69

Image

HET DROGE BERKENHOUT VIEL MET EEN LUID GESIS IN DE KACHEL. Die had ik in vliegende vaart aangestoken, toen het me was gelukt Alina over te halen om te blijven.

Tien minuten nog, had ze me toegestaan. De bus die haar weer naar de binnenstad bracht, reed maar één keer per uur. Tot nu toe had ik me er niet toe kunnen zetten haar aan te bieden haar met de Volvo naar huis te brengen. Ik wist gewoon nog niet wat ik met haar en de hele situatie moest beginnen.

Ik sloot het beroete glazen ruitje van het kacheltje. Samen met de olielamp zorgde het flakkeren van het vuur nu voor het warme licht waar ik altijd zo van had genoten als ik me hier had teruggetrokken.

Om te werken. Of om na te denken...

Maar deze keer wilde het behaaglijke gevoel niet komen, waarmee ik anders aan het bureautje was gaan zitten, direct onder het raam aan de boskant. Ik was zenuwachtiger dan in de seconden voor een deadline, als ik mijn laatste regels nog moest typen en tegelijk tegen de klok en het tekort aan nicotine moest opboksen. Dat deed zich na urenlang, geconcentreerd werk regelmatig voor, sinds Thea een rookverbod op de redactie had uitgevaardigd.

‘Koffie?’ vroeg ik en ik liep naar de kleine kombuis aan de korte kant van het ruim. Het was niet meer dan een kleine bar met twee inbouwkasten en een gootsteen. ‘Zwart,’ was het laconieke antwoord. Alina leek een stuk rustiger dan ik, hoewel bij haar toch minstens zo veel vragen als bij mij door het hoofd moesten spoken. In elk geval was ze met een volslagen onbekende moederziel alleen in het bos.

En dan was ze ook nog blind!

Ik stak de campingbunsenbrander aan.

‘U zei dat u de ogenverzamelaar herkend had?’ vroeg ik, terwijl ik in de kast naar de oploskoffie zocht. Ik probeerde iedere spottende ondertoon uit mijn stem te verbannen, wat niet meeviel. ‘Dat betekent dat u niet helemaal blind bent?’

Sinds mijn moeder na een beroerte het licht in haar ogen was kwijtgeraakt, wist ik dat het een wijdverbreid misverstand is te geloven dat iedere blinde in absolute duisternis leeft. In Duitsland geld je officieel al als blind wanneer je minder dan twee procent kunt zien van wat een gezond mens ziet. En twee procent kan voor de betrokkene heel veel betekenen, ook al was ik er niet zeker van wat zelfs deze minimale zichtsterkte Alina tot de uitspraak mocht hebben verleid dat ze ogenverzamelaar gezien had.

Vier vrouwen, drie kinderen – zeven doden in slechts zes maanden. En er bestaat nog niet eens een compositiefoto van de seriemoordenaar!

Ze schudde haar hoofd.

‘En hoe zit het met contouren, schaduwen en dergelijke?’ vroeg ik.

‘Nee, geen contouren, kleuren, lichtflitsen en zo. Bij mij is alles weg. Dat wil zeggen...’ Ze aarzelde. ‘Alles, op mijn gevoeligheid voor licht en donker na. In elk geval heb ik die nog over.’

Over.

Dus was ze niet vanaf haar geboorte blind.

Het water in de aluminiumbeker op het campingkooktoestel begon te koken en ik roerde er twee eetlepels oploskoffie door.

‘Daarnet, toen u in mijn ogen scheen, merkte ik dat het licht werd. Zoals wanneer het licht door een heel dik gordijn valt. Je kunt niets herkennen, maar je voelt een verandering.’ Ze glimlachte. ‘Bij dagelijkse dingen is dat voor mij heel handig. Ik kan bijvoorbeeld onderscheiden hoe laat het is. Dat is trouwens de reden dat ik in het vliegtuig altijd bij het raampje wil zitten. De meeste stewards en stewardessen begrijpen niet waarom. Eentje wilde me een keer van plaats laten wisselen, maar die kon de pot op. Er bestaat niets mooiers dan de lichtintensiteit boven de wolken, vindt u niet?’

Ik bevestigde de vraag, hoewel ik moest bekennen dat ik bij mijn laatste vlucht niet één keer uit het raam had gekeken. De vijftig minuten naar München had ik gebruikt om een interview voor te bereiden.

Ik pakte de koffiepot van de bunsenbrander en nam hem mee naar de bank, waar ik hem naast de asbak zette. ‘De ogenverzamelaar...’ Ik aarzelde terwijl ik in een oude leren fauteuil ging zitten, die in een rechte hoek naast de bank stond. ‘Hoe hebt u die dan herkend?’

Hoe, als het enige wat je kunt zien een schaduw op je netvlies is?

Ze glimlachte. ‘Dat is de hamvraag, hè?’

Ik zei niets. Na duizenden interviews had ik een instinct ontwikkeld dat me zei wanneer een gesprekspartner doorpraatte en wanneer ik een vraag moest stellen.

‘Eens kijken hoelang je nog naar me luistert als ik je meteen het antwoord verraad. De politieman behandelde me gisteren als een idioot. Hij wilde me eerst niet eens bij de rechercheurs toelaten.’

Ze beet op haar onderlip en sprak toen verder. ‘Eerlijk gezegd kan ik het hem niet eens kwalijk nemen. Ik geloof het zelf nauwelijks.’

‘Wat gelooft u niet?’

Ze zoog hoorbaar de lucht in. Toen sloeg ze beide armen achter haar hoofd over elkaar en staarde naar het plafond. ‘Het is zo oneerlijk. Verdorie, ik wil dat niet.’

‘Wat?’

Alina antwoordde niet meer.

‘Wat wilt u niet?’ vroeg ik na een poosje.

‘Vanaf mijn derde, vanaf het ongeluk dat me blind maakte, heb ik gevochten om niet als een gehandicapte behandeld te worden.’ Ze zuchtte. ‘In die tijd woonden we in de VS, in Californië, waar mijn vader als bouwkundig ingenieur op grote bouwplaatsen werkte. Hij was een koppige Duitser, die met een nog koppigere Amerikaanse van Duitse afkomst was getrouwd. Allebei weigerden ze me naar een speciale school te sturen, alleen omdat ik niets kon zien. Het heeft een halfjaar geduurd voor mijn ouders eindelijk toestemming kregen om mij samen met mijn vriendjes zonder gezichtsbeperking naar Hillwood Elementary te laten gaan.’

Ze lachte zacht, terwijl ik mijn vingers in elkaar draaide, waarmee ik anders ongeduldig op de armleuningen had getrommeld. Pas na een tijdje besefte ik hoe onzinnig het van mij was om te denken dat ze kon merken dat ik barstte van ongeduld. ‘Het hoofd-door-de-muur-syndroom heb ik overigens van ze geërfd,’ zei ze met een uitnodigende handbeweging. Die moest aangeven dat ze, net als haar ouders, waarschijnlijk zo gek was om zich in waanzinnige avonturen te storten, de reden dat ze nu hier zat.

‘Ik ben wat psychologen een extreemblinde noemen. Ik heb al jong leren fietsen, heb zo vaak als het ging zonder stok en alleen met mijn hond gelopen en vorig jaar heb ik zelfs geskied. Verdorie, ik brand telkens weer mijn vingers, alleen maar om niet als een melaatse behandeld te worden. En nu overkomt deze ellende me weer.’

Ze vouwde haar handen in haar schoot en perste haar oogleden stevig op elkaar. ‘Het heeft er niets mee te maken dat ik blind ben, oké? Ik heb vroeger steeds weer geprobeerd iemand te vertrouwen. Mijn ouders, mijn oma, mijn broer. Maar nooit heeft iemand me geloofd. Mijn vrienden dachten dat ik ze voor de gek wilde houden en mijn moeder maakte zich grote zorgen en stuurde me naar de kinderpsycholoog. Die heb ik toen voorgelogen. Ik heb tegen hem gezegd dat ik het allemaal verzonnen had om me belangrijk voor te doen. Shit, ik ben als blinde al genoeg gestigmatiseerd. Ik wilde niet ook nog voor gek staan en heb er sindsdien nooit meer met iemand over gesproken.’

‘Waarover?’ drong ik nu toch bij haar aan.

‘Ik heb bijna twintig jaar gezwegen, ja? En ik zou zeker nog tweehonderd jaar mijn bek gehouden hebben als het niet om de kinderen zou gaan.’

Ook nu zou een vraag de woordenstroom eerder afremmen dan stimuleren.

‘Ik heb een gave.’

Ik hield mijn adem in. Dwong mezelf er niet tussen te komen.

‘Ik weet dat het idioot klinkt. Ik ben zelf geen esoterica. Maar het is nu eenmaal zoals het is.’

Wat voor een gave? dacht ik.

‘Ik kan in het verleden kijken.’

‘Wát zegt u?’

Ik flapte het eruit. Ik ergerde me omdat ik mijn mond had opengedaan en ging ervan uit dat ik het moment had verstoord en ze zich weer zou afsluiten. Maar ze barstte alleen maar in lachen uit.

‘Ja, dat zijn van die momenten dat ik werkelijk graag weer zou kunnen zien. Alleen maar om te kunnen bekijken wat voor gezicht je trekt. Ik wed dat je me op dit moment bekijkt als een buitenaards wezen.’

‘Dat doe ik niet,’ loog ik, en ik schudde heel langzaam mijn hoofd en verzocht haar verder te gaan.

‘Als fysiotherapeute heb ik mij in shiatsu gespecialiseerd.’

Shiatsu?

Ik herinnerde me vaag de massage die Nicci me voor mijn vijfendertigste verjaardag had gegeven. Ik had me op sterke handen verheugd, die me met geurige olies en crèmes inwreven en bij zachte loungemuziek de spanningen uit mijn nek kneedden. In plaats daarvan lag ik op de harde vloer van een Aziatische groepspraktijk. Een benige, oude Chinese vrouw begon mijn ledematen alle mogelijke en onmogelijke kanten op te rekken en op bepaalde punten op mijn lichaam zo stevig te drukken, dat het water in mijn ogen schoot. Voor de energetische drukpuntmassage gebruikte ze niet alleen haar vingers, maar haar hele lichaam, dus knieën, ellebogen, vuisten en zelfs haar kin. Dat verlamde me eerder dan dat het me ontspande. Op het eind was ik er zeker van dat ik ternauwernood aan een dwarslaesie ontkomen was.

‘Het overkomt me maar zelden en ik heb tot nu toe niet ontdekt bij wie of wanneer het gebeurt. Maar het is een feit: soms kan ik in het verleden van iemand kijken als ik hem aanraak.’

Aha.

Deze keer had ik mezelf en mijn stem in bedwang. Die klonk geheel neutraal toen ik vroeg: ‘En gisteren was het weer zover?’

Ze knikte. ‘Gisteren moest ik die man masseren, maar ik moest het afbreken. Want ik had hem nog niet aangeraakt, of er trok een soort bliksem door me heen. Het werd licht, lichter dan al mijn herinneringen aan de beelden uit de tijd voor het ongeval dat me het licht in mijn ogen kostte.’ Ze schraapte haar keel. ‘En toen was de bliksem weg en ik zag wat hij had gedaan. Met het kind, dat al verdoofd was, en met de vrouw.’

Ze tilde haar hoofd op en ik had het onwezenlijke gevoel dat ze door me heen keek.

‘Ik heb gezien dat hij haar nek brak.’

De ogenverzamelaar
cover.xml
halftitle.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
dedication.xhtml
frontmatter.xhtml
frontmatter01.xhtml
frontmatter02.xhtml
chapter01.xhtml
chapter02.xhtml
chapter03.xhtml
chapter04.xhtml
chapter05.xhtml
chapter06.xhtml
chapter07.xhtml
chapter08.xhtml
chapter09.xhtml
chapter10.xhtml
chapter11.xhtml
chapter12.xhtml
chapter13.xhtml
chapter14.xhtml
chapter15.xhtml
chapter16.xhtml
chapter17.xhtml
chapter18.xhtml
chapter19.xhtml
chapter20.xhtml
chapter21.xhtml
chapter22.xhtml
chapter23.xhtml
chapter24.xhtml
chapter25.xhtml
chapter26.xhtml
chapter27.xhtml
chapter28.xhtml
chapter29.xhtml
chapter30.xhtml
chapter31.xhtml
chapter32.xhtml
chapter33.xhtml
chapter34.xhtml
chapter35.xhtml
chapter36.xhtml
chapter37.xhtml
chapter38.xhtml
chapter39.xhtml
chapter40.xhtml
chapter41.xhtml
part01.xhtml
chapter42.xhtml
chapter43.xhtml
chapter44.xhtml
chapter45.xhtml
chapter46.xhtml
chapter47.xhtml
chapter48.xhtml
chapter49.xhtml
chapter50.xhtml
chapter51.xhtml
chapter52.xhtml
chapter53.xhtml
chapter54.xhtml
chapter55.xhtml
chapter56.xhtml
chapter57.xhtml
chapter58.xhtml
chapter59.xhtml
chapter60.xhtml
chapter61.xhtml
part02.xhtml
chapter62.xhtml
chapter63.xhtml
chapter64.xhtml
chapter65.xhtml
chapter66.xhtml
chapter67.xhtml
chapter68.xhtml
chapter69.xhtml
chapter70.xhtml
chapter71.xhtml
chapter72.xhtml
chapter73.xhtml
chapter74.xhtml
chapter75.xhtml
chapter76.xhtml
chapter77.xhtml
chapter78.xhtml
chapter79.xhtml
chapter80.xhtml
chapter81.xhtml
chapter82.xhtml
chapter83.xhtml
part03.xhtml
backmatter01.xhtml
backmatter02.xhtml
backmatter03.xhtml