12

ZE ZWEGEN TERWIJL BEN TERUGREED NAAR HET HOTEL. HIJ PARKEER de de auto en bracht Zara naar zijn kamer. Hij maakte zich niet druk over mogelijke achtervolgers. Dat was iets voor later.

Toen hij op het bed zat en naar het spetteren van de douche luisterde, legde hij zijn hoofd in zijn handen. Hij was door en door nat, maar het kon hem niet schelen. ‘Van alle vrouwen in de wereld,’ mompelde hij in zichzelf, ‘moet ik net op deze verliefd worden.’

Verliefd. Hij had het gezegd. Het woord trof hem als een stomp in zijn maag.

Verliefdheid was een emotie die Ben niet snel voelde en normaal gesproken zou hij hebben gelachen om het idee van liefde op het eerste gezicht. Maar hoe krankzinnig hij het ook vond, hij wist dat het zo was. Er waren geen andere woorden voor. Ontkennen had geen zin. Proberen het te begrijpen had geen zin. Ze had gewoon iets en de gedachte dat ze zo dicht bij hem was dreef hem tot waanzin.

Hij hoorde dat de douche niet meer stroomde en even later klonk het zoemen van de föhn. Hij deed zijn ogen dicht en ging op het bed liggen. Na een paar minuten ging de badkamerdeur open en Zara kwam naar buiten, een witte badjas om zich heen geslagen. Ze liep met afgewende blik naar het raam en ging met haar rug naar hem toe staan. Hij stond op, wilde niets liever dan naar haar toe gaan, haar vasthouden en kussen. Maar hij vocht ertegen en draaide zich om om iets te drinken te pakken uit de minibar. Het zou zo gemakkelijk geweest zijn te veel te laten gebeuren. Het kon niet, het was verboden gebied. Ze moesten samen teruggaan naar het jacht en Paxton tijdens het diner onder ogen komen en dat zou Ben onmogelijk kunnen als hij wist dat hij aan zijn gevoelens had toegegeven.

Even later waren Zara’s kleren op de verwarmde stang in de badkamer min of meer droog. Ze kleedde zich aan en borstelde haar haren terwijl hij snel zijn haren droogwreef en een droog overhemd aantrok. Zwijgend gingen ze naar beneden. Ben checkte uit, betaalde de rekening en ze liepen naar de auto.

Thierry wachtte op hen bij de steiger met de motorsloep. Tegen de tijd dat ze aan boord van de Scimitar stapten begon de schemering te vallen.

Toen ze aan dek verschenen stond Harry Paxton bij de reling naar hen te kijken. Hij zag de tas in Bens hand en er verscheen een glimlach op zijn gezicht.

‘Kijk eens wie ik in de stad tegen het lijf liep,’ zei Zara tegen haar man. ‘Stel je voor, we troffen elkaar in dat boekwinkeltje. Dat is toch ongelooflijk toevallig, vind je ook niet, Harry?’

Ben kreunde inwendig om de manier waarop ze het zei. Ze legde te veel uit. Ze was geen geboren leugenaar.

Maar het scheen Paxton niet op te vallen. Hij was een en al glimlach en charme toen hij een bemanningslid opdracht gaf Bens tas over te nemen en die naar zijn hut te brengen.

De hut had meer weg van een luxueuze hotelsuite: een driekamerappartement met een glanzende notenhouten lambrisering, Perzische tapijten en antiek meubilair. Maar voor Ben voelde het aan als een gouden kooi en hij keek niet uit naar het diner met Paxton en Zara. Hij doodde de tijd in de enorme hut, bladerde doelloos door enkele tijdschriften over jachten die hij op een salontafel vond. De drankkast in de woonkamer was rijkelijk voorzien van dure wijnen, cognac en single malt-whisky’s. Hij schonk een kristallen glas vol Glenmorangie en nam een slok, staarde voor zich uit en probeerde niet aan Zara te denken. Daarna douchte en schoor hij zich haastig, rommelde in zijn tas en trok de enige extra kleren aan die hij had, een zwarte spijkerbroek en een zwarte coltrui.

Een halfuur later werd er op de deur geklopt en hetzelfde bemanningslid vertelde hem dat de maaltijd was opgediend.

De reusachtige eetkamer was even weelderig als alles aan boord van het luxueuze jacht. Paxton begroette hem, gekleed in een overhemd met openhangende kraag en een grijze pantalon. ‘Een beetje overdreven, ik weet het,’ zei hij met een gebaar naar de kamer. ‘Maar als je oliemiljardairs en Japanse magnaten moet overhalen om afstand te doen van hun geld, moet je indruk maken. Mijn cliënten verwachten het beste.’

De lange, gepolitoerde eettafel was voor drie personen gedekt. Paxton liet Ben plaatsnemen aan het hoofd van de tafel. ‘Jij bent tenslotte de eregast.’

Ben ging zitten en keek naar de uitstalling van zilveren bestek en fonkelend kristal voor hem. Er ging een deur open en Zara kwam binnen. Ze zag er oogverblindend uit in een grijze kasjmier jurk die een schouder vrijliet. Haar haren waren opgestoken in losse krullen en ze droeg een eenvoudige maar elegant gouden collier. Ben probeerde haar niet aan te gapen terwijl ze langs de tafel liep en tegenover haar man ging zitten.

Het personeel bracht de eerste gang binnen, een pastagerecht met zeevruchten. Paxton nam een fles Pouilly-Fumé uit een ijsemmer en schonk drie glazen vol. ‘Ik wil je nogmaals bedanken voor je besluit om me te helpen,’ zei hij tegen Ben. ‘Je hebt geen idee wat het voor me betekent.’

Ben nipte van de gekoelde wijn.

Zara vermeed zijn blik. Ze hief haar glas en morste wat wijn op het tafellaken.

‘Is alles goed, lieverd?’ vroeg Paxton bezorgd. ‘Je lijkt een beetje afwezig.’

‘Het is niets,’ zei ze. ‘Ik krijg altijd hoofdpijn als het geonweerd heeft .’

Paxton keek verbaasd. ‘Je houdt toch juist van onweer?’

Ze bloosde licht. ‘Het is echt niets. Het gaat wel over.’

Ze aten. Er werd weinig gesproken en Paxton vermeed elke verwijzing naar Morgan. Ben was algauw door zijn gespreksstof heen.

Zara was stil en zat met haar vork in het eten te prikken. De borden van de eerste gang werden afgeruimd en het hoofdgerecht, steak Wellington, werd opgediend op een zilveren schaal.

Op een bepaald moment legde Zara haar mes en vork neer. Ze depte haar lippen met een servet en schoof haar stoel weg van de tafel. ‘Het spijt me echt, maar jullie moeten me excuseren. Mijn hoofdpijn wordt erger en ik moet even gaan liggen.’

Paxton schoot overeind en liep naar haar toe ‘Had dat eerder gezegd, lieverd. Ga even liggen, dan haal ik een pijnstiller voor je.’

Ben was enkele minuten alleen terwijl Paxton Zara de kamer uit leidde. Hij wist dat ze loog; als hij had gekund, zou hij zelf ook een smoesje hebben verzonnen om aan de sfeer te ontsnappen. Dat Paxton zo overduidelijk bezorgd om haar was, maakte dat hij zich des te slechter voelde.

Hij was bijna dankbaar dat hij morgen naar Caïro zou gaan, op een missie om een man te wreken die hij nooit had ontmoet.

Enkele minuten later kwam Paxton terug, een en al verontschuldigingen dat hij zijn gast alleen had gelaten. Ze beëindigden de maaltijd en Paxton nodigde Ben uit in een aangrenzende lounge, die veel weg had van een salon in het paleis van Versailles. Hij bood Ben cognac aan en ze praatten wat over jachten.

Ten slotte was Ben het beu om om de hete brij heen te draaien. ‘We moeten het over Caïro hebben.’

Paxton keek op zijn horloge. ‘Dat zal tot morgen moeten wachten. Ik vrees dat ik vanavond verplichtingen heb. Ik word per helikopter opgehaald voor een zakelijke bespreking in Monaco. Een van mijn meer excentrieke cliënten, een filmster die vindt dat ze naar hém toe moeten komen. En dat doen ze natuurlijk.’ Paxton grimlachte. ‘Doe alsof je thuis bent. We kunnen morgenvroeg praten en dan vertel ik je alles wat je moet weten.’

Enkele minuten later vertrok Paxton en Ben hoorde de helikopter aankomen en vertrekken. Hij was blij dat hij weer alleen was, hoewel zijn gedachten hem kwelden. Hij hing onderuit in zijn fauteuil, dronk nog een groot glas cognac en probeerde zich te ontspannen. Maar het lukte niet.

Hij dwaalde door de doolhof van gangen en keek naar de rijen glimmende houten deuren. Betrapte zich erop dat hij zich afvroeg waar Zara was.

In zijn hut pakte hij de fles Glenmorangie en een glas, ploft e op een bank, richtte de afstandsbediening op de grote tv aan de wand en zapte langs enkele tientallen satellietkanalen voordat hij bleef hangen bij een of andere stompzinnige zombiefilm, waar hij lusteloos enige tijd naar keek. Ten slotte zette hij de tv uit en bleef in het donker zitten. Zijn gedachten schoten heen en weer als tegenstrijdige stemmen in zijn hoofd.

Het is niet goed dat Paxton me vraagt dit voor hem te doen. Ik ken de mannen die ik moet doden niet eens. Ze zeggen me niets. Ik heb geen persoonlijke reden om hen kwaad te doen.

Maar het is gewoon werk. Je hebt het vaker gedaan.

Niet zo. Niet sinds het leger. Je hebt gezworen dat je het nooit meer zou doen. Je bent gestopt met andermans oorlogen voeren en andermans vijanden doden.

Probeer je alleen maar je gevoelens voor de vrouw van deze man goed te praten? Je wilt bij haar zijn, haar van hem afpakken. Dus zoek je smoesjes.

Zo ging het maar door, argument na tegenargument, tot hij doodop was. Het was niet anders: hij was hier en louter het feit dat hij hier was, aan boord voor de nacht, betekende dat hij Harry Paxton zijn woord zo goed als had gegeven. Leuk of niet, hij was een verplichting aangegaan.

Een geluid deed hem rechtop zitten, plotseling alert. Hij luisterde. Niets. Alleen het kabbelen van de golven tegen de romp van de boot.

Toen hoorde hij het opnieuw. Een zacht kloppen op de deur.

‘Wie is daar?’ riep hij zacht.

Er verscheen een streep licht in de deuropening, die breder werd tot hij de gedaante kon zien. Het was Zara.

Ze glipte de hut binnen en deed met een klik de deur achter zich dicht, sloot het licht buiten en ging op in de schaduw. Hij zag haar donkere gestalte die stil op hem af kwam en in het maanlicht stapte dat door de patrijspoort naar binnen viel.

‘Zara, je moet hier niet komen,’ fl uisterde hij.

‘Ik móést komen,’ zei ze terwijl ze naast hem op de bank ging zitten. Ze schoof naar hem toe en hij rook haar parfum.

‘Waarom?’ hakkelde hij.

‘Ik geloof dat ik verliefd op je word.’

‘Zeg dat niet.’

‘Het is niet anders. Ik kan er niets aan doen.’

‘Harry houdt van je,’ zei hij. ‘Ik zie het.’

‘Het is voorbij tussen Harry en mij. Al maanden.’ Ze zuchtte. ‘Soms lukken dingen gewoon niet. Het is niemands schuld.’

‘Als hij wist…’

‘Ik weet het. Hij zou er kapot van zijn. Maar jij voelt hetzelfde, nietwaar?’

Hij kon niet antwoorden.

‘Nietwaar?’ herhaalde ze, iets dringender. Haar hand gleed in de zijne en ze schoof nog dichter naar hem toe. De warmte van haar lichaam deed zijn hart sneller kloppen.

Hij zei niets.

‘Ja, hè? Ik weet het.’

Toen kuste ze hem en hij voelde dat haar ademhaling versnelde.

‘Harry blijft een paar uur weg,’ fluisterde ze terwijl ze de kus verbrak. Ze legde haar armen om zijn nek en boog zich naar voren om hem nogmaals te kussen.

Zachtjes pakte hij haar pols en duwde haar terug. Ze staarde hem gekwetst en onthutst aan.

‘Ik zei toch dat dit niet kan,’ zei hij zacht.

‘Ik ga bij hem weg. Als dit achter de rug is, als je dit karwei voor hem hebt gedaan en hij niet meer zo verdrietig is. Ik zal even wachten, een maand of twee. Daarna ga ik hier weg. Het maakt dus geen verschil wat er vannacht tussen ons gebeurt.’

‘Ik kan het de man die mijn leven heeft gered niet aandoen.’

‘Ik wil je,’ zei ze. ‘Ik wil bij je zijn.’

‘Ik wil jou ook,’ antwoordde hij. ‘Maar je moet het begrijpen. Ik kan die beslissing niet nemen.’

‘Maar je houdt van me.’ Tranen glinsterden op haar wangen. Hij wilde ze weg kussen.

Hij aarzelde. ‘Ja,’ fl uisterde hij.

‘Is het zo verkeerd, als het liefde is? Als we het niet zo gepland hebben, als het ons gewoon overkomt? Waarom is dat verkeerd? Mensen worden nou eenmaal verliefd.’

‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Het is niet anders. Kunnen we niet gewoon vrienden zijn?’ Maar het klonk leeg en hol, zelfs in zijn eigen oren. Hij wist dat dat onmogelijk was.

Ze liet hem los, stond op en stapte terug in de schaduw. ‘Ik ben er morgen niet als je weggaat.’

‘Zara…’

‘Vaarwel, Ben.’

Hij keek haar na toen ze weer naar de deur glipte. De streep licht verscheen en verdween toen ze de hut verliet.

Hij leunde naar achteren en sloot zijn ogen. Zijn hoofd tolde. Hij verloor alle gevoel voor tijd.

Het was lang geleden dat hij zich zo eenzaam had gevoeld.