33

Image

(NOG 6 UUR EN 4 MINUTEN TOT AAN DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)

FRANK LAHMANN (STAGIAIR)

‘DAT IS TOCH APENSTRONT,’ ZEI DE RECHERCHEUR DIE HET DICHTST bij hem zat. ‘Hij jaagt met een blinde getuige achter een foutparkeerder aan? En dat moet ik geloven?’

Het dikke achterste van de commissaris begroef de zijkant van de enorme glazen tafel onder zich, aan het hoofdeinde waarvan ze hem hadden geplaatst. Frank vermoedde dat Thea buiten voor de deur van de koppenredactie op hem wachtte en misschien zelfs aan de deur stond te luisteren. Ze had maar wat graag mee naar binnen gewild, maar daar was de andere politieman op tegen geweest. Hij was niet alleen slanker, maar ook beter gekleed, en toch zag hij er niet minder ellendig uit dan zijn plompere collega. Donkere kringen, schilferige huid, rode randen om zijn ogen: Frank kende die tekenen van oververmoeidheid van zichzelf. Zoiets trad op als de tijd tegen je werkte en slaap een luxe was die je je niet kon permitteren. Frank herkende in hun gezichten zelfs de bijwerkingen van de middelen tegen de stress die ze innamen. De man die Scholle werd genoemd dronk zijn slaapbehoefte weg met koffie en Red Bull. Zijn magere chef in pak greep naar zwaarder geschut. Zijn enorme pupillen spraken een even ondubbelzinnige taal als het feit dat hij voortdurend zijn neus ophaalde – zoals Kowalla, de cokeneus van de sportredactie.

‘Check de informatie maar,’ zei Frank. ‘Misschien heeft Zorbach gelijk en is die vent met de bekeuring degene die u zoekt.’

Frank noemde hun nogmaals het adres in de Brunnenstraße, waar de man die Zorbach als de ogenverzamelaar beschouwde zijn auto op de gehandicaptenparkeerplaats had gezet.

‘Controleer dat. Wat hebt u te verliezen?’

‘Tijd,’ zei de man, die zich als Philipp Stoya had voorgesteld. ‘Het ultimatum loopt af en ik wil er niet nog een kinderlijkje bij, alleen omdat ik mijn tijd met het controleren van verkeerszondaars heb verspild!’

Stoya’s mondhoeken trilden toen hij probeerde een gaap te onderdrukken. Toen viste hij haastig een zakdoek uit zijn broekzak, nog net op tijd om er een paar keer in te niezen. Daarna hing er een dun sliertje bloed uit zijn rechterneusgat. De hoofdrechercheur scheen het zelf te hebben gemerkt, want hij excuseerde zich even en verliet de vergaderruimte.

Prima. Laat me maar gewoon met Rambo alleen, dacht Frank en hij werd nerveus.

Scholle glimlachte tegen hem. Meer niet. Hij zat op de rand van de tafel, wipte met zijn rechtervoet, alsof hij daarop een bal liet balanceren, en grijnsde. Breed. Vriendelijk. Niet boosaardig. Keek hem aan als een oude kameraad. En zei niets.

Frank liet zijn blik zinken en dacht na.

Zal ik hem het adres geven?

Zorbach had hem gevraagd het niet te doen voordat hij telefonisch zijn goedkeuring had uitgesproken. Maar nu had hij zich al tien minuten niet gemeld. En toen hij hem zojuist, vlak voor de rechercheurs waren gekomen, wilde opbellen, had hij de telefoon niet meer opgenomen. De gewenste abonnee is tijdelijk niet bereikbaar.

‘Zorbach was het niet,’ zei hij zeker al voor de derde keer tijdens het korte verhoor. ‘U verspilt meer tijd als u achter mijn baas aan zit dan wanneer u eindelijk de bekeuring zou controleren.’

Geen reactie. Scholle bleef grijnzen.

Shit.

Frank had een vermoeden van wat er nog zou komen. Hij kende zulke types. Ook al werd hij hier op de krant vanwege zijn jonge uiterlijk en zijn geringe levenservaring voor een groentje gehouden, hij wist zulke mensen in te schatten die gewend waren te krijgen wat ze wilden. Hij kende ze alleen al zo goed omdat ze zo op zijn vader leken. Scholle mocht dan privé een goedmoedige huisvader zijn, die op een tuinfeest de dikste biefstuk voor je op de barbecue legde en paardjereed met zijn kinderen. Maar als hij in zijn werk op een dood spoor zat, zette hij zijn hele lichaamsgewicht in om de kwestie op te lossen. Vermoedelijk speelde hij daarom slechts de tweede viool. Waarschijnlijk ontbrak het hem aan geduld en gevoeligheid, en subtiele verhoortactieken kende hij – in tegenstelling tot zijn coke snuivende partner – alleen van horen zeggen.

Tot Zorbach hem een kans op de redactie had gegeven, was Frank zijn leven lang een buitenstaander geweest. Iemand die er nooit middenin, maar altijd aan de kant had gestaan. De beste plaats als je mensen wilt observeren. Vanaf zijn jeugd had hij een enorm inlevingsvermogen verworven. Vandaar dat hij wist dat Scholles grijns alles behalve een vredesaanbod was. Het was integendeel de aankondiging van iets heel, heel onaangenaams.

En hij vergiste zich niet.

Met een vloeiende beweging die hij van zo’n dikke rechercheur niet had verwacht was Scholle opgesprongen en achter hem gaan staan. Frank voelde een schok in zijn hals, alsof er een zenuw zat bekneld, toen schoot de trekkende pijn langs zijn wervelkolom omlaag naar zijn lendenen.

‘Uit met de pret!’ Scholle drukte zijn ellebogen vlak onder zijn kin en trok de klem om zijn borst nog steviger aan. ‘Je vriend is zijn portefeuille op de plaats van het misdrijf verloren. Hij is zelfs nog een keer teruggekomen om Traunstein te overvallen.’

Franks nekwervels kraakten. Hij roeide met zijn armen, probeerde met zijn voeten omhoog te komen, maar zijn bovenlichaam leek in beton gegoten.

‘Hij heeft daderkennis en hij is op de vlucht voor ons.’

Hij is gek.

‘En vertel me niet dat we de verkeerde zoeken.’

Die rotvent is gek en wil me vermoorden.

‘Het zou kunnen dat ik nu een disciplinaire maatregel aan mijn broek krijg. Het kan ook zijn dat folteren in Duitsland verboden is. Maar weet je wat?’ Scholle trok Franks hoofd omhoog, zodat zijn blik onwillekeurig op de grote wijzerklok moest vallen, die aan de andere kant van de vergaderruimte aan de muur hing.

‘Dat kan me geen moer schelen, nu het om kinderen gaat. De tijd racet door, en ik breng je nog liever naar de eerste hulp dan dat ik toesta dat vanwege jou, kleine rukker, nog een kind moet sterven!’

Opgelucht stelde Frank vast dat hij ondanks de druk op zijn strottenhoofd nog kon ademen, en hij probeerde nogmaals zich uit de omklemming te bevrijden. Maar toen verstijfde hij. Hij werd helemaal rustig. Bewoog geen millimeter meer zonder dat Scholle hem daartoe moest aansporen. Hij wist ook zo wel hoe enorm pijnlijk het zou zijn als hij zijn hoofd ook maar een paar graden opzij draaide.

‘Weet je hoe ik in moeilijke gevallen mijn notities maak?’

Frank durfde niet eens te knikken. Zijn hartslag raasde en nu transpireerde hij over zijn hele lichaam.

De woorden ‘U bent pervers!’ lagen op zijn tong, maar hij durfde niet te riskeren dat Scholle nog bozer werd. Hij wilde niet dat het spitse ding dat hij in zijn oor voelde nog dieper naar binnen ging.

‘Met een potlood,’ zei de rechercheur lachend. ‘Ik heb altijd een lang, vers geslepen potlood bij me.’

De warme, vochtige adem van de politieman raakte de bezwete huid in Franks nek en maakte dat hij rilde.

‘Oké, oké. Ik zeg het al,’ kreunde Frank.

‘O ja?’ De houdgreep werd geen greintje losser. Het potlood drukte zo onaangenaam als een droog wattenstaafje dat je te diep in je gehoorgang hebt geduwd.

‘Ik geloof zelfs dat je nu zult doorslaan. Maar weet je wat het verschil is tussen mij en mijn partner?’ Weer kon Frank niet knikken zonder gevaar te lopen dat zijn trommelvlies zou beschadigen.

‘Stoya is ook doodop. Maar anders dan ik is hij er niet zeker van dat je chef werkelijk de klootzak is die we zoeken. Daarom zou hij zich misschien tot een kleine dreiging laten verleiden. Maar hij zou het bij intimidatie laten.’

Frank begon van angst te hyperventileren.

‘Ik daarentegen wil op zeker spelen, dat je weet wat er gebeurt als je me nu kletspraat verkoopt,’ zei Scholle, en hij sloot zijn hand nog vaster om het potlood om krachtig toe te stoten.

De ogenverzamelaar
cover.xml
halftitle.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
dedication.xhtml
frontmatter.xhtml
frontmatter01.xhtml
frontmatter02.xhtml
chapter01.xhtml
chapter02.xhtml
chapter03.xhtml
chapter04.xhtml
chapter05.xhtml
chapter06.xhtml
chapter07.xhtml
chapter08.xhtml
chapter09.xhtml
chapter10.xhtml
chapter11.xhtml
chapter12.xhtml
chapter13.xhtml
chapter14.xhtml
chapter15.xhtml
chapter16.xhtml
chapter17.xhtml
chapter18.xhtml
chapter19.xhtml
chapter20.xhtml
chapter21.xhtml
chapter22.xhtml
chapter23.xhtml
chapter24.xhtml
chapter25.xhtml
chapter26.xhtml
chapter27.xhtml
chapter28.xhtml
chapter29.xhtml
chapter30.xhtml
chapter31.xhtml
chapter32.xhtml
chapter33.xhtml
chapter34.xhtml
chapter35.xhtml
chapter36.xhtml
chapter37.xhtml
chapter38.xhtml
chapter39.xhtml
chapter40.xhtml
chapter41.xhtml
part01.xhtml
chapter42.xhtml
chapter43.xhtml
chapter44.xhtml
chapter45.xhtml
chapter46.xhtml
chapter47.xhtml
chapter48.xhtml
chapter49.xhtml
chapter50.xhtml
chapter51.xhtml
chapter52.xhtml
chapter53.xhtml
chapter54.xhtml
chapter55.xhtml
chapter56.xhtml
chapter57.xhtml
chapter58.xhtml
chapter59.xhtml
chapter60.xhtml
chapter61.xhtml
part02.xhtml
chapter62.xhtml
chapter63.xhtml
chapter64.xhtml
chapter65.xhtml
chapter66.xhtml
chapter67.xhtml
chapter68.xhtml
chapter69.xhtml
chapter70.xhtml
chapter71.xhtml
chapter72.xhtml
chapter73.xhtml
chapter74.xhtml
chapter75.xhtml
chapter76.xhtml
chapter77.xhtml
chapter78.xhtml
chapter79.xhtml
chapter80.xhtml
chapter81.xhtml
chapter82.xhtml
chapter83.xhtml
part03.xhtml
backmatter01.xhtml
backmatter02.xhtml
backmatter03.xhtml