38

BEN SNEED DE MAN MET EEN SNELLE, ZAGENDE BEWEGING DE KEEL door, stapte opzij om het rondspuitende bloed te vermijden en liet het lichaam op de grond zakken. Hij legde de lange, kromme dolk op het grind tussen de twee mannen in en zocht snel naar een of ander identiteitsbewijs. Er was zoals hij had verwacht niets te vinden, maar toen hij het busje had zien aankomen en de twee Midden-Oosterse mannen had zien uitstappen, had hij meteen geweten wie hen had gestuurd. Kamal moest het telefoonnummer in de zak van het colbertje hebben gevonden en hetzelfde spoor hebben gevolgd als hijzelf.

Achter in het busje klonk een heftig bonken en gillen. Ben liep naar de achterdeuren en opende ze.

Kirby zag er verwilderd en verfomfaaid uit. ‘U? Wat doet u in hemelsnaam hier?’

‘Ik wilde even aanwippen voor een praatje,’ zei Ben. ‘Ik stond op het punt u aan te spreken, toen ik zag dat u gezelschap had. Ik besloot me gedeisd te houden en te zien wat er gebeurde.’

‘Wie bent u verdomme?’

‘Gezien de omstandigheden zou ik zeggen dat ik de beste vriend bent die u op de wereld hebt,’ zei Ben. ‘Bent u nu bereid me te vertrouwen?’

Kirby liet zich behoedzaam uit het busje zakken en verstarde toen hij de twee lichamen zag. Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht. ‘O god, u hebt ze gedóód.’

‘Inderdaad. Misschien had ik met ze moeten praten. We hadden samen vast iets kunnen regelen.’

‘Wat is er aan de hand?’ hijgde Kirby.

‘U weet verdomd goed wat er aan de hand is,’ zei Ben. ‘Uw geheim is uitgelekt en iedereen wil een deel. Wat dacht u dat er zou gebeuren?’

‘Ik bel de politie.’ Kirby liep wankelend naar het huis.

Ben hield hem tegen. ‘Niet als u in leven wilt blijven.’

‘Wat?’

‘Als u de politie belt, ben ik verdwenen. Als deze twee niet bellen of terugkomen, komen er anderen. Ze zullen u vroeg of laat te pakken krijgen, u meenemen, ondervragen en waarschijnlijk doodmartelen. De politie zal dat niet kunnen verhinderen. Als u het zo wilt, draai dan het alarmnummer en dan neem ik afscheid.’

Kirby liet zijn schouders hulpeloos zakken. ‘Goed. Dat wil ik natuurlijk niet, dus wat moet ik doen?’

‘Om te beginnen vertelt u me waar ik een gereedschapsschuur met een kruiwagen kan vinden. En daarna helpt u me om deze lichamen naar die mestput ginds te dragen, waar niemand ze ooit zal zoeken.’

Ze hadden er nog geen tien minuten voor nodig om de twee ontvoerders te laten verdwijnen. Een betonnen pad leidde van de zijkant van het landhuis naar de vervallen boerderijgebouwen tweehonderd meter verderop tussen de bomen. Ben gebruikte de piepende oude kruiwagen die Kirby voor hem had gehaald om hen een voor een naar de rand van de mestput te rijden.

De stank van rottende mest was zelfs op twintig meter afstand adembenemend, op tien meter afstand bedwelmend en weinig mensen zouden de put tot minder dan vijf meter kunnen naderen. Ben hield zijn adem in terwijl hij de grendels op de luiken wegschopte en de smurrie zichtbaar werd. Met zijn voet rolde hij eerst het ene en daarna het andere lijk erin. Twee bruine plonzen, een stroom bellen toen de prut in hun longen drong, en ze waren verdwenen. De eerstvolgende keer dat iemand hen zou zien, zouden er alleen nog botten over zijn. De natuur was effi ciënt. Ben gooide de bebloede Gurkhadolk achter hen aan, smeet de luiken dicht, schopte de grendels erop en liep haastig weg naar frissere lucht.

Kirby stond, volkomen van streek en geschokt, naast de oude hooischuur op hem te wachten. ‘En nu?’

‘Nu maken we dat we wegkomen,’ zei Ben. ‘Mijn auto, niet de uwe.’

Hij nam Kirby mee naar de slk achter de bomen, onzichtbaar vanuit het huis.

‘Ik ben misselijk,’ kermde Kirby toen hij instapte.

Ben startte de motor en de acceleratie drukte hen tegen de rugleuning van hun stoel toen de auto de weg op scheurde. Het landschap was open en de wegen waren verlaten. Hij wist niet waar hij naartoe ging, hij wilde alleen maar zo ver mogelijk van het huis zijn voordat hij een plek zocht waar ze konden praten. Hij reed snel over de kronkelende kustweg, tussen groene weilanden met schapen en lammetjes, gestapelde muurtjes, hier en daar kleine witte huizen en boerderijen in de verte. De zon begon onder te gaan en wierp een rossige gloed over de zee.

‘Moet u per se zo hard rijden?’ klaagde Kirby.

‘We moeten praten, Kirby.’

‘Stop,’ mompelde Kirby met verstikte stem. Ben wendde zijn blik even af van de weg en zag dat de historicus lijkbleek was, onderuitzakt in zijn stoel zat, met beide handen tegen zijn borstbeen gedrukt.

‘Ik moet overgeven.’

Ben remde en stopte in een met gras begroeide berm. Kirby’s portier zwaaide al open voordat ze tot stilstand waren gekomen. Hij strompelde door de berm en leunde tegen een hek. Diep voorovergebogen greep hij naar zijn maag en gaf hevig over.

Ben liet hem een minuut of twee begaan, stapte toen uit en liep naar hem toe. ‘Het is gewoon de spanning,’ zei hij. ‘U bent in shock. Kunnen we nu praten?’

‘Ik heb frisse lucht nodig,’ mompelde Kirby. ‘Ik ga een eindje lopen.’

Een smal, rotsachtig pad aan de andere kant van de weg leidde omlaag naar de kust. Kirby begon aan de afdaling, gevolgd door Ben. De minuten verstreken. Hij was duizenden kilometers van waar hij moest zijn en kwam zo nergens. Hij kon alleen maar hopen dat die man de moeite waard was.

Kirby stopte bij een groot rotsblok en haalde enkele keren diep adem. ‘O, jezus.’ Hij streek met trillende vingers over zijn gezicht.

‘Hoe ben ik hierin verzeild geraakt? Die mensen ginds, hebben zij Morgan vermoord?’

‘Het ligt gecompliceerd. Ik heb geen tijd om er gedetailleerd op in te gaan.’

‘Ik moet het weten.’

Ben slaakte een zucht. ‘U hebt inderdaad recht op een verklaring.’ Hij vertelde snel wat er gebeurd was. Over de beroving, over Kamal, over Harry Paxton. Maar het was in één opzicht een sterk vereenvoudigde versie. Niemand hoefde iets over Zara te weten.

‘Chantéért hij u?’ vroeg Kirby verbaasd.

Ben knikte. ‘Iemand die me na staat loopt gevaar als ik niet vind wat u en Morgan hebben gevonden. De klok tikt. Kunt u me helpen of niet?’

‘Het is niet te geloven,’ zei Kirby. ‘Morgan heeft er altijd spijt van gehad dat hij zijn vader over de ontdekking vertelde. Hij wist dat die klootzak er een ongezonde belangstelling voor had.’

‘Nu is het uw beurt om te praten,’ zei Ben. ‘Wat is het verband tussen u en Morgan? Waar gaat dit over?’

‘Morgan was mijn vriend,’ mompelde Kirby. ‘We hebben samen gestudeerd. We kenden elkaar al heel lang.’

‘Het was dus een gezamenlijk project. Jullie deden het samen.’

‘Het was Morgans geesteskind, maar we werkten er alle twee aan. Ik zou me in Caïro bij hem voegen. Maar toen hoorde ik wat er gebeurd was. Ik heb sindsdien in doodsangst gezeten, gewacht tot ze achter me aan kwamen.’ Hij keek op. ‘Hoe wist u waar u me kon vinden?’

‘Dat zei ik al. Uw telefoonnummer stond op een stukje papier in Morgans jaszak.’

‘Verdomme,’ zei Kirby. ‘Toen Morgan naar Egypte vertrok zat ik midden in een verhuizing van de universiteit van Lancaster naar hier. Dit is een nieuwe baan voor me. Ik belde hem op zijn mobiel om mijn nieuwe nummer door te geven. Hij moet het op het eerste het beste stukje papier hebben genoteerd.’

‘Mooi. Vertel me nu wat u weet.’

‘Ik heb een borrel nodig,’ zei Kirby. ‘Een eind verderop staat een pub. Geef me iets te drinken en ik zal u alles vertellen.’