13

HET GEVOEL VAN EENZAAMHEID HAD HEM NOG NIET VERLATEN TOEN hij de volgende ochtend vroeg wakker werd. Hij ging rechtop zitten en keek naar de zon die zich losmaakte van de vlakke blauwe horizon en aan zijn klim langs de lichter wordende hemel begon. De zee was wat woeliger vandaag en hij voelde de nauwelijks merkbare beweging van het megajacht dat op de deining heen en weer bewoog.

Na een paar minuten rolde hij van het bed af en dwong zichzelf tot drie snelle reeksen van twintig keer opdrukken op het zachte tapijt. Het hielp om zijn gedachten te verzetten en zijn rusteloze geest te kalmeren, maar niet veel. Hij ijsbeerde enige tijd door de luxueuze hut en begon de weelderigheid bijna benauwend te vinden. Daarna douchte hij in de enorme aangrenzende badkamer. Na afl oop vond hij een donkerblauwe badjas op een stang en trok hem aan. In de spiegel zag hij dat de naam van het jacht met gouddraad op de rechterborst was geborduurd. Hij verliet de badkamer en liet zich op het bed vallen.

Wat een toestand. Hij sloot zijn ogen en probeerde nergens aan te denken, maar het lukte niet. Hij pakte zijn Omega van het nachtkastje, deed hem om zijn pols en zag dat het na achten was. Hij pakte de telefoon en toetste het nummer in van het kantoor in Normandië. Hij verwachtte dat Jeff zou opnemen, maar de stem die hem aan de andere kant begroette was die van Brooke.

‘Je bent er nog,’ zei hij.

‘Je wordt vergeetachtig, Hope. Ik blijf een paar dagen. We hebben het besproken, weet je nog?’

Hij wist het nog. ‘Sorry,’ mompelde hij.

‘Ik hoopte min of meer dat je vandaag zou terugkomen.’

‘Dat zit er niet in.’

‘Waar ben je?’

‘Nog in Italië. Maar niet lang meer.’

‘Kom je morgen terug?’

‘Nee. Daar bel ik over. Ik ga ergens anders naartoe.’

‘Wat geheimzinnig. Mag ik weten waarheen?’

‘Caïro.’

Ze zweeg even. ‘Waarvoor?’

‘Vraag me niets.’

‘Voor hoelang?’

‘Dat weet ik niet,’ antwoordde hij naar waarheid.

‘Je doet een beetje vreemd, Hope.’

‘Ik weet het. Sorry. Ik kan er niets aan doen.’

‘Wat is er?’ vroeg ze bezorgd.

‘Niets. Zeg tegen Jeff dat ik zo snel mogelijk terugkom.’

‘Ik maak me zorgen over je,’ zei ze. ‘Praat met me, Ben.’

‘Je hoeft je nergens zorgen over te maken. We zien elkaar binnenkort weer.’

Na afloop van het gesprek kleedde hij zich aan en slenterde naar het dek. Enerzijds hoopte hij dat Zara er zou zijn, maar anderzijds zag hij ertegen op.

Op het laagste achterdek was de lange tafel gedekt voor het ontbijt. De geur van verse koffie zweefde op de zeebries. Er stond een mand vol warme croissants en pains au chocolat en een karaf vers sinaasappelsap sprankelde in de zon. Zara was nergens te bekennen.

‘Mijn vrouw laat zich verontschuldigen,’ zei Paxtons stem achter Ben. ‘Ze had een afspraak met de tandarts en kan er niet bij zijn. Ze vroeg me je vaarwel te zeggen.’

Ben draaide zich om. ‘Goeiemorgen, Harry.’

Paxton glimlachte. ‘Heb je goed geslapen? Ik hoop dat je niet wakker bent geworden door de herrie van de helikopter.’

‘Ik heb prima geslapen, bedankt,’ zei Ben. ‘Hoe was je zakenbespreking?’

‘Uitstekend verlopen.’ Paxton gebaarde naar de tafel. ‘Ga zitten. Eet wat. Ik kan de kok eieren met spek laten maken, wat je maar wilt.’

‘Dat hoeft niet, bedankt, Harry.’ Ben pakte een croissant en schonk koffie voor zichzelf in.

Ze praatten enkele minuten. ‘Ik weet nog steeds niet hoe ik je moet bedanken voor wat je voor me doet.’ Paxton glimlachte en de droefheid in zijn stem was vermengd met warmte. ‘Ik heb de vlucht van elf uur met Swiss International Airlines vanuit Nice voor je geboekt. Er zijn een paar dingen die ik met je wil doornemen. Als je klaar bent kunnen we misschien naar de bibliotheek gaan.’

Ben zette zijn lege kopje neer. ‘Ik ben klaar. Laten we gaan.’

Het eerste wat hij zag toen hij de bibliotheek binnenkwam, was de aktetas op de tafel. Paxton liep ernaartoe, haalde er een dunne kartonnen map uit en gaf die aan Ben. ‘Dit zijn alle details,’ zei hij terwijl Ben de map doorbladerde. ‘Het adres van Morgans huurflat in Caïro. Een kopie van het rapport van de patholoog en van mijn briefwisseling met de afdeling Moordzaken, voor wat het waard is. Je tickets liggen voor je klaar op de luchthaven.’ Paxton stak zijn hand opnieuw in de tas en haalde er een dikke envelop uit. Hij gaf hem aan Ben.

‘Wat is dit?’

‘Voor je onkosten,’ zei Paxton.

Ben keek naar de dikke stapel bankbiljetten in de envelop.

‘Egyptisch geld,’ zei Paxton. ‘Driehonderdduizend Egyptische ponden. Dat is om en nabij de veertigduizend euro.’

‘Dat is te veel, Harry. Neem wat terug.’

Paxton schudde heftig zijn hoofd. ‘Alsjeblieft, hou het. Geef zoveel uit als je wilt en wissel de rest tegen de valuta die je nodig hebt.’

Ben haalde zijn schouders op. ‘Als je erop staat.’

‘Dat doe ik zeker.’

Ben liet zijn blik langs de rij foto’s op het buffet glijden. Een foto van Zara in badpak bij een zwembad in een exotisch oord sloeg hij over. Ernaast stond een foto van Morgan. ‘Het is misschien handig als ik een foto van hem heb,’ zei hij. ‘Een recente, zodat ik navraag kan doen. Het zou een geheugen kunnen opfrissen.’

Paxton pakte er een en gaf hem aan Ben. ‘Deze is van de laatste keer dat ik hem gezien heb, vlak voordat hij naar Caïro vertrok. Een van de weinige keren dat hij aan boord logeerde.’

Ben bekeek de foto. Morgan, in de eetzaal van de Scimitar, enigszins verward en ongemakkelijk, met een champagneglas in zijn hand. Hij droeg een luchtig colbertje, wit met smalle blauwe streepjes. Ben zag de rand van een groot gouden horloge dat protserig onder zijn manchet uitstak. Het leek niet bij hem te passen.

‘Duur ding, zo te zien,’ zei hij. ‘Is dat het horloge dat hij tijdens zijn reis droeg? Je zei dat het gestolen was.’

Paxton knikte bedroefd. ‘Een Rolex Oyster. Hij droeg het altijd. Een cadeau van zijn moeder. Ze had er een inscriptie in laten aanbrengen. Hij koesterde het.’

‘Verleidelijke klomp goud voor een dief.’

‘Ik weet het. Morgan was niet bepaald wereldwijs. Academici leven in hun eigen kleine cocon. Ik had hem gewaarschuwd voor het horloge, hem aangeraden het hier te laten, zodat ik het in de kluis kon leggen. Maar hij wilde er niets van weten.’ Paxton slaakte een lange, trillende zucht. ‘Ik had langer moeten aandringen. Ik heb hem laten gaan en een doelwit van zichzelf laten maken. Het is mijn schuld.’

Ben wilde dat hij niets over het horloge had gezegd. ‘Verwijt jezelf niets, Harry. Ze hadden het ook op zijn portefeuille voorzien kunnen hebben, zijn computer, zijn telefoon, zijn schoenen zelfs. Hij was een rijke westerse toerist. Zulke dingen gebeuren. Mensen worden voor veel minder vermoord.’ Hij wuifde met de foto. ‘Mag ik deze meenemen?’

‘Hou maar,’ zei Paxton. ‘Ik heb er nog een.’

Ben haalde de foto uit de lijst en stopte hem bij de andere papieren in de map. Het was niet veel, maar hij begon al plannen te maken. Hij stopte de map in zijn tas en gespte de riem dicht. ‘Ik ben er klaar voor.’

Paxton keek blij. ‘Mooi. In Porto Vecchio wacht een taxi op je om je naar de luchthaven te brengen.’

Toen Ben al wilde vertrekken, sloeg Paxton plotseling en onverwacht zijn armen om hem heen. Ben voelde de spanning in Paxtons lichaam.

‘Ik hou van mijn vrouw, Ben,’ zei hij zacht.

Ben schrok van de woorden, maar hij probeerde het te verbergen. ‘Dat weet ik, Harry.’

‘Ik ben te oud voor haar. Ik snap niet wat ze in me ziet. Maar ik hou boven alles van haar. Ze is het enige wat ik nog heb.’

Ben knikte slechts.

Paxton klopte hem op zijn rug, trok zijn hand terug en veegde een traan weg. Hij vermande zich snel. ‘Dan wacht ik op je telefoontje.’

‘Ik neem contact op, Harry.’

Ben stapte in Porto Vecchio uit de sloep en in de gereedstaande taxi. Drie kwartier later was hij weer op de internationale luchthaven Nice-Côte d’Azur aan de andere kant van de grens. Hij haalde zijn tas uit de kofferbak en liep over de parkeerplaats naar de terminals.

Hij wilde dat hij op een vlucht naar Normandië stapte in plaats van naar Amsterdam en van daaruit naar Caïro. Hij voelde zich gevangen. Hij dacht aan Brooke en Jeff en vroeg zich af wat ze op dit moment deden. Ze leken heel ver weg. Opeens realiseerde hij zich hoezeer hij hun aanwezigheid miste.

Hij was halverwege de parkeerplaats toen hij zich met een ruk omdraaide bij het geluid van een snel naderende auto. Zara’s bmw Roadster was vanaf de straat de parkeerplaats op gedraaid en scheurde in zijn richting. De auto kwam met piepende banden tot stilstand op vijf meter van de plek waar hij stond en het portier vloog open. Zara sprong naar buiten en rende naar hem toe. Haar gezicht was gespannen.

‘Wat doe je hier?’ vroeg hij verbijsterd.

‘Ik kon je niet laten vertrekken zonder je nog een keer te zien.’

‘Ben je me helemaal vanaf San Remo gevolgd?’

‘Ik moest afscheid nemen. Sorry dat ik je gisteravond alleen heb gelaten. Het was stom van me om zo weg te lopen.’

‘Het was beter dat je niet bleef.’

‘Ik meende wat ik zei. Dat ik van je hou. Echt waar. Ik wil dat we samen zijn. Ik vind wel een manier, een manier die Harry geen verdriet zal doen.’

‘Zeg zulke dingen niet. Ik kan hier niet naar luisteren. Het is niet juist.’

‘Je wéét dat het juist is,’ zei ze. ‘We weten het allebei.’ Ze sloeg haar armen om hem heen. Hij streelde haar haren toen ze haar gezicht naar hem ophief. De strijd was moordend. Hij bezweek voor de kus. Ze omhelsden elkaar enkele seconden en toen schoof hij haar, met een brok in zijn keel, met tegenzin van zich af. ‘Ik moet gaan, anders mis ik mijn vlucht nog. Ik heb dingen te doen.’

‘Blijf bij me. Neem de volgende vlucht.’

‘Je weet dat ik dat niet kan maken.’

Ze hief haar hand op en streelde teder zijn wang. ‘Wees voorzichtig.’

‘Jij ook,’ zei hij.

‘Wanneer zie ik je weer?’

‘Dat weet ik niet.’ Hij draaide zich om, scheurde zich los.

‘Bel me,’ zei ze terwijl hij wegliep. ‘Beloof dat je me zult bellen.’

Hij wilde zich omdraaien en haar opnieuw omhelzen, bij haar zijn, haar meenemen naar een plek waar ze alleen konden zijn. Maar hij liep door. Vlak voordat hij door de deuren de terminal binnenliep keek hij om. Daar stond ze, naast haar auto, een kleine, eenzame gestalte in de verte. Ze wuifde. Hij zuchtte en liep naar binnen.

Aan de andere kant van de parkeerplaats hadden twee mannen in een auto het hele tafereel gadegeslagen. De bestuurder had net willen uitstappen om hun doelwit naar binnen te volgen om te zien welke vlucht hij zou nemen.

Op dat moment was de bmw aan komen racen en was de vrouw van Paxton uitgestapt. De man was weer weggedoken in de auto; hij wilde niet gezien worden.

Hij wendde zich naar zijn metgezel op de passagiersstoel, die een witte schuimrubberen brace om zijn nek had. ‘Wat is daar aan de hand? Wat doet ze verdomme?’

De passagier keek grimmig terwijl hij Zara Paxton met haar armen om hun doelwit heen gadesloeg. ‘Jezus,’ gromde hij, ‘het was niet de bedoeling dat ze verliefd op hem zou worden.’ Hij keek naar zijn collega en kromp ineen van de pijn die de beweging hem opleverde. ‘Denk je dat ze hem iets verteld heeft ?

De andere man zuchtte. ‘Ik weet het niet. Laten we hopen dat ze het niet verpest.’