7

 

 

Als het de taak van de roman is, te ontdekken wat alleen de roman ontdekken kan, zoals Hermann Broch stelde, dan mag Cervantes met recht een pionier heten. Want naast alle andere kwaliteiten die dit boek tot een meesterwerk maken heeft het ook nog de kwaliteit, dat het het lezen van romans op een buitengewoon meeslepende en geestige manier aan de orde stelt.

 

Don Quichot is een lezer - dat is een van de intrigerendste aspecten van zijn persoonlijkheid. Het boek behelst de geschiedenis van een hartstochtelijk romanlezer, en dat maakt de kostelijke avonturen van de ridder van de Droevige Figuur ook tot een spiegel van je eigen leesavonturen.

 

Want wat is dat eigenlijk: lezen?

 

Walter Benjamin heeft het ooit een ‘eminent telepathischer Vorgang’ genoemd, en dat is in zoverre treffend dat door het lezen een contact tot stand komt tussen schrijver en lezer dat elke ruimtelijke afstand, en zelfs elke afstand in tijd, moeiteloos overbrugt. Wie leest - en dat geldt bij uitstek voor een romanlezer - beweegt zich in een imaginaire ruimte waarin de normale wetten van tijd en ruimte opgeheven lijken. Door de letters en de woorden heen zie je en hoor je dingen die er niet zijn - stemmen en gestalten van mensen die al eeuwen dood zijn, of zelfs nooit bestaan hebben; landschappen, steden - een wereld waarin de onwaarschijnlijkste dingen kunnen gebeuren. Een mens kan in een boom of een kever veranderen, een neus gaat zelfstandig op stap en beleeft de krankzinnigste avonturen, en de lezer gelooft het voor de duur van zijn lectuur maar al te graag, want het lezen schenkt hem een onvervangbare vorm van vrijheid: in een boek, in de wereld van de woorden, kan alles - niets is uitgesloten. Lezen is, kortom, een milde vorm van betovering.

 

En wat voor het lezen (en het schrijven) van verhalen geldt, gold al veel langer voor het vertellen en beluisteren van een verhaal: het is misschien wel de oudste vorm van geestelijke activiteit, en het eigenaardige ervan is dat het zich weliswaar hier en nu afspeelt, maar dat het je tegelijkertijd verplaatst in een andere wereld.

 

Dit vermogen tot transcenderen (want dat is het: het overschrijden van je eigen grenzen in ruimte en tijd, het vertoeven in een imaginaire wereld) is ongetwijfeld het wonderlijkste vermogen waarover mensen beschikken. Het is het vermogen om van jezelf te verschillen en de fysieke beperkingen van ruimte en tijd op te heffen - in taal.

 

Dat aan dat vermogen oorspronkelijk een magische kracht werd toegekend, en een religieuze betekenis, ligt voor de hand. Het verhaal in zijn oudste vorm, de mythe, genoot de onaantastbare autoriteit van een openbaring, en het vertellen, of beter: het reciteren ervan was dan ook een sacrale, rituele handeling. En een collectieve aangelegenheid.

 

In de mythe was de transcendente ruimte van het verhaal het domein van ‘hogere machten’ - gestorven voorouders, goden of demonen - en die wereld werd als absoluut reëel ervaren omdat ze werd begrepen als de oorsprong (en derhalve de oorzaak en de verklaring) van de actuele wereld waarin men leefde. In mythische tijden bezat het verhaal dus in wezen een hoger werkelijkheidsgehalte dan de feitelijke realiteit, want die laatste werd eruit afgeleid en erdoor gelegitimeerd. (En voorzover onze verklaringen nog altijd de causale structuur van een verhaal bezitten is dat eigenlijk nog steeds zo...)

 

Het kon ook haast niet anders of men moest, al redenerend over die heilige verhalen, tot de conclusie komen dat er een andere, ‘hogere’, ‘transcendente’ wereld bestond, en zo ontstonden uit dat geloof in heilige verhalen alle religies. Maar daar is het gelukkig niet bij gebleven. Naarmate men wat vertrouwder werd met dat wonderlijke vermogen tot transcenderen, werd het heilige ook minder heilig en kreeg het vertellen van verhalen ook andere functies.

 

Nadat vervolgens het schrift was uitgevonden, en ook dat zijn vreeswekkende heiligheid door gewenning een beetje was kwijtgeraakt, kwam langzamerhand de literatuur in zicht. En literatuur, zo bleek al bij de Grieken, verlangt weliswaar geloof, maar geen onvoorwaardelijk geloof: in de literatuur krijgt het transcenderen geleidelijk aan de trekken van een spel.

 

Er is, kortom, veel voor te zeggen, de geschiedenis van het vertellen (en in het verlengde daarvan: die van het lezen en schrijven) te interpreteren als een uiterst geleidelijk proces van verkenning en verovering van de transcendente ruimte van het verhaal. Ofwel: de transcendente ruimte van wat ik bij gebrek aan een beter woord maar ‘de menselijke geest’ zal noemen. Beetje bij beetje zie je dan ook goden en demonen het veld ruimen en plaatsmaken voor de menselijke hoofdpersoon. (Zo komt die geest ten slotte toch terecht waar hij thuishoort.)

 

De verovering en toe-eigening van die transcendentie is dus een verovering en toe-eigening van de eigen geestelijke vermogens. In die zin is de geschiedenis van de literatuur niets anders dan een emancipatieproces: een langdurige leerschool waarin sidderende gelovigen langzaam worden omgeschoold tot leergierige lezers. Lezers die hun geloof in goden en demonen leren herkennen als een geloof, en het vervolgens leren hanteren als een experimenteel vermogen.

 

Zo voltrok zich een geleidelijke individualisering en mobilisering van dat vermogen tot transcenderen. Een proces dat nog eens versneld werd met de uitvinding van de boekdrukkunst en de alfabetisering van de massa’s: op die manier werd ten slotte uit de moeder van het verplichtende, collectieve geloof het spel van de vrije geest geboren.

 

Geen wonder dat die geest zich bij tijd en wijle ook behoorlijk overschatte. Hij is maar al te zeer geneigd, te vergeten dat hij uit de leerschool van het verhaal voortkwam, en het heeft lang geduurd voordat filosofen wilden inzien dat de kernproblemen van hun discipline te herleiden zijn tot dat transcenderende karakter van de taal. Want of een mens nu over de wereld nadenkt in streng afgebakende begrippen, of zich laat leiden door zijn verbeelding - dat alles speelt zich onveranderlijk af in die transcendente, imaginaire ruimte die hij zelf schept. En heilig of profaan, de handeling van het actualiseren van een imaginaire wereld, het zich verplaatsen in een wereld van woorden en betekenissen, blijft dezelfde. De verleiding om die wereld te verwarren met de materiële wereld blijft groot. Die verwarring is misschien zelfs onvermijdelijk. Want hoe je het ook wendt of keert - wie denkt, transcendeert: zelfs de radicaalste scepticus hanteert de illusies die hij verwerpt; ook hij kan niet buiten zijn geloof in betekenissen. Daarom is Don Quichot minder gek dan hij lijkt.

 

Het is de verdienste van de literatuur dat ze van dat geloof een licht geloof heeft weten te maken, het spel van een wendbare geest die de zwaartekracht van de heilige overtuiging weet op te heffen met twijfel en ironie. Een manier om axioma’s om te zetten in hypothesen. En dus een manier om na te denken over de werkelijke wereld. Een vorm van receptiviteit die openstaat voor de meest gedurfde en de meest onwaarschijnlijke hypothesen - niet om zich eraan te onderwerpen, maar om ermee te spelen en er spelenderwijs inzicht aan te ontlenen.

 

 

Zo is de geschiedenis van de literatuur, en van het lezen, dus een avontuur waarin de lezer inderdaad de rol van de held speelt. Een millennialange traditie van zangers, dichters en vertellers heeft dat oorspronkelijke geloof in de werkelijkheid van het vertelde beetje bij beetje van zijn heiligheid en absoluutheid ontdaan, tot daaruit ten langen leste het verlichte geloof van de verbeelding is ontstaan.

 

In die traditie ontdekte Cervantes op zijn beurt in de roman een ideaal instrument om zichtbaar te maken hoe dat werkt, en hoe ingewikkeld het is om tussen die transcendente wereld van betekenissen en de materiële van de feiten het juiste evenwicht te vinden.

 

Dat was hij natuurlijk helemaal niet van plan, maar zijn geniale inval om een verstokte lezer tot held van zijn roman te maken voerde hem ver voorbij zijn aanvankelijke bedoelingen. In die leerschool van de literatuur, zo zou je kunnen zeggen, is Alonso Quijano, alias Don Quichot, typisch een lezer die nog de nodige moeite heeft met de omscholing van zijn nobele geest. Zijn geloof heeft zich nog niet ontworsteld aan de goedgelovigheid: hij is een al te goedgelovige lezer die de wonderbaarlijke avonturen van Amadis van Gallië, Roland, Palmerijn van Olijven en menige andere fabuleuze ridder zeer serieus neemt. Hardnekkig blijft hij de transcendente wereld van zijn ridderlectuur projecteren op de realiteit van het zestiende-eeuwse Spanje. Dat levert niet alleen een buitengewoon geestig, maar ook een heel instructief verhaal op. Wie deze verdwaalde lezer op zijn tochten volgt, voelt zijn eigen geloof in de werkelijkheid licht en beweeglijk worden.
De Jacht Op Proteus
titlepage.xhtml
proteus(800x600)_split_0.htm
proteus(800x600)_split_1.htm
proteus(800x600)_split_2.htm
proteus(800x600)_split_3.htm
proteus(800x600)_split_4.htm
proteus(800x600)_split_5.htm
proteus(800x600)_split_6.htm
proteus(800x600)_split_7.htm
proteus(800x600)_split_8.htm
proteus(800x600)_split_9.htm
proteus(800x600)_split_10.htm
proteus(800x600)_split_11.htm
proteus(800x600)_split_12.htm
proteus(800x600)_split_13.htm
proteus(800x600)_split_14.htm
proteus(800x600)_split_15.htm
proteus(800x600)_split_16.htm
proteus(800x600)_split_17.htm
proteus(800x600)_split_18.htm
proteus(800x600)_split_19.htm
proteus(800x600)_split_20.htm
proteus(800x600)_split_21.htm
proteus(800x600)_split_22.htm
proteus(800x600)_split_23.htm
proteus(800x600)_split_24.htm
proteus(800x600)_split_25.htm
proteus(800x600)_split_26.htm
proteus(800x600)_split_27.htm
proteus(800x600)_split_28.htm
proteus(800x600)_split_29.htm
proteus(800x600)_split_30.htm
proteus(800x600)_split_31.htm
proteus(800x600)_split_32.htm
proteus(800x600)_split_33.htm
proteus(800x600)_split_34.htm
proteus(800x600)_split_35.htm
proteus(800x600)_split_36.htm
proteus(800x600)_split_37.htm
proteus(800x600)_split_38.htm
proteus(800x600)_split_39.htm
proteus(800x600)_split_40.htm
proteus(800x600)_split_41.htm
proteus(800x600)_split_42.htm
proteus(800x600)_split_43.htm
proteus(800x600)_split_44.htm
proteus(800x600)_split_45.htm
proteus(800x600)_split_46.htm
proteus(800x600)_split_47.htm
proteus(800x600)_split_48.htm
proteus(800x600)_split_49.htm
proteus(800x600)_split_50.htm
proteus(800x600)_split_51.htm
proteus(800x600)_split_52.htm
proteus(800x600)_split_53.htm
proteus(800x600)_split_54.htm
proteus(800x600)_split_55.htm
proteus(800x600)_split_56.htm
proteus(800x600)_split_57.htm
proteus(800x600)_split_58.htm
proteus(800x600)_split_59.htm
proteus(800x600)_split_60.htm
proteus(800x600)_split_61.htm
proteus(800x600)_split_62.htm
proteus(800x600)_split_63.htm