49

De nachttrein van Caïro naar Aswan

TERWIJL DE TREIN DOOR HET DONKER DENDERDE EN ZICH EEN WEG baande tussen de Nijl-corridor en de woestijn, zat Ben in gedachten verzonken op het bovenste bed in de tweepersoons slaapcoupé die hij met Kirby deelde. Hij hoorde het zachte, ritmische snurken van de historicus op het onderste bed, dat zich vermengde met het gestage ratelen van wielen op rails. Hij was nog volledig gekleed en hoewel zijn lichaam naar slaap hunkerde, kon hij zijn rusteloze geest maar niet uitschakelen.

De nachtexpres was nog geen uur geleden uit Caïro vertrokken, maar het leek weken. De tijd verstreek zo langzaam, dat het bijna was alsof ze met opzet wreed was. Zeven dagen om zijn taak te volbrengen en de derde dag zou dadelijk aanbreken. Nu hij de eerstkomende uren niets anders kon doen dan wachten en piekeren, confronteerde het slopende nietsdoen hem met zijn duisterste gedachten en angsten.

Hij dacht na over de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Hij had veel bereikt, maar hij had nog een heel eind te gaan en wist niet wat hem aan het eind van de weg te wachten stond. Kwam hij er dichterbij? Het was gewoon niet te zeggen. Dat was het ergst van alles.

Plotseling tot actie aangezet klauterde hij de ladder af, pakte zijn portefeuille en verliet de coupé. In de smalle, door tl-buizen verlichte gang rechts van de slaapwagon passeerde hij een bewaker in uniform en een man in burgerkleren die de uitstraling had van een politieagent. Ben zag de bobbel van een verborgen pistool op zijn heup. Er was waarschijnlijk een afzonderlijke bewakingswagon aan de voorkant van de trein, met nog drie of vier rechercheurs in burger om toeristen te beschermen tegen terreuraanslagen.

Enkele meters verderop in de gang trilde Bens telefoon en hij viste hem uit zijn zak.

Het was Paxton en hij kwam meteen ter zake. ‘Heb je hem gevonden?’

‘Ik weet waar hij is,’ antwoordde Ben met gedempte stem.

‘Goed zo. Je boekt vooruitgang. Ik wist wel dat je me niet zou teleurstellen.’

‘Als hij er tenminste is,’ voegde Ben eraan toe. ‘Als hij al bestaat en niet is leeggeplunderd door Soedanese milities of bedoeïenen of iemand die er de afgelopen dertig en nog wat eeuwen op is gestuit. Het is een enorme gok.’

‘Hoop maar dat je hem vindt,’ zei Paxton. ‘Je weet wat er gebeurt als je met lege handen terugkomt.’

‘En als ik hem vind? Hoe denk je verdomme dat ik hem in mijn eentje moet vervoeren? Ik zou niet eens halverwege de Nijl komen.’

‘Laat de logistiek maar aan mij over. Jij hoeft de schat alleen maar te lokaliseren, ervoor zorgen dat hij veilig is en mij het bewijs en de coördinaten brengen. Ik zorg voor de rest.’

‘Denk je niet dat een vrachtwagenkonvooi vol goud de aandacht zal trekken?’

Paxton grinnikte. ‘Ik ken manieren om dingen onopgemerkt te verplaatsen, Benedict. Dat is mijn werk. Laat dat maar aan mij over.’

‘En als ik je het bewijs breng, laat je Zara dan vrij?’

‘Ik ben een man van mijn woord. Jij houdt jouw belofte, en ik hou de mijne.’

‘Een gewetensvol man. Een lichtend voorbeeld voor ons allemaal.’

De amicale klank verdween uit Paxtons stem. ‘Daag me niet uit. Ik verwacht binnenkort iets van je te horen, het nieuws dat ik wil hebben. Denk eraan, Benedict, je werkt tegen de klok.’ Hij verbrak de verbinding.

Ben borg zijn telefoon op en liep verder door de schommelende, trillende trein naar de restauratiewagen. Die was gesloten, maar hij had ook meer belangstelling voor de aangrenzende bar, waarvan hij wist dat die de hele nacht geopend was.

Er waren op het perron in Caïro slechts enkele passagiers in de nachttrein gestapt en het verbaasde Ben dan ook niet dat de bar verlaten was. De in een wit jasje gestoken bediende had donkere kringen onder zijn ogen en schonk hem de dubbele scotch die hij bestelde zwijgend in. Ben bleef enige tijd in gedachten verzonken zitten, in de hoop dat de drank ze zou verjagen. Hij vond het dan ook niet erg toen hij achter zich een beweging voelde en toen hij zich omdraaide een andere passagier de bar zag binnenkomen. Hij was een jaar of vijfendertig en gekleed in een denim overhemd en een gestreken spijkerbroek. Hij ging op een van de vastgeschroefde krukken zitten, keek Ben vriendelijk aan en vroeg de barkeeper om een bier. Een Canadees, zo te horen, misschien uit Toronto. Ben herkende hem van het station, waar hij met zijn vrouw en zoontje was ingestapt.

Het duurde niet lang voordat ze in het soort luchtige, nietszeggende gesprek gewikkeld waren dat medereizigers aanknopen om de tijd te doden. De man heette Jerry Novak en hij was een computerverkoper die met zijn vrouw Alice en hun zoontje van zeven, Mikey, een rondreis maakte door Egypte. Ben deed zich voor als freelance reisverslaggever die de spoorlijn Caïro-Aswan controleerde voor een tijdschrift .

Toen ze hun glas leeg hadden, wensten ze elkaar welterusten en Ben keerde terug naar zijn slaapcoupé. Terwijl hij van de ene wagon naar de andere liep, merkte hij dat de trein vaart had geminderd tot een slakkengangetje. In de gang naar zijn coupé liep hij de terugkerende bewaker tegen het lijf, ditmaal in gezelschap van twee agenten in burger.

‘Is er iets met de trein?’ vroeg Ben de bewakers in het voorbijgaan.

‘Niets om u druk over te maken, meneer. We hebben een probleempje met de motor. De monteurs wachten op het volgende station en we hopen spoedig weer normaal te kunnen rijden.’

In de coupé lag Kirby nog steeds diep in slaap op het onderste bed. Ben klom stilletjes op het bovenste en strekte zich uit op de matras, gefrustreerd door het trage tempo van de reis.

De tijd verstreek en de lichtgevende wijzers van zijn horloge tikten langzaam rond. De trein leek er een eeuwigheid voor nodig te hebben om naar het volgende station te sukkelen en het duurde lang voordat ze weer in beweging kwamen. Hij hoorde stemmen en rammelend gereedschap terwijl de arbeiders het probleem verhielpen. Eindelijk kwam de dieselmotor hijgend weer op gang en de wagons schokten toen de locomotief optrok en doorreed. Het rammelen werd luider naarmate de trein vaart meerderde. Ben staarde in het donker naar boven en voelde het trillen van de wielen op de rails door de bedden en de dunne triplexwand naast hem trekken.

Hij kon de slaap heel, heel lang niet vatten. Pas toen de hemel oplichtte door de eerste stralen van de dageraad vielen zijn ogen dicht en voelde hij zich wegdrijven. Zijn lichaam wiegde zachtjes door het bewegen van de trein. Hij ademde langzaam en oppervlakkig en zijn ogen waren gesloten. In zijn dromen was hij ver weg.

De lucht was koel en scherp en de zee glinsterde in het zonlicht. Hij stond op het geboende withouten dek van een jacht. Warmte op zijn gezicht. Het fluisteren van blauwgroen water dat tegen de romp klotste.

Hij hoorde een stem en draaide zich langzaam om om te zien waar die vandaan kwam.

Aan de andere kant van het dek, tegen de achtergrond van de eindeloze watervlakte, stond Harry Paxton. Hij glimlachte vriendelijk en was gekleed in het oude gevechtspak dat hij in Makapela Creek had gedragen.

Vóór hem, met haar rug strak tegen zijn lichaam, stond Zara. Ze verzette zich tegen zijn greep en haar ogen waren vol angst. Tegen haar rechterslaap drukte de loop van het pistool dat Paxton in zijn hand had.

Ben wilde naar hen toe rennen, ‘Nee! Laat haar gaan!’ roepen, maar zijn stem was zwak en hoe sneller hij rende, hoe verder Paxton en Zara zich van hem leken te verwijderen, tot het dek tussen hem en hen zich over honderden meters uitstrekte.

Toen was het alsof het steeds steiler werd, zodat ze hoog boven hem stonden. Hij klauterde er wanhopig tegenop, gleed terug, vocht zich verder, gleed opnieuw terug. Hij riep: ‘Nee! Nee!’ toen hij zag dat Paxtons vinger zich om de trekker spande.

Het oorverdovende schot maakte dat Ben recht overeind schoot op zijn bed en zijn hoofd stootte aan het lage plafond van de slaapcoupé.

Alleen maar een droom.

Maar het was geen droom. Kirby gilde van paniek op het onderste bed toen er opnieuw schoten klonken, gevolgd door een salvo mitrailleurvuur. Opeens verscheen er een rij gaten in de zijwand van de coupé. Dunne stralen zonlicht stroomden naar binnen.

Ben liet zich van zijn bed vallen. Nog versuft door de nachtmerrie wankelde hij naar het raam en trok de jaloezie omhoog. In het licht van de dageraad, een meter of zestig van de rails, waar het struikgewas aan de woestijn grensde, reden vier stoffi ge terreinwagens hotsend en slingerend met hoge snelheid door het zand. Ze wierpen grote stofwolken op en bleven naast de trein rijden.

Er zaten acht mannen in, en het waren geen toeristen. Het voorste voertuig was een zwarte Nissan Patrol met schijnwerpers en een koeienvanger. Erachter reed een roestige Dodge suv. De andere twee voertuigen waren wat in het leger technicals worden genoemd, grote terreinwagens met een open bak en zware .50-mitrailleurs achter de cabine. Beide angstaanjagende wapens werden bemand door schutters met maskers en zonnebrillen op. En beide waren op de trein gericht.

Ben zag vuur uit de lopen spugen en hij liet zich op de grond vallen toen ze de wagons een tweede keer bestreken en de kogels door de dunne wanden drongen en in het rond floten. Glasscherven werden naar binnen geblazen en plotseling gierde er een stekende, met zand beladen wind door de coupé.

Kirby, plat tegen de vloer gedrukt, brabbelde in doodsangst. Ben sprong op, pakte zijn arm, rukte de deur van de slaapcoupé open en sleepte hem hardhandig de gang op. Ze tijgerden snel verder terwijl meer kogels het rijtuig aan flarden scheurden en brokstukken en metaalsplinters om hen heen vlogen.

Verderop in de gang en in het volgende rijtuig zag Ben passagiers die gillend en in paniek rondrenden. In de steigerende, slingerende ruimte tussen twee wagons stond een van de agenten in burger, die met een MP5 door een raam op de overvallers schoot.

Terwijl Ben keek, explodeerde er opnieuw een salvo in de trein en de agent werd door de inslaande kogels achterover geworpen. Bloed spatte op de wand achter hem. Zijn wapen viel op de grond toen hij in elkaar zakte.

Ben rende de slaapcoupé in en griste de canvas tas van het bagagerek. Hij keek net op tijd door het kapotte raam om een glimp op te vangen van de passagier voor in de zwarte Nissan. Een fractie van een seconde lang keken ze elkaar aan. Kamal.

Toen schoof een van de pick-ups tussen Kamals voertuig en de trein en verloor Ben hem uit het oog. Maar op de laadbak van de wild slingerende, hotsende auto stond iets anders waarover hij zich zorgen maakte. Ben herkende de vertrouwde vorm van het wapen dat op de trein werd gericht. Een RPG-7-raketwerper van sovjetmakelij, waarvan de kenmerkende, taps toelopende snuit op één lijn met zijn doelwit werd gebracht, klaar om een hoogexplosieve granaat in de zijwand te lanceren.

Ben rukte de rits van de tas open en trok er zijn fn-geweer uit. Haastig laadde hij een 40-mm-granaat in de lanceerbuis onder de korte loop. Elke spier en elke zenuw in zijn lichaam gilde schiet op, schiet op. Hij negeerde de met negentig kilometer per uur voortrazende zandstorm die door het kapotte raam gierde, stak het wapen door het gebroken glas en kreeg de slingerende, opspringende pickup snel in het vizier. Door het telescoopvizier zag hij het geconcentreerd verwrongen gezicht van de schutter terwijl die zich gereedmaakte om te vuren.

Een flankvuurgevecht op leven en dood. Het was slechts een kwestie van wie het eerst kon schieten. In een fractie van een seconde zond de doelwitzoeker van de fn gegevens naar het vuurcontrolesysteem. De afstand tot het doelwit flikkerde op op het lcd-scherm. De elevatiediode in het draadkruis knipperde rood. Ben bracht de loop enkele graden hoger, de diode werd groen en hij schoot.

De fn flitste en donderde. Voordat de rpg zijn raket kon lanceren, veranderde de 40-mm-granaat de auto in een rijdende vuurbal. Hij slipte en sloeg over de kop. Stuiterde, brokstukken en vlammen verspreidend, in de lengte door het zand. Kamals Nissan zwenkte scherp af en een seconde lang dacht Ben dat hij het van haat vervulde gezicht van de terrorist door het stof en de rook heen naar hem zag kijken.

Hij stormde de gang door. De trein minderde opnieuw vaart. De machinist was dood of handelde in blinde paniek. In de volgende wagon lagen de passagiers te gillen en te krijsen en een van de bewakers probeerde tevergeefs hen tot bedaren te brengen. Ben ving in de chaos een glimp op van een bekend gezicht. Het was Jerry Novak. Naast hem zat zijn vrouw, bijna verlamd van angst. Novak klemde zijn zoontje tegen zich aan in een poging hem met zijn lichaam te beschermen. Zijn van afgrijzen vervulde blik viel op Ben en het geweer. Ben riep hen toe te blijven liggen en rende, Kirby met zich mee slepend, door de gang naar de dode agent toe.

Hij keek uit het kapotte raam, te laat om te reageren op wat hij zag.

Vijftig meter van de trein kwam de zwarte Nissan weer langszij. De passagier achterin stak een tweede rpg uit het raam. Een rookwolk steeg op toen de granaat het wapen verliet. Na tien meter kwam de raketmotor van het projectiel in actie. De hoogexplosieve granaat kronkelde door de lucht en liet een wit verdampingsspoor na. Ben kon slechts toekijken terwijl hij dichter bij de trein kwam.

Toen kwam de inslag.