverdovende explosie van het kanon. De granaat spatte enkele meters voor de motorfiets tegen de richel uiteen. De motor slingerde, maar de bestuurder hield hem op een of andere manier rechtop. De mitrailleur vuurde opnieuw een salvo af en de man werd van de motor geblazen en viel als een bloedende lappenpop op de grond. De motor gleed in een stortregen van vonken op zijn kant door, sloeg om en bleef liggen.

De tank kwam dreunend dichterbij, onafwendbaar. Hij was nog maar een paar meter van de Toyota en Ben besefte dat hij zelfs geen vaart minderde.

En inderdaad. De drie meter brede tank bleef maar komen. De rupsbanden leken het voertuig op te slokken. De voorkant van de tank werd opgetild toen hij er dwars overheen reed, zakte toen weer omlaag terwijl de zesenveertig ton staal en bepantsering de Toyota verpletterden als een eierschaal. De reusachtige machine denderde door alsof hij het niet eens had gemerkt. De Toyota was een geplette massa verwrongen metaal.

Kirby draaide zich vol afgrijzen om naar Ben. ‘Nu zijn we de lul,’ schreeuwde hij boven het brullen uit.

Voordat Ben hem kon tegenhouden, rukte de historicus de kleine .38 uit zijn zak en mikte op de tank.

Ben wist wat er zou gebeuren als hij schoot. Het stond gelijk aan met een speelgoedpijltje op een woedende stier schieten. De krachteloze kogel zou tegen de dikke pantserplaten tikken zonder schade aan te richten. Hij zou er zelfs geen deuk in slaan, maar de bemanning zou het horen. De tank zou stoppen. Het kanon zou naar hen toe zwenken. Het zou hen in een oogwenk lokaliseren en aan stukken blazen. Op deze afstand zouden hun lichamen over tweehonderd meter woestijngrond worden verspreid.

Kirby haalde de trekker over. Het .38-patroon veegde wat stof van de geschutskoepel.

En op precies hetzelfde moment ontplofte de tank met een gigantische, felle explosie en een krijsen van scheurende pantserplaten.

Ze doken intuïtief ineen terwijl de grond onder hen schudde. Granaatscherven en stukken rupsband, stenen en rotsblokken werden in alle richtingen geblazen. Het luik in de koepel barstte open en braakte vlammen en zwarte rook uit. Een brandende man probeerde naar buiten te klimmen, maar viel met in doodsnood zwaaiende armen terug. Hij verdween toen een tweede explosie de koepel losrukte. Het gepantserde monster leek te verschrompelen en weg te zinken.

‘Ik heb hem!’ gilde Kirby, opgetogen met zijn revolvertje zwaaiend.

Ben was een ogenblik stomverbaasd voordat hij zich realiseerde wat hij zojuist had gezien. ‘Sorry dat ik je moet teleurstellen, professor. Dat was een landmijn.’ En een grote, dacht hij. Misschien vijft ig kilo uiterst explosief materiaal. Als ze er met de Toyota overheen waren gereden, zouden ze verdampt zijn. Hij wierp een blik ten hemel en mompelde nogmaals een bedankje.

‘Evengoed een lekker gevoel,’ zei Kirby. Hij wilde over de rotsblokken klimmen, maar Ben hield hem tegen.

‘Wacht. En geef me dat ding voordat je er nog meer stomme dingen mee uithaalt. Het had onze dood kunnen zijn.’ Hij pakte hem de .38 af.

Ze wachtten twee minuten, toen drie, en Ben luisterde ingespannen. Maar afgezien van het knetteren van de vlammen van de brandende tank was het stil in de woestijn. Hij vermoedde dat, waar de rest van de Soedanese pantserdivisie ook was, ze niet dichtbij genoeg waren om zich zorgen over te maken, in elk geval voorlopig.

Na vier minuten concludeerde Ben dat hij en Kirby de enige levende wezens in de verre omtrek waren. Hij kwam achter de rotsen vandaan en overzag het rokende slagveld.

Hij wierp een lange, spijtige blik op het wrak van de Toyota. Er viel niets meer te redden. Geen wapens, geen uitrusting. En geen water. De donkere plek waar hun flessen waren gebarsten, verdampte snel in het hete zand. Zonder voertuig was het beetje water in hun veldflessen het enige wat tussen hen en een langzame dood stond.

Maar dat was van later zorg. De avond zou weldra vallen. Sterven van dorst zou morgenvroeg een dringender kwestie zijn. In de tussentijd moest hij een schat zien te vinden.

Hij veegde het stof en het zweet van zijn gezicht. ‘Laten we gaan,’ verzuchtte hij tegen Kirby en hij ging hem door het ravijn voor naar de richel. Vijftig meter verder stapte hij over het lichaam van de motorrijder die het bijna had gehaald. De riem van de ak-47 van de dode bedoeïen was geknapt door een kogel en het wapen lag een paar meter verder. Ben raapte het op. De kolf was versierd met metalen sierspijkers en parelmoer. De loop was gebarsten en gebogen door de inslag van een granaatscherf.

Hij gooide het nutteloze wapen weer weg. Liep grimmig door.

De zon was nu onder de kloof verdwenen en alleen een schemerende gouden rand was zichtbaar boven de rotsen. Niet meer gehinderd door het felle licht kon Ben de hoog oprijzende rots nu beter zien. Hij liet zijn blik over de verweerde wand glijden.

En stopte.

En staarde naar de ingang van een grot die er eerder niet was geweest. De laatste granaat van de tank had een stuk van de rots weggeslagen en een gekartelde zwarte spleet een paar meter hoger blootgelegd, die tot dan toe bedolven moest zijn geweest onder duizenden jaren van vallend gesteente en opgewaaid zand.

Ook Kirby had het gezien. Ze keken elkaar aan en begonnen te rennen. Zand en losse stenen gleden weg onder hun voeten toen ze de helling naar de ingang van de grot beklommen. Ben was er het eerst en hij tuurde behoedzaam in de donkere ruimte.

‘We moeten een zaklamp hebben,’ zei Kirby hijgend.

Ben rende weer de helling af en holde naar het lijk van de motorrijder. ‘Wat doe je?’ riep Kirby hem na. Ben raapte het kapotte ak-geweer op en trok de dode man zijn mantel uit. Hij scheurde hem in tien lange repen, stopte negen ervan in zijn zak en wikkelde de tiende om het uiteinde van het geweer. Hij rende terug naar Kirby bij de ingang van de grot, pakte zijn Zippo, klapte hem open en stak de reep stof aan.

De provisorische fakkel wierp een zwakke, flakkerende gloed op de rotswanden vóór hen terwijl ze dieper doordrongen in de grot. De tunnel was lang en kronkelend.

‘We dalen af,’ galmde de stem van Kirby.

Ben knikte. De grot bracht hen diep onder de grond. Het licht werd zwakker en hij wikkelde haastig een nieuwe reep stof om het geweer. Ze liepen verder.

Ergens diep in de rots klonk een lang, zacht rommelen. Stof en gruis vielen van het plafond omlaag. Ben verstarde en spande zijn spieren, wachtend op een massale instorting.

Die bleef uit. De stofregen stopte en hij kon weer ademen. ‘Ik geloof niet dat die tankgranaat deze plek veel goeds heeft gedaan,’ mompelde hij.

De tunnel kronkelde steeds verder naar beneden. Het was een natuurlijke grot, maar uit de hier en daar gladgemaakte rotswand maakte Ben op dat iemand hier ooit eerder was geweest. Was het Wenkaura geweest, die zijn expeditie diep onder de richel had geleid, een stoet mannen met manden vol schatten, op weg naar een plek waar de ketterse farao ze nooit zou vinden?

‘Er lijkt geen eind aan te komen,’ fl uisterde Kirby.

‘Verderop is een bocht,’ zei Ben.

Enkele meters verder leek de benauwende sfeer in de smalle tunnel plotseling op te lossen, alsof zich een grotere ruimte om hen heen had geopend. Ben wikkelde meer lappen om de dovende fakkel en de vlam werd helderder. Hij hief het flakkerende schijnsel boven zijn hoofd.

‘Goeie god, moet je dat zien,’ mompelde Kirby.