45

De residentie van Claudel, Caïro

CLAUDEL KWAM LANGZAAM OP BEN EN KIRBY AF. ‘BLIJFT U ALSTUBLIEFT zitten. Ik schiet als u me ertoe dwingt.’

Het wapen trilde licht en Ben zag dat de man niet gewend was ermee om te gaan. Maar kijkend in de loop van een krachtig aanvalsgeweer aan de andere kant van de kamer, zonder kans om zijn vijand te ontwapenen, bood die kennis weinig troost.

Naast hem omklemde Kirby in radeloze paniek de leuningen van zijn fauteuil. Zijn gezwicht was gespannen en bleek.

Claudel deed nogmaals een stap naar voren, bleef staan en keek Ben doordringend aan. ‘Ziet u, meneer Hope, ik weet wie u bent.’

‘Echt waar?’

‘Mijn compagnon, Kamal, heeft me alles over u verteld.’

Er viel een langere stilte in het vertrek. Ben overzag zijn mogelijkheden. Hij had niet veel keus. Als Claudel nog vijf stappen in de goede richting zou zetten, was er een kans dat Ben zichzelf snel en krachtig genoeg uit de fauteuil zou kunnen lanceren om hem het wapen af te pakken, of in elk geval de kogels te ontwijken tot hij hem had overmeesterd en op de grond gedrukt.

De rest zou gemakkelijk zijn. Het probleem was dat Claudel niet dichterbij kwam. Op deze afstand zou elke poging om hem te ontwapenen pure zelfmoord zijn. Hij zou recht tegen een kogel aanlopen.

‘Dus wat nu?’ vroeg hij. ‘Als u ons wilde doden, had u dat inmiddels al gedaan. Dat betekent dat u iets anders wilt.’

‘Misschien wil ik geen bloed op mijn meubels,’ zei Claudel.

‘Dan zou u ons niet hierheen hebben gehaald. U zou er een betere plek voor hebben gekozen. Ergens waar de buren geen geweerschoten zouden horen. Dus wat wilt u?’

Claudel zweeg even voordat hij antwoord gaf en Ben zag dat er achter de ogen van de man diep werd nagedacht. Hij keek alsof hij onder enorme druk stond en er elk moment onder kon bezwijken. De loop van de aks trilde nu en Ben vermoedde dat het niet alleen kwam door het gewicht ervan in zijn hand.

Toen deed Claudel iets heel merkwaardigs. Terwijl hij het wapen strak op Ben gericht hield, haalde hij diep adem en zei: ‘Alstublieft , ik heb uw hulp nodig.’

Er viel opnieuw een stilte. Kirby keek koortsachtig van Ben naar Claudel en zijn mond hing open van verwarring.

‘Een vreemde manier om dat te vragen.’ Ben wees naar het wapen.

‘Ik zou het wel hebben weggelegd,’ antwoordde Claudel, ‘maar ik was bang voor wat u daarna zou doen.’

‘U denkt dat ik u een seconde later zou hebben gedood.’

‘Het is in me opgekomen.’

‘U hebt het mis. Ik zou te benieuwd zijn geweest naar wat u te zeggen hebt.’

Claudel beet op zijn lip en aarzelde. ‘Ik wil dat u Kamal opruimt.’

‘Opruimt?’

‘Hoe wordt dat in uw vak bij voorkeur genoemd? Elimineren? Uitschakelen? Of zegt u gewoon vermoorden?’

‘Het is een merkwaardig verzoek.’

‘Het is een heel merkwaardige situatie. Mag ik u erover vertellen?’

‘U hebt het wapen,’ zei Ben. ‘U bent aan zet.’

‘Als ik het wegleg, voelt u zich dan prettiger?’

‘Meestal wel.’

‘Geen kunstjes?’

‘Geen kunstjes.’

Claudel wilde het aanvalsgeweer voor zijn voeten neerleggen.

‘Ik zou misschien eerst de veiligheidspal omzetten,’ adviseerde Ben hem. ‘Dat kleine stalen palletje bij uw rechterduim. Duw tot het klikt.’

Claudel deed het en legde het geweer toen aarzelend neer.

‘Laat nu maar horen,’ zei Ben.

Gedurende de daaropvolgende minuten vertelde Claudel zijn verhaal. Hij vertelde wat hij deed voor de kost en over de dag in de woestijn toen Kamal hem de kans had geboden veel geld te verdienen door een ongelooflijke vondst aan oudheden te helen.

‘De kleinste schat,’ fluisterde Kirby. ‘De dingen die Wenkaura inderhaast heeft verstopt toen hij ontmaskerd was. We hadden dus gelijk. Het is allemaal echt.’

Claudel knikte droevig. ‘Ja, het is allemaal echt. Kamal vond hem in de Westelijke Woestijn, puur toevallig. Hij besefte al snel dat er nog veel meer was, ergens anders.’ Claudel ging verder en legde uit hoe hij onverbiddelijk in Kamals zaakjes was meegezogen. ‘Hij is een maniak. Een woeste, wrede moordenaar. Ik heb nooit in mijn leven iemand zo gehaat of gevreesd en ik betreur de dag dat ik met hem te maken kreeg.’

‘Wie is hij?’

‘Dat weet ik niet precies,’ zei Claudel. ‘Een beroepsmisdadiger. Een terrorist. Hij en zijn mannen hebben mijn leven letterlijk overgenomen. Hij heeft zelfs een wapenarsenaal opgeslagen in mijn wijnkelder, en munitie, en kisten met iets wat PP-01 wordt genoemd.’ Hij wees vol afkeer naar het wapen op de grond. ‘Waar denkt u dat ik dat vandaan heb? Ik wilde zulke dingen niet in huis hebben. Ik weet ook dat hij met een of ander plan bezig is. Hij praat er voortdurend over. Daar heeft hij de schat voor nodig, om het te fi nancieren.’

Bens gedachten flitsten onmiddellijk terug naar de dag in Morgans oude appartement. Je zult het gauw genoeg merken, had Kamal gezegd. Jullie allemaal. De dag komt nabij.

‘Wat voor plan?’ vroeg hij.

Claudel schudde zijn hoofd. ‘Daar heeft hij het met mij nooit over gehad. Maar ik heb hem erover horen praten tegen zijn mannen. Ze bereiden een aanslag voor. Iets heel verschrikkelijks.’

‘En daarom wilt u mij erbij betrekken.’

‘Ja, maar ook omdat ik van die man af moet komen. Hij is als een kankergezwel. Ik kan niet meer ademen. Ik ben ten einde raad.’

Ben dacht even na. ‘Ik begrijp je netelige situatie, Pierre, maar je bent niet de enige die onder druk staat. Wat gaat mij dit aan?’

Claudel veegde zweet van zijn voorhoofd. ‘Omdat Kamal achter hetzelfde aanzit als jij, en dat is een probleem voor jou. En omdat ik je kan helpen het te vinden. Ik weet waar de troon van Wenkaura is.’

‘Geweldig,’ mengde Kirby zich in het gesprek.

Ben negeerde hem. ‘Waarom wil je dat ik je help? Ik ben een concurrent. Jij zoekt de schat, net als ik.’

‘Ik wil er niets meer mee te maken hebben. Mijn leven ligt aan diggelen. Geen enkele schat is dit waard. Ik had een bloeiend bedrijf voordat ik hierin verzeild raakte. Het enige wat ik nu nog wil is dat alles weer wordt zoals het was. Ik wil van die man af. Mijn aanbod is als volgt: je bevrijdt me van hem en ik vertel je waar de troon is.’ Hij keek Ben taxerend aan. ‘Dus, kun je me helpen? Ben je daartoe in staat?’

‘Je bedoelt of ik hem kan doden?’

Claudel knikte ongemakkelijk.

Ben zweeg even. ‘Ja. Ik kan je probleem oplossen als je me helpt vinden wat ik zoek.’

Claudels gezicht klaarde op. Hij leek opeens vijf jaar jonger. ‘Hebben we een afspraak?’

‘Ja, we hebben een afspraak. En nu heb ik geen tijd te verspillen. Waar is de troon?’

‘In de privécollectie van een zekere Sam Sheridan. Kent u die naam?’

‘Nee. Wie is het en waar vind ik hem?’

‘Hij is gemakkelijk genoeg te vinden,’ zei Claudel. ‘Het is de Amerikaanse ambassadeur in Caïro. Hij is tevens miljonair en een fervent verzamelaar van voorwerpen uit de antieke wereld.’

‘Hoe kun je zo zeker weten dat hij de troon bezit?’

‘Omdat ik hem daar heb gezien. Zijn verzameling is ondergebracht in zijn privévertrekken in de ambassade. En ik weet toevallig dat hij vanavond een groot feest geeft. Het zou een uitgelezen kans zijn.’

‘Dat klinkt alsof je die Sheridan behoorlijk goed kent,’ zei Ben. ‘Ik denk dat je meteen de telefoon moet pakken om ons te laten uitnodigen voor het ambassadefeest.’

Claudel schudde spijtig zijn hoofd. ‘Ik zei niet dat ik hem goed ken. Ik heb zijn vrouw goed gekend. Een beetje té goed misschien. Daarom kan ik er niet naartoe gaan om jullie aan Sheridan voor te stellen. Hij is degene die ons betrapte. Je zou kunnen zeggen dat ik er persona non grata ben.’

‘Dat kan me niet verdommen,’zei Ben. ‘Ik ga naar dat feest.’

‘Hoe?’ vroeg Kirby, in verwarring gebracht. ‘Zelfs jij kunt niet onuitgenodigd een feest op de ambassade binnenwandelen met de vraag of je een troon van onschatbare waarde mag onderzoeken.’

‘Dat is precies wat ik ga doen,’ zei Ben. ‘Ik loop recht door de voordeur naar binnen. Maar ik vraag niemand ergens toestemming voor.’

‘Je bent gek,’ zei Kirby. ‘Je raaskalt. Je lijdt aan waanbeelden. Hoe denk je er verdomme binnen te komen? Het zal er wemelen van bewakers.’

‘Daar zit hem nou net de kneep.’ Ben wendde zich tot Claudel. ‘Kun je me een plattegrond van het gebouw bezorgen?’

‘Ik weet precies waar je moet zijn,’ antwoordde Claudel. ‘Ik ben vaak genoeg via de achtertrap naar binnen geglipt om Eloise Sheridan te bezoeken om er de weg te kennen.’

‘Prima. Goed, we doen het zo. Kirby, jij blijft hier met Claudel. Ik moet een paar dingen regelen.’

‘Dingen?’ vroeg Kirby fronsend.

‘Dingen waarvan je niets hoeft te weten. Maar eerst wil ik de wijnkelder zien.’

Claudel keek verbaasd. ‘Waarom? Wil je wijn hebben?’

‘Je hebt uitstekende wijn, Pierre,’ zei Ben. ‘Maar ik ben meer geïnteresseerd in PP-01.’