50

DE EXPLOSIE SCHEURDE DOOR DE TREIN EN VERNIETIGDE ALLES OP zijn weg met vuur en scherven.

De hitte en het lawaai waren angstaanjagend en Ben voelde dat hij door de lucht vloog. Hij knalde ruggelings tegen iets hards en viel op de grond terwijl de vuurbal over hem heen rolde. Als in vertraagde beweging werd de trein met een misselijkmakende ruk opzijgeslagen door de klap en liep in volle vaart uit de rails. Een sidderend, door merg en been dringend snerpen van verwrongen metaal toen hij zich met zestig kilometer per uur in de grond boorde en een hoge golf van zand, stof en stenen opwierp toen hij kantelde en brak. Ben was zich vaag ervan bewust dat het rijtuig waarin hij zojuist nog had gestaan opstuiterde en met een oorverdovende knal neerkwam.

Een tweede klap slingerde hem met kracht opzij en enkele ogenblikken lang voelde hij alleen nog maar het kloppen van zijn hart en het bloed dat in zijn oren gonsde.

Door de stofwolken die de lucht verstikten klonken de kreten en het kermen van de overlevenden. Ben krabbelde overeind en zag dat zijn wagon nog rechtop stond. Er steeg rook op uit de achterkant en daardoorheen zag hij vuurtongen aan het dak likken en snel terrein winnen.

Naast hem kwam Kirby weer bij bewustzijn. ‘Gaat het?’ vroeg Ben terwijl hij aan zijn arm schudde.

Kirby keek op. Zijn gezicht was bleek en ging schuil onder een dikke laag zand en stof. ‘Het gaat wel,’ zei hij schor. ‘Geloof ik.’

Ben keek om zich heen naar het bloedbad. Niet ver van hen vandaan lag de bewaker die een ogenblik eerder had geprobeerd de passagiers te kalmeren. Dood. Jerry Novak lag bewusteloos en met gespreide armen en benen naast hem in de glasscherven waarmee de vloer van de wagon was bezaaid, een straaltje bloed op zijn voorhoofd en zijn kleren verzengd. Alice Novak stond wankelend rechtop en jammerde om hulp. Ze had een snee in haar gezicht. Ze wees verwilderd naar de rook.

Plotseling begreep Ben wat ze probeerde duidelijk te maken. Door de klap was ze gescheiden van haar zoon, Mikey, en die was ergens achter in de brandende wagon.

Ben slingerde het geweer over zijn schouder en rende het vuur in. Hij voelde dat de vlammen zijn benen verbrandden. De achterkant van de slaapwagon was als een trekharmonica in elkaar geschoven; triplex tussenwanden, leidingen en verwrongen stukken stapelbed vormden een brandstapel. Hij schopte de wrakstukken weg en hield de vlammenzee die zich snel door de hele wagon verspreidde aandachtig in het oog. De rook was dicht en bijtend en hij kon nauwelijks iets zien. Maar toen hij een stuk tussenwand losrukte, zag hij de ineengedoken gedaante van het kind dat eronder klem zat. Het leefde en bewoog.

Ben pakte de hoestende, hijgende jongen beet en tilde hem uit de wrakstukken. Zijn gezicht was zwart, maar zijn huid en zijn kleren vertoonden geen brandsporen. Ben droeg hem naar de andere kant van het rijtuig en gaf hem aan zijn moeder. Snikkend omhelsde Alice Novak haar zoon. Haar man kwam bij, kermend van pijn. Ze hadden geluk gehad.

‘We moeten hier weg, nu meteen.’ Ben wees naar het gekartelde gat dat de rpg-granaat in de zijkant van de trein had geslagen. Erachter scheen de zon door de rook heen en hij zag de omtrekken van grote rotsblokken in het gras en het zand. Hij hielp Jerry Novak overeind en leidde de kleine groep snel uit de verwoeste wagon, in het midden waarvan het vuur snel om zich heen greep, naar de rotsen. ‘Rennen, rennen.’

De trein lag als een gebroken halssnoer op de grond. Andere passagiers kwamen over de hele lengte uit raam- en deuropeningen, strompelend en versuft, sommigen bloedend en elkaar ondersteunend. Ben keek naar de brokstukken van de twee rijtuigen die waren gekanteld en door de klap als het ware aan elkaar waren gelast. Vlammen stroomden als vloeistof uit de ramen. Als er nog iemand binnen was geweest, zou die niet meer naar buiten komen. Hij balde zijn vuisten van woede om wat Kamal had gedaan.

‘Ze komen terug,’ zei Kirby met bevende stem.

Aan de overkant van het spoor steeg een schuine zuil zwarte rook op van het wrak van het terroristenvoertuig. De andere pick-up, de zwarte Nissan en de Dodge waren in een wijde boog omgedraaid en kwamen nu snel dichterbij voor een nieuwe poging. Het stof wolkte op in hun kielzog. Ben keek naar de zwarte Nissan en begreep onmiddellijk wat Kamal van plan was. De terrorist zou alle mannen, vrouwen en kinderen in de trein doden, alleen om hém te pakken te krijgen.

Maar zover zou Ben het niet laten komen. Niet vandaag. Hij dook weer de brandende trein in en baande zich door de rook heen een weg naar wat er van de slaapcoupé van hem en Kirby was overgebleven. Hij vond de tas tussen de brokstukken, sleepte hem naar buiten en pakte een granaat.

De drie voertuigen kwamen gierend dichterbij over het zand. De zwarte Nissan links, de Dodge rechts en de bewapende pick-up in het midden. De .50 spuugde vlammen. Kogels beten zich door de verwoeste trein.

‘De rotsen!’ riep Ben naar de strompelende overlevenden. ‘Ren naar de rotsen!’

Mensen vluchtten in paniek toen geweervuur het zand omwoelde. Een middelbare man in zakenkostuum, met een aktetas tegen zich aan geklemd, probeerde wanhopig dekking te zoeken toen een langgerekt, ratelend salvo van de mitrailleur hem met gespreide armen voorwaarts wierp. Papieren uit zijn gescheurde aktetas fl adderden over de grond.

Maar hij was het laatste slachtoffer dat de schutter ooit zou maken. De diode van het vuurgeleidingssysteem werd rood en Ben richtte zijn vizier op de pick-up. De fn spuugde zijn granaat uit en de auto explodeerde luid. Het andere voertuig week uit toen de pick-up kantelde en doorrolde.

Ben laadde opnieuw een granaat. Mikte op Kamals Nissan en schoot. Maar de bestuurder slaagde er op een of andere manier in buiten de vuurlinie te komen. De granaat trof de roestige Dodge en schopte hem weg als een stuk speelgoed. Hij spatte uit elkaar in miljoenen stukken toen de brandstoft ank ontploft e.

Nu was alleen de Nissan nog over. De bestuurder zwenkte scherp af en de motor gierde toen hij met tollende wielen wegscheurde over het zand. Ben achtervolgde het voertuig met een lang automatisch salvo; de fn schokte in zijn handen. Toen was zijn magazijn leeg en de Nissan verdween snel in het zinderende waas van de ochtendhitte.

Hij liet het geweer zakken. Het was voorlopig voorbij. Kamal had een afstraffing gekregen, had slechts drie van zijn acht mannen over. Maar Ben wist dat hij nog niet van hem af was.

Hij rende terug naar het groepje overlevenden dat ineengedoken tussen de rotsblokken zat. Bleke, bange gezichten met strepen van stof en tranen keken hem aan.

‘Komen ze terug?’ vroeg een vrouw.

‘Nee,’ antwoordde Ben. ‘Ze zijn weggegaan.’

Plotseling werd hij van alle kanten bestookt met vragen.

‘Ik kan mijn vrouw niet vinden.’

‘Wat gaat er met ons gebeuren?’

‘Hoe ver zijn we van Aswan?’

Toen kwam een kleine Egyptische man van eind vijftig naar voren. Zijn pak was stoffig en gekreukt en op zijn lange, magere gezicht lag de melancholieke trek van iemand die in het verleden heel veel ellende had gezien en zich erbij had neergelegd dat hij in de toekomst nog veel meer zou zien. ‘Ik ben arts. Laat me u helpen.’

Tien minuten later waren de gewonden zo goed als de dokter met de beperkte ehbo-trommel uit het busje van de bewakers kon verzorgd. Al het water dat ze konden vinden werd verzameld in de schaduw van een rotsblok. Ben gebruikte de radio van een van de dode agenten om de politie in Caïro van de aanslag op de hoogte te stellen. Hij liet Kirby toezicht houden op het geweer en de tas terwijl hij langs de hele trein liep, deuren opende, gangen en slaapcoupés doorzocht op zoek naar meer overlevenden. De eerste wagon hing onder een bizarre hoek tegen die ervoor. Binnen vond hij een broze oude man die languit op de schuine vloer lag. Zijn nek was gebroken. Het leek alsof hij had liggen slapen toen het ongeluk gebeurde, van zijn bed was geslingerd en tegen de wastafel was geslagen. De aanblik stemde Ben intens treurig en zijn handen trilden van woede toen hij het lichaam optilde en behoedzaam buiten op de grond legde.

In korte tijd vond hij nog vier overlevenden in het wrak. Drie van hen waren gewond, maar konden lopen, de vierde had een hersenschudding. Hij bracht hen tussen de rotsen in veiligheid. Maar er waren meer doden dan levenden in de trein. De machinist was door een kogel getroffen. De hals van de bewaker die het dichtst in de buurt van de RPG-treffer was geweest, was doorboord door granaatscherven, de ander was vermorzeld door de klap toen de trein uit de rails liep. Alle drie de agenten in burger waren doodgeschoten. Een van hen had een salvo mitrailleurvuur in zijn borst gekregen, dat hem in twee stukken had gereten. Dezelfde reeks kogels had een jong stel gedood terwijl ze samen op hun bed zaten.

In totaal elf doden, nog afgezien van de verkoolde overblijfselen die nog in de rokende karkassen van de twee uitgebrande en gekantelde wagons moesten zitten. Het bergen daarvan zou de afschuwelijke taak zijn van het ambulancepersoneel en de brandweer, als die arriveerden.

Ben legde de doden op een rij op de grond, een paar meter van de trein, en een vrouwelijke passagier die verpleegkundige was geweest hielp hem om hen toe te dekken met lakens en dekens, die ze met stenen verzwaarden. Vervolgens verzamelden ze de wapens van de drie dode agenten, om te voorkomen dat ze in verkeerde handen vielen. Ben vond een brandblusser in het busje van de bewakers en doofde de vlammen in de nog nasmeulende rijtuigen.

Toen hij er zeker van was dat alle vlammen gedoofd waren en de overlevenden in veiligheid, keerde hij terug naar hun slaapcoupé en prevelde een bedankje aan God dat de brand zich niet tot daar had verspreid. Onder glasscherven en wrakgoed vond hij zijn telefoon en de gelamineerde kopie van de Wenkaura-kaart die Claudel voor hem had gemaakt.

Terwijl hij bezig was vroeg hij zich af hoe Kamal hem had weten te vinden. Had Claudel hen verraden? Waarschijnlijker was dat Kamal hem de informatie op een of andere manier had ontfutseld, wat waarschijnlijk betekende dat de Fransman dood was. Maar het was te laat om zich daar zorgen over te maken.

Wat hem echt zorgen baarde was dat als Kamal had geweten dat hij achter de trein aan moest, hij vast en zeker ook wist waar de schat was. In dat geval zou het elimineren van de tegenstander niet het enige doel van de terrorist zijn. Hij zou niet naar de plaats delict terugkeren. Hij en zijn nog overgebleven mannen zouden al op weg zijn naar Soedan. Het was een race geworden.

De zon kwam op en het werd warm. Ben keerde terug naar de rotsen en vond de arts en de oud-verpleegster die een vrouw met een opengereten arm behandelden. Hij knielde naast hen neer en lichtte hen in over de situatie. ‘De hulpdiensten zullen zo komen,’ zei hij. ‘Jullie hebben nu de leiding.’

‘Waar gaat u naartoe?’ vroeg de dokter.

‘Ik ben liever niet hier als de politie komt,’ zei Ben.

Het gezicht van de dokter rimpelde in een bedroefde, vage glimlach. ‘Ik weet niet wie of wat u bent, maar u hebt al die mensen gered. Als u er niet was geweest…’

‘Ik wou dat ik meer had kunnen doen.’ Ben stond op. Hij vertrok met tegenzin, maar hij vertrouwde erop dat zijn geïmproviseerde medisch team alles zou regelen.

Hij liet zijn blik langs de horizon glijden. De Nijl was slechts enkele kilometers verderop. En overal in Egypte waar je begroeiing en water vond, kon je mensen en proviand vinden. En motorvoertuigen, klaar om te worden gekocht, gehuurd of gestolen. Er was altijd een manier.

Hij richtte zich tot Kirby. ‘We gaan.’