66
‘WAT HEB JE MET HET LIJK GEDAAN?’ VROEG IK EN IK VOELDE AAN mijn slapen. Nu was de hoofdpijn nog te verdragen, maar ik moest dringend iets innemen, anders zou hij de kritieke grens overschrijden en zou ik voor een paar uur van de wereld zijn.
‘Ik heb het aan een touw naar buiten gesjord. Het ging allemaal zo razendsnel, alsof iemand in mijn hoofd een film versneld afspeelde. Maar dat gebeurt altijd in mijn wakkere dromen.’
‘Waar heb je de dode heen gebracht?’ vroeg ik ongeduldig.
‘Ik sleepte haar door de woonkamer naar een terrasdeur en vervolgens de tuin in. Daar was het duidelijk koeler; de sneeuw knerpte onder mijn voeten. In de buurt van het hek, ergens bij een schuurtje, liet ik haar gewoon liggen.’
‘Zomaar?’
‘Nee. Niet zomaar.’ Ze nam een laatste slok. ‘Eerst drukte ik nog iets in haar hand.’
‘Wat?’
‘Een stopwatch.’
Duidelijk.
Mijn geduld was lang genoeg op de proef gesteld. Nu kon ik me niet meer inhouden. Alles wat ze me tot nu toe had verteld, had ze alleen uit de informatie van de actuele kranten kunnen halen. Zelfs een paar van mijn oudere artikelen waren daarvoor voldoende geweest. Het was geen geheim dat de vermoorde vrouw vlak voor haar dood nog met haar man had gebeld. Dat was uit onderzoek van haar telefoonaansluiting gebleken en in het ochtendnieuws breed uitgemeten, met de voorspelbare kop: EEN LAATSTE AFSCHEID VOOR DE DOOD? Over de inhoud van het gesprek was niets meegedeeld, maar dat had Alina wel kunnen bedenken. En de kwestie met de stopwatch was ook allang geen geheim meer. Bij de eerste moord was de technisch rechercheur nog bang geweest dat hij door de verplaatsing van het lijk van de vrouw de stopwatch zelf in werking had gezet. Later bleek dat de stopwatch met een eenvoudige timer was geprogrammeerd. Die activeerde hem automatisch op een door de ogenverzamelaar vastgesteld tijdstip waarop de dader ervan uitging dat zijn slachtoffer was gevonden. Geen erg accurate methode voor een man die tot nu toe, met uitzondering van een paar kledingvezels, geen bruikbare sporen had achtergelaten. Na de vondst van het tweede lijk had het vier uur geduurd tot het dodelijke aftellen begon. Toen de politie voor de derde keer een plaats delict van de ogenverzamelaar afzette, tikte het klokje al veertig minuten in de hand van het lijk.
‘Laat me raden...’ zei ik en ik deed geen moeite om mijn scepsis te onderdrukken. ‘Het aftellen was op precies vijfenveertig uur ingesteld!’
Tot mijn verbazing schudde ze energiek haar hoofd. ‘Nee.’
‘Nee?’
Ik staarde naar de sigaret, die in de asbak langzaam opbrandde.
Elk kind weet van het ultimatum.
Zo stond het in alle kranten. Ik was de eerste geweest die daarover mocht schrijven, nadat Stoya me de informatie zes weken geleden voor publicatie had toevertrouwd.
Alina klakte met haar tong en TomTom tilde zijn kop op. ‘Ik weet wat je denkt. Maar je vergist je. De kranten, de radio, internet, allemaal zitten ze ernaast. Het waren vijfenveertig uur en zeven minuten.’
Ze zette haar koffiekop terug en stond op van de bank. ‘Vijfenveertig uur en exact zeven minuten. En nu wordt het tijd voor me om te gaan.’