2

Omgeving Valognes, Normandië, FrankrijkZeven maanden later

AFGEZIEN VAN DE ZACHTE REGEN DIE OP HET DAK VAN HET HUISJE IN het bos tikte was alles stil.

Aan de rand van de open plek kraakte een twijg. Een geschrokken konijn keek in de richting van het geluid en zocht huppelend een goed heenkomen.

De zes mannen die uit het struikgewas kwamen, droegen allemaal groene camouflagekleding. Ze bukten zich diep toen ze uit het gebladerte tevoorschijn kwamen en behoedzaam rondkeken terwijl ze, met hun wapen in de aanslag en gespannen, naar het huis slopen.

Ze wisten dat de kinderen binnen waren en ze wisten ook dat het moeilijk zou worden om het huis in te komen.

De teamleider was de eerste die de oude, afbladderende deur bereikte. Die was op slot, maar hij had niet anders verwacht. Hij deed twee stappen achteruit en hield de ingang met zijn pistool onder schot terwijl de man links van hem de veiligheidspal van zijn Remington-hagelgeweer met afgezaagde loop omzette en het slot kapotschoot. De oorverdovende knal werd geabsorbeerd door de elektronische oortjes die alle mannen droegen. De versplinterde deur viel naar binnen.

De teamleider ging voorop. Als eerste man was hem geleerd dat hij een treffer kon verwachten, of op zijn minst zou worden beschoten als hij naar binnen ging. Men had hem ook geleerd dat het geweervuur van de ontvoerders tijdens een verrassingsaanval haastig en onnauwkeurig zou zijn. Hij vertrouwde op zijn kogelwerende vest om de treffers te incasseren terwijl hij het vuur beantwoordde en de schutters omlegde.

Maar er gebeurde niets. De gang was verlaten, afgezien van de splinters van de deur die het hagelgeweer over de grond had verspreid. Het team splitste zich in twee groepen, die elkaar bij elke hoek van de kale gangen dekking gaven. Ze bewogen soepel, hun geweren in de aanslag.

Plotseling werd er links een deur opengesmeten en de teamleider draaide zich om en zag een man naar buiten stormen. Hij had een kort geweer in zijn handen, waarvan de loop laag langs zijn heup hing. Hij haalde de grendel met een scherp klik-klak over.

De teamleider reageerde onmiddellijk. Hij hief zijn Glock 9-mm, waarbij hij meer op spiergeheugen vertrouwde dan dat hij bewust mikte. Hij schoot tweemaal. De ontvoerder viel achterover, liet het geweer vallen en greep naar zijn borst.

Het team ging verder. Aan het eind van de gang was weer een deur. De teamleider trapte hem in terwijl de anderen hem dekten. Hij stormde de kamer binnen en het eerste waar zijn blik op viel was de oude fauteuil in een hoek, waar de vulling uit puilde. Hij keek om zich heen en de adrenaline gierde door zijn lichaam.

In de andere hoek van de schemerig verlichte kamer lag een gore matras waarop de twee kinderen lagen. De jongen en het meisje waren aan elkaar vastgebonden, rug aan rug. Ze hadden een kap over hun hoofd en de lange blonde haren van het meisje kwamen onder de ruwe jute uit. Hun kleren waren gescheurd en vies.

De zes mannen bestreken de kamer snel met hun wapens. Er was geen spoor van de andere ontvoerders. Het was overal doodstil. Alleen de wind door de kale takken buiten en het krassen van een kraai in de verte.

De teamleider stopte zijn pistool in de holster en liep naar de kinderen toe.

Hij was nog drie stappen van hen verwijderd toen hij het zag. Tegen de tijd dat zijn hersenen het mechanisme dat aan het meisje was bevestigd hadden geregistreerd, was het te laat.

De flits was verblindend. De teamleden schermden instinctief hun gezicht af en hun mond viel open van schrik.

De brandbom was klein maar krachtig. De kinderen vlogen in brand, kronkelden en draaiden terwijl de vlammen om hen heen sloegen en hun kleren deden smelten. Hun haren onder de brandende kap verschroeiden en verschrompelden. Het jute zakte omlaag en hun witte, starende ogen werden zichtbaar in de verkolende gezichten.

De kamer werd gevuld met rook en de scherpe geur van smeltend plastic toen de brandende paspoppen op de matras in elkaar zakten. Vlammen verspreidden zich om hen heen.

Er vloog een deur open en een blonde man kwam de kamer binnen. Hij was lang, bijna één meter tachtig, en gekleed in een zwarte gevechtsbroek en een zwart t-shirt met op de borst in grote witte letters het woord instructeur.

Zijn naam was Ben Hope. Hij had het reddingsteam in opleiding op een monitor gadegeslagen, terwijl ze het speciaal hiervoor gebouwde huis dat hij voor tactische oefeningen gebruikte naderden.

De mannen lieten hun wapens zakken en zetten automatisch de veiligheidspal om, hoewel elk pistool in de kamer was geladen met losse flodders. Een van de mannen onderdrukte een hoestbui.

Achter Ben kwam een tweede man de rokerige kamer binnen met een brandblusser. Het was de zogenaamde ontvoerder die de teamleider eerder had neergeschoten. Hij heette Jeff Dekker en was kapitein geweest in het Special Boat Regiment van het Britse leger voordat hij als assistent in het tactische trainingskamp was komen werken.

Jeff liep naar de brandende matras en de twee half gesmolten pop-pen en doofde de vlammen met een sissende straal wit schuim. Hij keek op en grijnsde naar Ben.

‘Bedankt, Jeff.’ Ben zocht in de zak van zijn gevechtsbroek en haalde er een gekreukt pakje Gauloises en zijn gehavende oude Zippo uit.

Hij klapte de aansteker open en draaide aan het wieltje, stak een sigaret aan en klapte de aansteker weer dicht.

Toen wendde hij zich tot het team. ‘Ik zal jullie laten zien waar het misging.’