40
‘HEB JE DAT GEZIEN?’ DURFDE IK ALINA TE VRAGEN, DIE ZICH IN tegenstelling tot mij kostelijk over mijn schrikachtigheid amuseerde.
‘Eerlijk gezegd vraag ik me af wie van ons tweeën nog ogen in zijn hoofd heeft,’ antwoordde ze.
‘Het spijt me, maar...’ Ik aarzelde, omdat ik niet wist hoe ik haar moest vertellen wat me even daarvoor was overkomen. Te meer daar de lichtkrant nu weer de normale, onschuldige regels liet zien en ik zelfs tegen een ziende mijn mysterieuze waarnemingen niet had kunnen bewijzen.
‘Waarom ben je daar niet gewoon blijven staan?’ vroeg ik fluisterend en ik keek naar TomTom, die ze nu vrij liet lopen. Toch bleef hij dicht bij zijn vrouwtje en likte wat sneeuw van zijn poten.
Alina glimlachte koppig. ‘Ik wilde niet nog een keer een halfuur in de kou op de genadige heer wachten tot hij me voor een verhoor laat komen.’
‘Dat met Traunstein was geen...’
Op dat moment bleef mijn blik op een omgekeerde roestbruine bloempot rusten, die een paar stappen bij Alina vandaan op het grasveld stond.
De sleutel ligt in de trog.
Ik zakte door mijn knieën en tilde de pot op. Hij liet met een verzadigd smakgeluid van de halfbevroren aardbodem los. Diverse kleine kevertjes die ik in hun nachtrust had gestoord, renden in het donker weg. Toen ontdekte ik het zwarte kunstleren etui. Het woog licht in mijn hand en ik voelde maar één enkele sleutel erin.
gebruik hem...
‘Wat heb je?’
Langzaam, alsof ik onder invloed van sterke verdovende middelen was, liep ik langs Alina heen terug naar de huisdeur.
Ze hield me bij mijn mouw vast en vroeg of ik haar eindelijk wilde vertellen wat ik gevonden had, dus deed ik mijn uiterste best het haar uit te leggen. Mocht ze aan mijn waarnemingen twijfelen, dan liet ze het in elk geval niet merken. Integendeel. Het leek alsof ze gegrepen werd door zin in avontuur toen ik haar van de waarschuwing op de lichtkrant vertelde.
‘Ik kom mee,’ zei ze toen ze hoorde dat ik de sleutel in het slot stak.
Alleen om te proberen of hij past. Ja hoor, Zorbach. En nu? Wat doe je nu, nu je de deur van het slot hebt?
‘Nee, jij blijft hier en je roept hulp als ik over vijf minuten nog niet terugkom,’ zei ik, hoewel ik wist dat Alina niet het type was dat zich door mannen zoals ik de wet laat voorschrijven. Iemand die blind heeft leren fietsen, is niet bang voor donkere huizen.
We hoorden een klik en de deur zwaaide als vanzelf open.
Gebruik hem, je...
‘Hallo?’ riep ik in het donker dat voor me lag.
Niets. Alleen dichte, ondoordringbare, zwarte stilte.
...bent dood...
Goed dan, dacht ik en ik zette mijn mobieltje weer aan om in geval van nood om hulp te kunnen bellen. Toen liep ik, op de voet gevolgd door Alina en TomTom, de voorkamer in.
Het is maar een doodgewone bungalow, die een blinde in haar visioenen heeft gezien. Wat kan me hier binnen nu helemaal gebeuren?