4

ZIJN HART BONSDE EN ZIJN MAAG TROK SAMEN.

Een wervelende warreling van vlekken en echo’s. Geluiden van chaos en pijn, kreten en geweervuur. Alles in slowmotion. Het fl itsen van mondingsvuur dat de jungle verlichtte, gedaanten die tussen de bomen door schoten. De hitte en het bloed en de bonzende angst. Er kwamen er nog meer. Steeds meer.

Toen de man die vanuit de razende slachtpartij op hem af kwam, zijn lichaam zwart afgetekend tegen de bulderende vlammen. De ogen, wild en duivels van haat. De vuist om het wapen. De grote, zwarte ‘o’ van de monding, als de ingang van een tunnel naar de vergetelheid.

Toen de oorverdovende, galmende knal van het schot die zijn hoofd vulde en de wereld die explodeerde in wit licht.

Ben kwam met een ruk overeind in het donker, het zweet klam op zijn voorhoofd. Heel even kon hij zich niet oriënteren en zijn hart ging tekeer terwijl hij probeerde te begrijpen waar hij was. Toen herinnerde hij zich dat hij hier was. Thuis. Veilig. Ver weg, waar de gruwelen hem niet konden deren.

Het is niets. Gewoon een droom. Dezelfde droom van lang geleden.

Hij stak zijn hand uit naar het bedlampje, maar duizelig als hij was, voelde hij dat hij met zijn arm het lampje van het nachtkastje gooide. Het viel met een klap op de grond.

Brooke leunde naar achteren in bed in de aangrenzende kamer, nam haar aantekeningen voor de lezing van de volgende dag door, luisterde naar de wind in de bomen door het open raam en genoot van de lome rust na de drukte van Londen.

Ze schrok van het plotselinge geluid. Ze sprong op, zodat haar papieren rond dwarrelden, trok haar kamerjas aan en liep de donkere gang op. Ze hoorde Ben door de deur heen mompelen en vloeken. Ze klopte, wachtte even en ging naar binnen.

Hij zat rechtop in bed, tot zijn middel toe naakt, en zette een omgevallen leeslamp weer op het nachtkastje. Hij keek op toen ze binnenkwam. ‘Sorry als ik je wakker heb gemaakt,’ zei hij. ‘Ik heb de lamp omver geslagen.’

‘Ik sliep niet. Mag ik binnenkomen?’ Ze liep naar het bed en ging op de rand zitten. ‘Alles goed? Je ziet een beetje bleek. Wat is er gebeurd?’

Hij wreef over zijn gezicht. ‘Nachtmerrie.’

‘Wil je erover praten?’

‘Je lijkt wel een psycholoog.’

‘Ik bén psycholoog, weet je nog?’ Ze legde een hand op de zijne. ‘Dus vertel op. Waar heb je over gedroomd?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik wil er niet over praten.’

‘Weet je het zeker?’ vroeg ze zachtmoedig.

‘Ik weet het zeker. Het was gewoon een idiote nachtmerrie van jaren geleden. Het gebeurt soms.’

‘Je moet naar je dromen luisteren.’ Ze zweeg even. ‘Ik wed dat het iets te maken had met dat telefoongesprek, waar of niet?’

Hij antwoordde niet.

Ze glimlachte. ‘Dat dacht ik al. Zoals je veranderde. Alsof er een schakelaar werd omgezet. Eerst leek je zo gelukkig en zodra je gebeld werd, begon je piekeren, zei je niet veel meer, begon je te drinken.’

‘Lijkt me een goed idee. Wil je iets drinken?’

‘Graag. Ik ga de fles beneden halen.’

‘Niet nodig.’ Hij zwaaide zijn benen van het bed, stond op en liep, slechts gekleed in een zwart boxershort, naar de garderobekast. Ze sloeg hem gade. Hij opende de kastdeur, stak zijn hand uit naar de bovenste plank en pakte een fles whisky en een glas. ‘Maar één glas,’ zei hij terwijl hij ermee naar het bed kwam.

‘Geeft niet. Jij eerst. Je ziet eruit alsof je het harder nodig hebt dan ik.’

Hij protesteerde niet. Hij ging weer op het bed zitten, schonk het glas halfvol en nam een grote slok voordat hij het aan haar gaf.

‘Proost.’ Ze nam een slok en gaf hem het glas terug. ‘Lekker. Ik hou van mannen die een fles goede malt in hun garderobekast bewaren.’

Hij sloeg meer whisky achterover.

‘Gaat het weer een beetje?’ vroeg ze.

Hij grinnikte. ‘Ik ben geen kind.’

Ze raakte zacht zijn arm aan. ‘Ik zíé dat er iets is.’

‘Het komt wel goed.’

Ze knikte, stond aarzelend op, liep naar de deur en bleef met haar hand op de klink staan. ‘Zeker weten?’

‘Zeker weten. Bedankt, Brooke.’

‘Tot morgen dan.’

Ben schudde zijn hoofd. ‘Als je wakker wordt, ben ik al vertrokken.’

Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik dacht dat je morgen hier zou zijn.’

‘Niet meer. Jeff zorgt wel voor je.’

‘Het komt door dat telefoontje, hè? Er is iets.’

Hij knikte, maar ging er niet op in.

‘Waar ga je in godsnaam opeens naartoe?’

‘Italië.’

Ze keek verrast. ‘Wat is er in Italië?’

‘Kolonel Harry Paxton.’

‘Kolonel Harry Paxton,’ zei ze hem na. ‘Ik neem aan dat dat degene is die je heeft gebeld?’

Ben knikte.

‘En? Wat moet ik nu, de rest raden?’

‘Hij heeft een probleem. Hij wil dat ik kom, en dat ga ik doen.’

‘Wat voor probleem?’

‘Dat heeft hij niet gezegd.’

‘En hij verwacht dat je alles uit je handen laat vallen en helemaal naar Italië komt? Kon hij het niet gewoon per telefoon vertellen? Wie ís die man?’

Ben dronk zijn glas leeg en zweeg even.

Toen zei hij: ‘De man die mijn leven heeft gered.’