31

BEN REED DE TWINTIG MINUTEN NAAR DE ONDERGRONDSE PARKEERGARAGE in een waas en hij was zich nauwelijks ervan bewust dat hij de Mini parkeerde en de betonnen trap naar zijn onderduikadres op stommelde. Hij slaagde erin de code voor de deur in te toetsen en wankelde zijn flat binnen. Het pistool was een harde klomp ijzer tegen zijn heup. Hij trok het achter zijn riem vandaan en smeet het weg.

Hij liep rechtdoor naar de keuken, rukte de kastdeur open en pakte een fles tafelwijn. Hij hield hem een ogenblik in zijn hand, heel even niet in staat te beslissen of hij hem open zou maken of door het raam zou gooien. Hij opende hem, schonk een glas vol. IJsbeerde met gebalde vuisten heen en weer, wilde iets kapotmaken. Wilde tegen de muur beuken tot zijn knokkels een bloedende massa waren.

Hij viel neer aan een tafel en sloeg het ene glas na het andere achterover. Het was alsof de fles zichzelf in enkele seconden leegmaakte. Hij pakte een tweede en begon daaraan.

Zijn hoofd tolde koortsachtig. Niet door de wijn en zelfs niet doordat hij in geen dagen behoorlijk had geslapen. Hij was volkomen overrompeld door de dingen die hij zojuist had gehoord.

Na een poos liep hij als verdoofd naar de slaapkamer, viel languit op het bed en sloot zijn ogen. Hij lag daar maar, probeerde aan niets te denken en zijn verkrampte spieren te ontspannen.

Langzaam begon hij weg te drijven. Gedachten liepen door elkaar. Hij sliep, maar het was geen rustgevende slaap. Hij beleefde de gruwelen van Makapela Creek opnieuw.

De nachtmerrie ontvouwde zich in vertraagde beweging. Ben zag de gestalte uit het vuur komen, met een wapen in zijn hand naar de man kijkend die hij ging doden.

Maar er was iets veranderd. Nu stonden er twee mannen over Ben heen en in plaats van de gezichtloze, wazige gedaanten die hem anders altijd bezochten in zijn dromen zag hij hen nu duidelijk. Twee mannen, een Afrikaan en een Europeaan. De zwarte man was fors gebouwd, gekleed in een kaki gevechtspak, en de ArmaLite die in zijn armen lag zag er glimmend en nieuw uit en fonkelde in het schijnsel van het vuur.

Het was Kananga. Hij keek zenuwachtig om zich heen, van de helikopters die de missiepost naderden naar het donkere oerwoud, alsof hij popelde om zijn vluchtende mannen te volgen. Laten we er een eind aan maken, zei zijn gezicht.

Naast hem stond een lange, slanke blanke man in het tropisch gevechtsuniform van de sas. Paxton. Ben zag hem opeens voor het eerst, dat zo bekende en toch zo vreemde gezicht, half verlicht door de rossige gloed van de brandende missiepost. De ogen gevuld met een vreemd en angstaanjagend licht. Het pistool in zijn vuist kwam omhoog en wees naar Ben.

Ben wilde iets zeggen, maar zijn woorden waren een gesmoorde echo die verloren ging in het geluid van de helikopters. Hij zag Paxton glimlachen.

En achter Paxton, in het bloederige zand, op één elleboog leunend, met bleek gezicht, trillend van de inspanning die het kostte om zijn geweer nog een laatste keer te richten, zag Ben Smith. Paxton tolde rond toen de kogel van de stervende soldaat zijn arm raakte, schoot terug en Smith zakte levenloos in elkaar.

Toen werd Ben wakker, kwam met een ruk overeind en elke zenuw in zijn lichaam zong als een snaar. Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht en dacht aan wat Brooke had gezegd. Luister naar je dromen. Ze had gelijk. En nu luisterde hij, zag het voor het eerst duidelijk.

Het was alsof een deel van zijn brein wakker was geworden uit een lange slaap, alsof slapende herinneringen plotseling werden scherpgesteld. Alsof hij, ergens diep vanbinnen, de waarheid altijd had gekend, maar nooit onder ogen had willen zien. Het was gemakkelijker geweest haar uit zijn bewustzijn te verdrijven, gemakkelijker om in troostend zelfbedrog te blijven geloven.

Het besef benam hem de adem. Hij had zichzelf jarenlang voor de gek gehouden. Hij had op het punt gestaan voor die man te doden, zo dichtbij dat hij het proefde. En Paxton had hem gewoon gebruikt, een ereschuld uitgebuit die nooit had bestaan.

Terwijl hij daar zat, met tollend hoofd, herinnerde Ben zich wat Wolff had gezegd. Paxton dacht dat iemand van jouw eenheid hem op het spoor was.

Zijn gedachten vlogen terug, legden verbanden die jarenlang in winterslaap hadden verkeerd, zagen opflitsende beelden die hij volledig had uitgewist. Hij dacht aan Smith, zag diens gezicht zo duidelijk alsof het gisteren was gebeurd.

Ze waren ingekwartierd geweest bij de ambassade toen de sergeant naar hem toe was gekomen. Hij leek zich ergens over op te winden.

‘Ik moet met je praten,’ had hij gezegd. Van formaliteit was tussen hen nooit sprake geweest.

‘Zeg op,’ had Ben geantwoord. ‘Wat is er?’

‘Het ligt moeilijk,’ had Smith gezegd. ‘Ik ben er niet eens zeker van.’

Toen was Paxton in de deuropening verschenen en plotseling had Smith niets meer willen zeggen. Hij had zijn blik neergeslagen en was weggeschuifeld. Merkwaardig gedrag voor de anders zo zelfverzekerde soldaat. Ben had hem er later over willen benaderen, maar toen hadden ze het groene licht gekregen voor de aanval en alles was zo snel gegaan, dat hij geen kans meer had gezien. Na wat er vervolgens was gebeurd, had Bens geheugen hem volledig in de steek gelaten. Tot nu.

Hij dacht aan het oude Bijbelverhaal over de bekering van Paulus op weg naar Damascus. Paulus, tot dan toe blind, had God opeens kunnen zien toen hem de schellen van de ogen vielen. Zo voelde Ben zich nu ook, alleen was het niet God die hij kon zien, maar het gezicht van Harry Paxton verscheen voor zijn geestesoog.

En Paxton zou boeten.

Bens hoofd was plotseling helder. Hij stormde de flat uit, sprintte als een atleet naar de Mini en reed door de nachtelijke straten. Het regende niet meer en de sterren fonkelden aan de hemel boven Parijs.

Hij reed dwars door het centrum terug naar het huis in de voorstad. Parkeerde de auto, rende naar de deur en bonsde erop.

Ditmaal was het Valentine die opendeed. Ze keek hem verbaasd aan.

‘Ik dacht dat je niet terug zou komen,’ zei ze. ‘Waarom ben je hier?’

‘Om te zeggen dat ik je nu geloof. En dat ik wil helpen, als ik kan.’

Valentine glimlachte. Voor de tweede keer sinds hij haar had ontmoet ging ze op haar tenen staan en kuste hem licht op zijn wang. ‘Je kunt beter binnenkomen.’

‘Is ze er nog?’ vroeg hij haar in de gang.

Valentine knikte. ‘Ze blijft vannacht hier en gaat morgen terug naar San Remo.’

Ben antwoordde niet. Hij liep achter haar aan naar de provisorische operationele ruimte. Harrison en Wolff zaten koffi e te drinken. Ze keken elkaar aan toen Ben binnenkwam en lachten naar elkaar en naar Valentine.

‘Blij dat je er weer bent,’ zei Wolff .

‘Sorry voor je nek,’ antwoordde Ben, naar de schuimrubberen kraag wijzend.

Valentine stak haar hoofd in een deuropening. ‘Er is iemand voor je,’ zei ze.

Een ogenblik later verscheen Zara. Ze zag Ben en rende met glinsterende ogen op hem af om hem te omhelzen.

‘Sorry dat ik aan je heb getwijfeld,’ zei hij. ‘Sorry dat ik zo lang blind ben geweest.’ Hij wendde zich tot Valentine. ‘Wil je dat ik met jullie samenwerk?’

‘Dat hoopte ik min of meer,’ zei ze.

‘Dan heb je je zin. Maar ik heb een paar voorwaarden.’

Ze knipperde met haar ogen. ‘Zoals?’

‘Ik wil niet dat Zara erbij betrokken blijft. Het is veel te gevaarlijk.’

‘Wacht eens even,’ protesteerde Zara. ‘Ik wíl erbij betrokken zijn. Niemand kan me tegenhouden. Ik ga morgen terug naar San Remo en ik zal aan boord van het jacht zoveel mogelijk proberen te achterhalen als Harry op zakenreis is.’

‘Deze mensen zijn geen officieel team meer,’ zei hij tegen haar. ‘Dat betekent geen ruggensteun voor je als er iets misgaat. Geen reddingsplan. Geen getuigenbeschermingsprogramma. Je zult compleet kwetsbaar en blootgesteld zijn.’

‘Jij ook.’

‘Het zal voor mij niet de eerste keer zijn.’

Zara schudde haar hoofd. ‘Ik moet terug. Zelfs als ik bij hem weg zou gaan, zou ik terug moeten gaan voor mijn spullen.’

‘Ik bezorg je nieuwe spullen. Wat je maar wilt.’

‘Mijn papieren.’

‘Gemakkelijk te vervangen.’

‘En ikzelf? Waar ga ik naartoe?’

‘Mijn huis.’

‘In Normandië?’

Hij knikte. ‘Ik breng je morgen naar Le Val.’

‘Maar Harry weet waar dat is,’ zei ze. ‘Denk je niet dat hij me zal komen zoeken? Ik ken hem.’

‘Harry zal andere dingen aan zijn hoofd hebben, als ik eenmaal ben begonnen. En je zult er veilig zijn. Het is een soort legerkamp en ik heb getrainde mannen, met wapens en honden. Zelfs Harry komt daar niet binnen. Je zult veilig zijn.’ Hij wendde zich tot Valentine. ‘Daarna kom ik terug en kunnen we plannen maken.’

‘Wacht eens even,’ zei Valentine. ‘Dat was niet de afspraak. We hebben Zara nodig. Ze is een wezenlijk deel. We kunnen haar niet zomaar uit het verhaal schrappen.’

‘Nee,’ zei Ben. ‘We doen het op mijn manier, óf je staat er alleen voor.’

Valentine zuchtte en keek Harrison en Wolff aan. Harrison haalde zijn schouders op. ‘We kunnen ons niet veroorloven hem te verliezen,’ zei hij.

‘Oké,’ zei Valentine tegen Ben. ‘Afgesproken. Dus wat gebeurt er nu?’

Ben pakte Zara’s hand, voelde haar warme vingers verlangend tussen de zijne glijden. ‘Laten we gaan.’