15

Image

(NOG 19 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)

PHILIPP STOYA (CHEF MOORDZAKEN)

JE BENT ZELFS NIET MOOI VANUIT DE VERTE.

Deze tekstregel van Peter Fox’ treffend eerlijke lofzang op Berlijn ging maar niet uit Stoya’s hoofd, toen hij zijn blik over de spaarzaam verlichte parkeerplaats liet glijden: opengebarsten asfalt, een scheef parkeerwachtershuisje met ingegooide ramen en een afgebroken slagboom voor de inrit, achteloos weggegooid zwerfafval op het hele terrein.

Het al jaren failliete verwijderingsbedrijf was nog een extra bewijs dat de hoofdstad te gronde ging. Normaal gesproken was een achtergelaten fiets hier pas opgevallen als de slopers kwamen om de verbrandingsinstallatie met schoorsteen en al plat te gooien. Maar het toeval scheen nu ineens enige medewerking te verlenen. Jeugdige oproerkraaiers moesten uitgerekend de groene VW Passat van de verpleegster Katharina Vanghal uitkiezen om na een mislukt discobezoek (de uitsmijters hadden ze niet eens binnengelaten) hun woede uit te leven. En juist op het moment dat er een onuitgeslapen patrouille langskwam, zodat de wagen, waaraan inmiddels een zijruit en beide spiegels ontbraken, in de akten werd vastgelegd. Dat was de reden dat in de computer alle waarschuwingslichtjes begonnen te knipperen toen een paar uur later in de jacht op de ogenverzamelaar naar het voertuig werd gezocht.

‘Hoeveel objecten komen er in aanmerking?’ vroeg Stoya de teamleider van het speciale commando via zijn telefoon en hij keerde zich naar de straat.

‘Ja of nee. Rivier, kanaal, meer – maakt niet uit. Is daar water in de buurt?’ Hij herinnerde zich het gesprek met Zorbach dat hij vlak daarvoor had beëindigd. Bij de aanblik die hij op dat moment kreeg, was Stoya het liefst in hysterisch gelach uitgebarsten.

Verdorie, Zorbach. We zijn in Köpenick, hier is nergens een droge plek, dacht hij. Slechts tien miljoen mogelijkheden waar de ogenverzamelaar zijn slachtoffers kan verdrinken.

Het industrieterrein dat ze tot dan toe zonder succes hadden uitgekamd lag aan een driehoekig watergebied, op een plaats waar de Dahme, de Spree en het Teltow-kanaal bij elkaar kwamen. Zelfs de straatnamen hadden een vochtige bijklank. Op dit moment stond hij op de kruising van de Regattastraat, hoek Tauchersteig, waarbij de tweede naam hem als een dreigend omen voorkwam.

Tauchersteig.

De mobilofoon in zijn hand kraakte, toen kwam het antwoord van de teamleider. ‘Hier wemelt het van de particuliere aanlegplaatsen. We hebben een stuk of tien particuliere boten die voor de winter zijn aangemeerd.’

‘Vergeet de boten.’

Zorbach had iets gezegd over een grote ruimte met een massieve stalen deur, en zoiets trof je niet op een vrijetijdsjol aan.

‘Het moet iets groots zijn, vermoedelijk een vrachtschip.’

‘Dan komen er maar twee in aanmerking.’

Stoya knikte. Een kolenschip en een containeraak. De maan schemerde zwak door het dichte wolkendek, maar de aanlegsteiger werd door diverse lantaarns in een zwavelgeel licht gedoopt, dus kon Stoya de schepen van waar hij stond goed zien.

Dankzij de naderende winter was het goederenverkeer op de Berlijnse wateren al flink teruggelopen. Ook de beide vrachtschepen schenen met hun dienst te zijn gestopt en lagen nu onbeweeglijk aan de tegenoverliggende oever van het Teltow-kanaal.

‘Het kolenschip is dichter bij de oever,’ zei de teamleider via de telefoon.

Stoya knikte nog steeds. Om die reden was hij weer teruggegaan naar de parkeerplaats. Om zich een beeld te vormen van hoe de ogenverzamelaar de verdoofde kinderen van hier uit het best naar zijn verstopplaats kon hebben gebracht.

Met een rolstoel, had Zorbach beweerd. Dus had de dader alles dubbel moeten doen. Tweemaal de kofferbak openen, tweemaal het verdoofde slachtoffer in de stoel zetten, tweemaal onopgemerkt naar de botenaanlegplaats aan de overkant rijden, om hen dan...

Ja, om wat te doen? Als de ogenverzamelaar er niet vandoor was gegaan, dan restte hem maar één mogelijkheid. Hij had hen in een pendelboot moeten transporteren, waarmee hij naar de overkant was gevaren.

Maar waarom? Waarom is hij niet meteen buitenom naar de overkant gereden?

‘We nemen het containerschip,’ zei hij en hij vroeg zich stiekem af of hij nu net als Zorbach zijn verstand had verloren. Die klootzak was duidelijk doorgedraaid, maar iets leek hij te weten. Eerst het ultimatum, dan de bekeuring en niet in de laatste plaats de bungalow – hij wilde nog steeds niet geloven dat zijn vroegere collega echt de man was die ze zochten, maar het viel niet te ontkennen dat hij over insiderinformatie beschikte. En nu Scholle duidelijk had gefaald, resteerde hem geen tijd meer om uit te zoeken waarom. Verdorie, er was niet eens meer tijd om de hallucinaties van de blinde vrouw zorgvuldig te controleren.

‘Maar het kolenschip is vanaf de steiger sneller te bereiken,’ zei de teamleider. Stoya hoorde de buitenboordmotor van de rubberboot waarmee de baas van het speciale commando, vier van zijn mannen en een speurhond nu aan de overkant werden gezet, zowel door de telefoon als ook direct door de lucht over het water heen. Ogenschijnlijk volgden ze zijn aanwijzing en ze koersten af op het langgerekte schip, waarop minstens veertig stalen containers in lagen stonden opgestapeld.

‘Juist omdat het verderop wat naar de zijkant voor anker ligt, kiezen we hiervoor,’ zei Stoya.

Terwijl de sleepboot ook vanaf de drukke kruising te zien was, lag het containerschip als het ware in zijn schaduw. Achter de aanlegsteiger lag niets dan bouwwoestenij – ideaal voor iemand die heimelijk een onhandig pakket aan boord wilde brengen.

En bovendien ziet de kolentransporter er te laag uit, dacht Stoya. Te laag voor een ruim onderdek, dat een verstopplaats zoals Zorbach heeft beschreven, zou kunnen herbergen.

Maar die gedachte hield hij voor zichzelf. Als hij zich vergiste, zouden ze hem later niet kunnen verwijten dat hij zijn beslissing niet alleen op basis van feiten, maar ook op grond van de aanbevelingen van een blind medium had genomen.

En de aanbevelingen van de hoofdverdachte!

‘Man, wat een joekel van een ding,’ zei de teamleider, wiens rubberboot steeds dichter bij het schip kwam.

‘Precies. We hebben helemaal geen tijd meer om beide schepen te bestormen!’

Stoya maakte zijn vingers, die nat van het zweet waren, los van de microfoon en bad dat hij het juiste deed.

De ogenverzamelaar
cover.xml
halftitle.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
dedication.xhtml
frontmatter.xhtml
frontmatter01.xhtml
frontmatter02.xhtml
chapter01.xhtml
chapter02.xhtml
chapter03.xhtml
chapter04.xhtml
chapter05.xhtml
chapter06.xhtml
chapter07.xhtml
chapter08.xhtml
chapter09.xhtml
chapter10.xhtml
chapter11.xhtml
chapter12.xhtml
chapter13.xhtml
chapter14.xhtml
chapter15.xhtml
chapter16.xhtml
chapter17.xhtml
chapter18.xhtml
chapter19.xhtml
chapter20.xhtml
chapter21.xhtml
chapter22.xhtml
chapter23.xhtml
chapter24.xhtml
chapter25.xhtml
chapter26.xhtml
chapter27.xhtml
chapter28.xhtml
chapter29.xhtml
chapter30.xhtml
chapter31.xhtml
chapter32.xhtml
chapter33.xhtml
chapter34.xhtml
chapter35.xhtml
chapter36.xhtml
chapter37.xhtml
chapter38.xhtml
chapter39.xhtml
chapter40.xhtml
chapter41.xhtml
part01.xhtml
chapter42.xhtml
chapter43.xhtml
chapter44.xhtml
chapter45.xhtml
chapter46.xhtml
chapter47.xhtml
chapter48.xhtml
chapter49.xhtml
chapter50.xhtml
chapter51.xhtml
chapter52.xhtml
chapter53.xhtml
chapter54.xhtml
chapter55.xhtml
chapter56.xhtml
chapter57.xhtml
chapter58.xhtml
chapter59.xhtml
chapter60.xhtml
chapter61.xhtml
part02.xhtml
chapter62.xhtml
chapter63.xhtml
chapter64.xhtml
chapter65.xhtml
chapter66.xhtml
chapter67.xhtml
chapter68.xhtml
chapter69.xhtml
chapter70.xhtml
chapter71.xhtml
chapter72.xhtml
chapter73.xhtml
chapter74.xhtml
chapter75.xhtml
chapter76.xhtml
chapter77.xhtml
chapter78.xhtml
chapter79.xhtml
chapter80.xhtml
chapter81.xhtml
chapter82.xhtml
chapter83.xhtml
part03.xhtml
backmatter01.xhtml
backmatter02.xhtml
backmatter03.xhtml