81

Image

(NOG 44 UUR EN 38 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)

TOBIAS TRAUNSTEIN (9 JAAR)

DONKER. ZWART. NEE, NIET ZWART.

Dat is het verkeerde woord.

Het was niet hetzelfde als de lak van papa’s nieuwe auto. Ook niet zoals het vlekkerige donker voor je ogen als je ze opeens sluit. En het was ook niet dat afschuwelijke, schemerige zwart dat hij kende van de nachtwandeling met mevrouw Quandt. Dit was anders. Op een of andere manier dikker. Griezeliger. Alsof hij met open ogen in een olievat was gesprongen.

Tobias sloeg zijn ogen weer op.

Niets.

Het donkere gat om hem heen was nog veel ondoordringbaarder dan het bos rond het vakantiekamp waar ze vorige zomer met de klas waren geweest. Anders dan bij het Postfenn was hier geen maneschijn, noch het schijnsel van zaklantaarns waarmee ze tijdens de vossenjacht midden door het Grunewald de bosweg naar briefjes hadden afgezocht. Hier rook het niet naar aarde, blad en poep van wilde zwijnen en Lea, die huilebalk, hield zijn hand niet vast en kromp ook niet ineen bij ieder geritsel en gekraak. Maar hier was geen geluid dat zijn tweelingzusje bang had kunnen maken. Hier, waar ‘hier’ dan ook mocht zijn, was... níéts.

Niets, behalve zijn grenzeloze angst dat hij verlamd was. Want hoewel hij wist dat het donker geen armen had (net zoals hij van Doktor Hartmann, zijn tekenleraar, wist dat zwart geen kleur was, maar alleen de afwezigheid van licht) voelde hij zich door het zwart in een stevige houdgreep genomen.

Nog steeds wist hij niet of hij stond of lag. Misschien hing hij zelfs voorover. Dat zou de druk op zijn voorhoofd verklaren en waarom hij zich zo uitgeput voelde. Of afgemat, zoals zijn vader altijd zei als hij thuiskwam van zijn werk en mama beval het bad voor hem te laten vollopen.

Toby had nooit durven vragen wat ‘afgemat’ eigenlijk betekende. Papa hield er niet van als zijn kinderen te veel wilden weten. Die les had hij in de vakantie geleerd. Twee jaar geleden, in Italië, toen hij bij het avondeten nog een keer durfde te vragen of caldo werkelijk ‘koud’ betekent. Papa had hem gemaand eindelijk met zijn ellendige vragen op te houden, en mama’s blik had hem moeten waarschuwen de Italiaanse woordenschat van zijn vader liever niet ter discussie te stellen. Maar hij kon de opmerking niet binnenhouden dat dan iedere kraan in het hotel kapot moest zijn. Terwijl er ‘caldo’ op stond, was er alleen warm water uit gekomen. Papa’s hand was uitgeschoten. Na die draai om zijn oren in het restaurant was hij opgehouden met te veel vragen te stellen. Dat bleek nu verdorie een klotevergissing. Nu wist hij niet wat ‘afgemat’ betekende, hij had geen idee waarom hij zo misselijk was en hij kon zich niet meer bewegen. Zijn voeten en hoofd leken in een bankschroef te zitten en zijn armen voelde hij niet meer. Nee, fout. Hij voelde ze alleen nog tot zijn schouders en misschien nog iets daaronder, waar het opeens zo ontzettend kriebelde alsof zijn beste vriendje Kevin prikkeldraad bij hem maakte. Kevin, die opschepper, die eigenlijk Konrad heette, maar iedereen met een pak slaag dreigde die hem met deze ‘homo-naam’ aansprak.

Kevin, Konrad, Kakkebroek...

Alles onder de elleboog, dus datgene wat normaal gesproken altijd links en rechts van hem lag, bungelde of hing, zijn onderarmen, zijn polsen, zijn handen (shit, waar zijn mijn handen?) – verdwenen.

Hij wilde schreeuwen, maar zijn mond was te droog, zoals zijn hele keelholte. Het enige wat hij uitbracht was een armzalig gekraak.

Waarom voel ik geen pijn? Waarom baad ik niet in het bloed, als mijn handen zijn afgesneden? ‘Geamputeerd’ of hoe dat dan ook heet. Shit, heb ik ook al niet gevraagd.

Een bedorven lucht drong in Toby’s neus, zo zoet als ranzige boter, maar lang niet zo doordringend. Het duurde een poosje voor hij besefte dat de bankschroef waarin hij lag, omgeven moest zijn door muren, die zijn slechte adem in zijn gezicht terugsloegen. Nog langer duurde het tot hij tot zijn grenzeloze opluchting zijn handen terugvond. Direct onder zijn rug.

Ik ben geboeid. Nee, ik ben ingeklemd.

Nu buitelden zijn gedachten over elkaar heen.

In elk geval lig ik op mijn armen.

Koortsachtig dacht hij na wat hij het laatst had gedaan voordat hij hier was gekomen. Hier in dit niets. Maar in zijn hoofd klotste alleen een golf van pijn, die zijn geheugen weggespoeld leek te hebben. Het laatste wat hij zich herinnerde, was dat ze ’s avonds in de woonkamer tennis hadden gespeeld met dat idiote computerspel, waarbij je als gekken voor de televisie heen en weer sprong en waarbij Lea altijd won. Toen had mama hen naar bed gebracht. En nu was hij hier. Hier, in dit niets.

Toby slikte en opeens was hij nog veel banger. Zo bang dat hij het stinkende stroompje tussen zijn benen niet opmerkte. De angst levend begraven te zijn speelde klaar wat de benauwdheid van zijn onzichtbare gevangenis niet helemaal was gelukt. Ze verlamde hem.

Toby slikte opnieuw en bedacht dat het donker als een levend wezen was dat je kon vasthouden en dat naar metaal smaakte als je het inslikte.

Hij werd kotsmisselijk, net als toen tijdens die lange autorit, toen hij had willen lezen en papa de pest in kreeg omdat ze moesten stoppen. Hij hield zijn adem in om niet te hoeven overgeven, toen opeens...

Toby liet zijn tong in zijn mond ronddwalen en stootte tegen iets wat er niet hoorde.

Hemel, wat is dat?

Het ding plakte tegen zijn gehemelte als een chipje dat daar zat vastgezogen. Alleen de oppervlakte was vaster, gladder.

En koeler.

Hij liet zijn tong verder over het ding glijden en voelde dat zich steeds meer speeksel verzamelde. Intuïtief ademde hij alleen nog door zijn neus en onderdrukte de toenemende behoefte om te slikken. Net zolang tot het ding zich met een zwak zuchtje van zijn verhemelte losmaakte en op zijn tong viel.

En toen wist hij het. Ook al kon Toby zich niet herinneren hoe hij hier was gekomen, wie hem had weggesleept en verstopt en waarom hij hier gevangen werd gehouden, ook al had hij niet het geringste idee wat dat donkere niets om hem heen was, dit ene raadsel had hij tenminste opgelost.

Een munt.

Voordat Tobias Traunstein in de donkerste verstopplaats van de wereld was gegooid, had iemand een munt in zijn mond gestopt.

De ogenverzamelaar
cover.xml
halftitle.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
dedication.xhtml
frontmatter.xhtml
frontmatter01.xhtml
frontmatter02.xhtml
chapter01.xhtml
chapter02.xhtml
chapter03.xhtml
chapter04.xhtml
chapter05.xhtml
chapter06.xhtml
chapter07.xhtml
chapter08.xhtml
chapter09.xhtml
chapter10.xhtml
chapter11.xhtml
chapter12.xhtml
chapter13.xhtml
chapter14.xhtml
chapter15.xhtml
chapter16.xhtml
chapter17.xhtml
chapter18.xhtml
chapter19.xhtml
chapter20.xhtml
chapter21.xhtml
chapter22.xhtml
chapter23.xhtml
chapter24.xhtml
chapter25.xhtml
chapter26.xhtml
chapter27.xhtml
chapter28.xhtml
chapter29.xhtml
chapter30.xhtml
chapter31.xhtml
chapter32.xhtml
chapter33.xhtml
chapter34.xhtml
chapter35.xhtml
chapter36.xhtml
chapter37.xhtml
chapter38.xhtml
chapter39.xhtml
chapter40.xhtml
chapter41.xhtml
part01.xhtml
chapter42.xhtml
chapter43.xhtml
chapter44.xhtml
chapter45.xhtml
chapter46.xhtml
chapter47.xhtml
chapter48.xhtml
chapter49.xhtml
chapter50.xhtml
chapter51.xhtml
chapter52.xhtml
chapter53.xhtml
chapter54.xhtml
chapter55.xhtml
chapter56.xhtml
chapter57.xhtml
chapter58.xhtml
chapter59.xhtml
chapter60.xhtml
chapter61.xhtml
part02.xhtml
chapter62.xhtml
chapter63.xhtml
chapter64.xhtml
chapter65.xhtml
chapter66.xhtml
chapter67.xhtml
chapter68.xhtml
chapter69.xhtml
chapter70.xhtml
chapter71.xhtml
chapter72.xhtml
chapter73.xhtml
chapter74.xhtml
chapter75.xhtml
chapter76.xhtml
chapter77.xhtml
chapter78.xhtml
chapter79.xhtml
chapter80.xhtml
chapter81.xhtml
chapter82.xhtml
chapter83.xhtml
part03.xhtml
backmatter01.xhtml
backmatter02.xhtml
backmatter03.xhtml