27

De volgende ochtend

DE BOSSEN ROND LE VAL WAREN GROOT GENOEG OM JE IN TE VERLIEZEN en dat was precies wat Ben wilde. Hij kende alle weggetjes en paden door het bos. Sommige daarvan waren er altijd al geweest, waarschijnlijk gemaakt door herten en wilde zwijnen, en andere had hij zelf gemaakt. Hij rende over omgevallen bomen en tegen aardwallen op, over de beek en door dichte varens, tot zijn lichaam om rust schreeuwde.

Op een kleine open plek stond een van de dingen van Le Val waar hij het meest van hield: de ruïne van een oude kerk uit de dertiende eeuw. Er waren alleen een paar afbrokkelende natuurstenen muren over, en de resten van een toren waar generaties duiven zich hadden genesteld. Aan de voet ervan lag tussen de wilde bloemen een stenen plaat, waar hij graag zat om na te denken, luisterend naar het koeren van de duiven in hun nesten. Daar ging hij nu naartoe, met de hond die achter hem aan holde.

Hij ging zitten en luisterde naar de geluiden van het bos. Alles was zo vreedzaam. Het was een mooie lenteochtend. De lucht boven de bomen was blauw en de vogels zongen. Hij had gelukkig moeten zijn. Deze plek was nu zijn thuis.

Hij wist dat hij zichzelf weer in de hand moest nemen. Jeff had gelijk. Als hij niet oppaste, zou hij zijn bedrijf gaan verwaarlozen en dan zou alles waarvoor hij zo hard had gewerkt hem door de vingers glippen.

Maar zoals hij zich nu voelde wilde hij alles ontlopen. Hij voelde zich leeg. Hij wilde geen mensen ontmoeten of voor de duizenden kleine dingen moeten zorgen die hij de week ervoor nog vol enthousiasme zou hebben aangepakt.

Er was maar één persoon op de hele wereld naar wie hij verlangde. De ene persoon bij wie hij niet mocht zijn. Hij had zijn telefoon in zijn kantoor achtergelaten om het onvermijdelijke gesprek met haar te ontlopen.

Hij zuchtte en pakte zijn sigaretten. Joggen en roken, dacht hij. Eerst het gif verdrijven en dan weer inhaleren. Goed bezig, Hope. Maar het kon hem niet schelen. Storm keek nieuwsgierig toe hoe hij kringetjes blies, die over de vervallen muren zweefden.

Plotseling verstarde de hond, spitste zijn oren. Een seconde later hoorde Ben een twijg breken. Hij draaide zich om.

Brooke kwam onder de bomen vandaan, keek door de met klimop overwoekerde gotische boog en zag hem in de ruïne van de kerk zitten. ‘Gevonden.’ Ze glimlachte en kwam dichterbij. Aan zijn blik te oordelen was hij niet erg blij dat ze hem had gevonden. Toen glimlachte hij terug, maar ze zag de droefheid op zijn gezicht.

Ze liep onder de boog door naar hem toe. ‘Mag ik erbij komen zitten?’

Hij antwoordde niet, maar schoof een stukje op om ruimte op de stenen plaat voor haar te maken. Brooke ging naast hem zitten en haar knie raakte de zijne.

‘Ik wist niet dat er meer mensen waren die deze plek kennen,’ zei hij.

‘Ik ben op verkenningstocht geweest. Ik vind het hier prachtig. En ik had het gevoel dat het het soort plek was waar Ben Hope naartoe zou gaan als hij alleen wilde zijn.’

‘Je kent me vrij goed, hè, Brooke?’

‘Vrij goed,’ zei ze. ‘Goed genoeg om te weten dat er iets aan je knaagt.’

‘Sorry. Ik weet dat ik slecht gezelschap ben geweest.’

‘Ik heb beter meegemaakt, dat is waar.’ Ze legde haar hand op zijn arm. ‘Vertel me wat je dwarszit. Je gedraagt je als een kip zonder kop sinds je terug bent. Het heeft iets te maken met die Zara die maar blijft bellen. Toch?’

Hij gooide zijn peuk weg en keek even hoe hij tussen de bladeren lag te smeulen, trapte hem toen uit. ‘Ik zei toch: ik wil er niet over praten.’

‘Ik vind dat je erover móét praten.’

‘Daar ga je weer, weer helemaal de psycholoog.’

‘Ik wil je helpen,’ zei ze. ‘Mag ik dat niet? Ik wil je niet zo zien lijden.’

‘Het is mijn probleem,’ zei hij. ‘Ik los het zelf op.’

‘Maar het is belangrijk voor me. Heel belangrijk.’ Brooke vroeg zich af of ze te veel zei.

Hij stak zijn hand uit en tikte haar met broederlijke genegenheid op de punt van haar neus. ‘Je bent een goede vriendin, Brooke.’

Ik wil niet zomaar een vriendin zijn, dacht ze. ‘Dus ik heb gelijk?’ vroeg ze.

‘Waarover?’

‘Over die Zara.’

‘Je hebt gelijk. Het heeft met Zara te maken. Zara Paxton.’

‘Paxton. Zoals in Harry Paxton?’

Hij knikte nors.

‘Dochter? Zus?’

‘Vrouw.’ Ben keek haar aan. ‘Ik ben verliefd op haar.’

Brooke fronste haar wenkbrauwen. ‘Verliefd,’ herhaalde ze. ‘Sinds wanneer?’

Hij zuchtte. ‘Sinds de eerste keer dat ik haar zag. In Italië.’

‘Maar dat is pas een paar dagen geleden.’

‘Inderdaad.’

‘Liefde op het eerste gezicht? Kom nou.’

‘Banaal, hè?’ antwoordde hij grinnikend. Het klonk vreugdeloos en hol. ‘Stom. Maar het is niet anders en ik kan het blijkbaar maar niet van me af zetten.’

Brooke verstijfde enigszins. ‘Het is een beetje een verrassing, Ben.’

Hij snoof. ‘Voor mij ook. Je denkt toch niet dat ik er gelukkig mee ben?’

Ze beet peinzend op haar lip. ‘Voelt Zara hetzelfde voor jou?’

‘Nu praat je echt als een psycholoog.’

‘Voelt ze hetzelfde?’

Ben zuchtte. ‘Ze zegt van wel.’

‘Dat zal de telefoontjes dan wel verklaren. En weet de kolonel van deze aff aire?’

‘Het is geen affaire,’ zei Ben verdedigend. ‘Er is niets tussen ons voorgevallen.’

‘Maar weet hij het?’

‘Natuurlijk niet. En hij zal het nooit weten, want het zal nooit gebeuren.’

‘Hoe bedoel je dat?’

‘Waarom denk je dat ik niet opneem als ze belt?’

Brooke keek hem veelzeggend aan. ‘Omdat je bang bent voor je gevoelens.’

Daar zei Ben niets op.

‘Mag ik eerlijk tegen je zijn?’

Hij stak opnieuw een sigaret op. ‘Dat ben je hoe dan ook, dus waarom vraag je het dan?’

Ze woog haar woorden, wilde niet zeggen wat op het puntje van haar tong lag. ‘Ik zie het zo. Als je van die vrouw houdt en zij houdt van jou, waarom ga je er dan niet voor? Je hebt het de laatste tijd verschrikkelijk moeilijk gehad. Je bent zo neerslachtig geweest als iemand maar kan zijn. Wie zou dat niet zijn, na wat er met Leigh is gebeurd?’

Ze zweeg even nadenkend en ging toen verder: ‘Wat ik wil zeggen is dit: als je nu opeens iemand anders hebt gevonden van wie je kunt houden, maakt dat je een van de gelukkigste mensen ter wereld. Verzet je er niet tegen. We leven maar één keer, Ben.’

‘Je snapt het niet. Harry Paxton heeft me het leven gered.’

‘Dat weet ik. Dus je vindt dat je een ereschuld aan hem hebt. Dat is bewonderenswaardig. Maar ben je bereid daarvoor een kans op echt geluk weg te gooien? Als iemand een kans verdient, ben jij het wel.’

Hij antwoordde niet.

‘Daar komt bij dat ik vermoed dat die reis naar Caïro alles te ma-ken had met het inlossen van die schuld. Dus hoeveel meer denk je dat je die Paxton nog schuldig bent?’

Ben glimlachte zwakjes. ‘Ik heb hem niet echt ingelost. Niet helemaal.’

‘Ga naar huis, Ben. Pak verdomme de telefoon en praat met haar. Je moet je hart volgen.’

Alsjeblieft, dacht ze. Ze had het gezegd. Zowat het moeilijkste wat ze ooit tegen iemand had gezegd. Ze wilde hem vasthouden, zeggen wat ze echt voor hem voelde.

‘Wat heb je aan je oog?’ vroeg hij plotseling.

Ze stak haastig haar hand op en veegde de traan weg die aan haar wimpers hing. ‘Niets. Gewoon een stofj e.’

‘Laat mij eens kijken,’ zei hij terwijl hij zich naar haar toe boog.

Ze keerde zich af. ‘Nee, het is niets.’ Ze haalde een tissue uit haar zak en depte haar ogen.

‘Ga met me mee naar het huis,’ zei hij. ‘Ik moet met Jeff praten. Me verontschuldigen voor mijn gedrag. En dan kun jij je oog spoelen.’

‘Ik denk dat ik nog even blijf. Ik ben hier graag alleen.’

‘Zeker weten? Weet je de weg terug?’

‘Ik heb je gevonden, toch?’

Toen hij wegging legde hij zijn hand zacht op haar schouder. ‘Ik ben blij dat je mijn vriendin bent.’

Hij liep weg en de hond draafde achter hem aan.

Brooke zag hem tussen de bomen verdwijnen. Toen ze eenmaal alleen was begroef ze haar gezicht in haar handen en begon te huilen.

Toen Ben het kantoor binnenkwam zat Jeff aan het bureau wat papieren in te vullen.

Hij viel met de deur in huis. ‘Jeff, sorry dat ik de laatste paar dagen zo lullig heb gedaan.’

Jeff grinnikte. ‘Dat deed je inderdaad. Maar ik vergeef je, man.’

‘Ik moet iets om handen hebben.’

‘Je kunt dit afmaken. Ik heb er de hele ochtend op zitten ploeteren. Hoe vind je dat als straf?’

‘Het is een goed begin,’ zei Ben. Hij wilde juist de papieren doorbladeren toen zijn telefoon ging, op de hoek van het bureau waar hij hem had neergelegd.

‘Neem je niet op?’ vroeg Jeff .

‘Het is zij weer.’

‘Schaf liever een nieuwe simkaart aan, anders kun je die telefoon net zo goed in de plomp gooien, als je hem toch nooit meer opneemt.’

‘Ik weet niet wat ik tegen haar moet zeggen.’

‘Jezus, man.’ Jeff pakte de telefoon. ‘Le Val.’ Hij luisterde even, keek Ben aan. ‘Sorry, hij is er even niet.’

Het werd stil toen Jeff naar het antwoord luisterde. Ben kon haar stem juist horen. Het was een vrouw. Zara. Hij wist het.

‘Oké, blijf even aan de lijn.’ Jeff haalde de telefoon van zijn oor en legde zijn hand erop. ‘Ze zegt dat het ontzettend belangrijk is.’

‘Jeff… doe me dit niet aan.’

Jeff schudde zijn hoofd. ‘Je snapt het niet. Het is Zara niet. Het is een zekere Kim Valentine.’

‘Wie?’

‘Ze zegt dat je haar kent.’

‘Ik ken geen Kim Valentine.’

Jeff gooide de telefoon naar hem toe. ‘Je kunt beter met haar praten.’

Ben bracht de telefoon aarzelend naar zijn oor. ‘Met Ben Hope.’

‘We moeten praten,’ zei de vrouwenstem aan de andere kant.

‘Ik ken je niet.’ Maar nog terwijl hij dat zei, dacht hij dat hij die stem eerder had gehoord.

‘Toch wel,’ zei ze. ‘Je weet het alleen nog niet.’

Toen had Ben een dode telefoon in zijn hand. ‘Ze heeft opgehangen,’ zei hij tegen Jeff .

Plotseling piepte het ding opnieuw. Hij keek op het schermpje. Ditmaal was het een videootje en Ben staarde naar het vrouwengezicht.

Het beeld was duidelijk. Geen vergissing mogelijk. Ze zag er iets anders uit: haar donkere haren waren nu strak naar achteren gebonden in een paardenstaart en ze was niet opgemaakt. Maar het was beslist dezelfde vrouw.

‘Nu weet je het,’ zei Kim Valentine.

Het was Kerry Wallace. De vrouw die hij op het strand van San Remo had gered.